Zeven sterren

Van waar ik zit, heb ik een onbelemmerd uitzicht op een groepje kinderen dat, in de cirkel die de groep vormt, met een puppy van een wollig ras hondje speelt. Het beestje is de overdaad aan aandacht waarschijnlijk allang zat, want het probeert steeds opnieuw door de kindermuur te breken, weg uit deze onmenselijke gevangenis. Soms kijkt het zielig schuin omhoog in de hoop medelijden op te wekken bij zijn jonge cipiers, dan weer probeert het door grommend zijn tanden te ontbloten de roedel te intimideren. Bijt ‘m dan in z’n oor, moedig ik het dier zachtjes aan.

 Een jonge vader redt de hond bijna uit zijn benarde positie door met uitsluitend aandacht voor zijn eigen dochtertje – het lijkt me tenminste een meisjesjurk/doekje/rok/lap/zwempak of iets dergelijks dat het kind draagt, maar het is niet onmogelijk dat er toch een jongentje in de verpakking zit – achterwaarts de kring binnen te struikelen. Met zijn slungelachtige acrobatiek doet de man mij even denken aan de docent Natuurkunde die ik in de tweede of derde klas van de middelbare school had. Die was ook zo lang en mager en de enige keer dat ik hem met een kinderwagen heb gezien, hing hij er meer met zijn hoofd in en om dan dat hij braaf duwend achter de kar liep. Hij staarde de baby met grote verwonderde ogen aan, alsof hij niet kon geloven dat hij al die tijdseenheden echte materie van vlees en bloed met snelheid v meter per seconde over m meter afstand verplaatste, tot frustratie van de wrijvingskracht die hem probeerde af te remmen en daarmee de temperatuur in de wagen minstens een graad Celsius deed stijgen. Wie heeft de wetenschappelijke formule voor dit biologische mirakel uitgedacht. Dit druist in tegen alle wetten van oorzaak en gevolg. Actie is reactie, jawel, maar aan welke actie heb ik me overgegeven om deze groteske reactie over me af te roepen. Het zal me vast niet lukken dit experiment in een laboratorium te herhalen.

 Langzaam wordt het drukker op het kunstmatige strandje. Links naast mij probeert een echtpaar op leeftijd al fietsend het mulle zand te doorkruisen. Ze komen nog geen wiellengte ver. Als ze niet onder de bomen plaats willen nemen, snap ik toch niet waarom ze het hazenpad kiezen. De weg nog geen twintig meter links van hen loopt rechtstreeks naar de boulevard met drankgelegenheden en eettentjes. Uitslovers op leeftijd dus.

 De herrie achter me komt van twee ijsverkopers, waarvan er een op een echt ouderwetse gietijzeren ijscokar fietst. De ijsmuts op spierkracht vindt gemotoriseerde concurrentie niet eerlijk en dat laat hij iedereen weten die het wil – of niet wil – horen. De motormuis piekert er echter niet over zijn vriesvakken uit te zetten. Ook op de eis van de ijscofiets dat deze laatste dan als eerste zijn waren mag verkopen om het tegen smelten te behoeden, gaat hij niet in. Ze ruziën verder terwijl ieder de helft van een groep kinderen van hoorntjes voorziet.

 Ook de hond is er druk mee. Wild zwaait zijn kopje heen en weer om wat achter het hek gebeurt goed te kunnen volgen. Hij rent van links naar rechts om het konijn te vangen. En heus waar, hij geeft het echt weer terug als hij het eenmaal doodgebeten heeft, maar laat hem nou even. Er blijft toch niets van over als je het steeds met een grote plank naar de andere kant van het net slaat? Zonde van het konijntje, daar wordt het vlees echt niet lekkerder van. Laat mij nou even, ik zal het lekker mals zal knagen. Voor jullie natuurlijk, zelf heb ik mijn brokken.

 Hij laat zijn tanden nog eens zien, maar dat levert hem slechts een Ah, wat schattig op van een paar chihuahua’s met koeltas die in zijn buurt op een handdoek zijn neergestreken. Ze hebben ieder een soort strooien hoed op en ik denk dat ze met hun hoofd uit het raam van een rijdende trein hebben gehangen. De voorkant van het stro is namelijk versierd met wilde bloemen, stukken vlinder en te pletter geslagen insecten.

 Terwijl het konijn opnieuw geserveerd wordt, spitst de hond een ogenblik zijn oren. Als hij een hese, blikkerige stem bevelen hoort uitdelen, zet hij het op een lopen. Hoewel hij geen schuld heeft aan het gebeurde, het jongetje heeft zijn vinger zelf in de hondenbek gestopt, lijkt het hem verstandiger te wachten tot het bloeden helemaal gestopt is en de aanwezigheid van pleister of verband eerder als stoer dan als pijnlijk ervaren wordt, alvorens de confrontatie aan te gaan. Bij de waterplas houdt de hond even in, twijfelt, springt met zijn gehele loopvermogen in het centimeterdiepe modderplasje en maakt een zo scherpe u-bocht over de klinkerbestrating dat medeklinkers van schrik aan de kant stuiven.

De beste verdediging is de aanval. Hij vliegt op de witte rok van de gebeten moeder af als een stier op zijn geliefde toreador, klaar om het eind van het gevecht samen te vieren. De hond, verfomfaaid door het modderbad heeft de lachers op zijn hand. Om zijn rol als publiekslieveling waar te kunnen maken en niet als zwerfhond bij zijn fans over te komen, schudt hij zich eens lekker uit. Daarmee wint hij het met een knock-out in de eerste ronde van de eens witte rok, maar de man die achter die lap schuilgaat, pakt hem zo strak bij zijn nekvel dat hij geen adem meer kan halen en de handdoek in de ring moet gooien.

 Zo verstrijkt de tijd. En paar zakenlieden komen langs om zich te oriënteren op de locatie. Het zou de ideale plaats kunnen zijn voor een luxe hotel uit hun keten, maar dan moet er eerst stevig gepraat worden met een paar spoorwegmaatschappijen. De gasten blijven weg als ze weten dat er elke vijf minuten een trein over hun balkon raast. Korte reizigerstreinen zijn in de folder nog enigszins te verbloemen, maar de zaak ketst af op het aantal goederentreinen dat ’s nachts passeert. De eigenaar van de grond lijkt er niet echt mee te zitten. Zijn volgende potentiële koper, een begrafenisondernemer in stemmig zwart, staat al klaar om een proefboring te doen.

 Er wordt een zwembad aangelegd, maar als er eindelijk goed en wel water in staat, wordt het vanwege een nieuwe bezuinigingsronde weer gesloopt. Er komt een schaatsbaan voor in de plaats. Als er goed en wel water op de baan staat, blijkt de architect geen rekening gehouden te hebben met een ijsmachine. De gemeente stelt voor de muur aan de noordzijde van het complex daarvoor open te breken, maar dit stuit op bezwaren van de aannemer. In die muur zit de as van zijn onverwacht overleden maîtresse verwerkt. Het is volgens hem onmogelijk die muur neer te halen zonder argwaan te wekken bij bepaalde instanties. Na een slepend juridisch gevecht worden er uiteindelijk studenten in het splinternieuwe, half uit marmer opgetrokken gebouw gehuisvest.

* * *

Dan breekt de dag aan. Uitgeput en ontredderd steekt de zon aarzelend haar gezicht boven het maaiveld. Ze heeft zich vreselijk verbrand en loopt wankelend naar de deur van het dichtstbijzijnde huis. Ook aan de andere kant gaat een portier open en dicht. De bloes van instructeur is doorweekt, maar aan opgeven heeft hij geen moment gedacht. Hij tikt een keer vriendelijk met zijn wijsvinger tegen zijn slaap als dank voor mijn geduld. Ach, gebaar ik, het is niets. Die bijzondere verrichten gaan niet iedere leerling even gemakkelijk af. Daar zijn rijlessen toch voor, nietwaar? Ik heb het ook moeten leren en je moet een ander ook iets gunnen.

 Ik start de motor en rijd het laatste stukje achter de lesauto aan. Natuurlijk, ik was ook een tikje geïrriteerd toen hij vlak voor mijn neus besloot zijn leerlinge nog even te laten oefenen in het keren op de smalle weg. Maar dat gevoel smolt als sneeuw voor de zon toen ik de naam van zijn rijschool zag. Lukt het elders niet met vleien, schelden, stampen, janken en dreinen, hier komt het op een doordeweekse middag, in een willekeurige straat doodgewoon uit de lucht vallen. Op de kop af vijf jaar geleden gebruikte ik voor een NS-column het oude verhaal over de eigenaar van restaurant De Zevenster. Deze klaagde bij een wijze over het gebrek aan gasten. De wijze adviseerde hem de naam van het familierestaurant te veranderen in De Vijf Klokken en er zes boven de deur te hangen. Dat bleek een geweldige vondst, want iedere passant die even binnen kwam om de fout te melden, bleef er eten.

Op magische wijze krijgt mijn eerste lustrum als columnist nu toch nog gestalte. En hoe! Het is autorijschool De 7 Sterren die mij even helemaal tot stilstand brengt. Met zeven sterren als zegel sluit de ring van vijf jaar columns zich rondom mij. Een perfecte cirkel van verhalen, een onschendbaar verbond. Een ring is immers oneindig, een ring betekent trouw. Een ring betekent trouw blijven aan jezelf. Deze gebeurtenis, die ik geen toeval wil noemen, stelt me mentaal in staat op de ingeslagen weg verder te gaan. De tijd van verhaaltjes verzinnen is voorbij. Ik hoef ze niet langer te zoeken, ze vinden mij en schenken mij hun vertrouwen gehoord te worden. Ik zal ze niet teleurstellen. Dat zal ik de rijschool trouwens ook niet, want mocht het aantal leerlingen ooit tot beneden een kritiek punt dalen, dan zal ik de rijschoolhouder een ijzersterke tip geven. Monteer tegen die tijd maar vast zes klokken op het dak…