Zoutloos

Van het weblog Wakkers Gedichten:

Ik heb echt álles over, om mee te groeien!

Chinees verkoopt nier om telefoon te kunnen kopen

“Ik heb mijn hersenen verkocht
mijn computer had te weinig geheugen
om Angy Birds te kunnen downloaden!”

Angry Birds

Mijn reactie:

Hersenspoeling

Die ga ik rondtwitteren, angry of niet.
Ze vragen weleens: waar zou jij je rechterhand voor in het vuur durven steken? Een vreemde vraag, mijn rechterhand heeft het vuur net aangestoken en alleen mijn rechterhand kan het brandend houden.
Mijn linkerhand? Nee, ik wil mijn politieke kleur aan niemand opdringen.
Rechtervoet dan? Nee, daar zit al teveel littekenweefsel, dat geneest niet mooi.
Links? Dan heb ik geen poot meer om op te staan.
Hersenen? Nee, mijn intelectuele eigendommen zijn al geclaimd door overheid, bekende merken, mediagiganten en en andere schimmige organisaties.
Aan mijn ruggegraat heb je niets, die is al zo vaak gespalkt dat ik niet meer kan buigen.
Hart dan? Alleen te ruilen tegen een heel speciale ganzenveer uit het oude Egypte, maar dat is een lang verhaal.
Lever? Zeker niet, daar heb ik nog teveel op.
Milt? Heb ik niet, ik ben mild.
Alvleesklier? Heb ik opgegeten om als vegetariër, zonder een dier te doden, toch een keer de smaak van onderworpen vlees te kunnen proeven.
Longen? Zinloos, ik rook niet maar de lucht die ik inadem is allesbehalve zuiver. Velen weten van het gif, maar niemand durft het bij naam te noemen.
Een litertje bloed wil ik nog wel geven. Maar pas op, het kookt.

Blijven alleen mijn nieren over. Weet je wat, neem ze maar alletwee. Het is allemaal zo zoutloos vandaag de dag, dat ik ze niet meer nodig heb.

Orgaandiefstal door het Israëlisch leger.

Magische Muizenval

Ik begin ontwenningsverschijnselen te krijgen. Al vier dagen geen telefoon gehad. Niet één keer ‘Met de Bijsturing’ in mijn oor horen fluisteren. Geen enkel verzoek om de auto te lenen en niemand die een lift nodig had;
‘Ga jij vanavond heel toevallig richting Guttecoven? Kan ik dan meerijden?’
‘Nou, het moet inderdaad wel heel toevallig zijn als ik naar Guttecoven ga, want ik heb geen idee waar het ligt.’

Ik heb zelf ook al vier dagen niet gebeld. Dat kan ook vier weken zijn. Ik ben geen beller. Ik houd niet van bellen. Al helemaal niet met zo’n oortje. Dan denk je dat iemand tegen jou aan het praten is. Hij of zij stelt een vraag. Je geeft keurig antwoord. Met grootse gebaren wijs je hem of haar de weg. De persoon in kwestie kijkt je wat meewarig aan, stelt een vraag die werkelijk helemaal niets met de eerste te maken heeft. Je begint harder te praten, misschien is de ongelukkige een beetje doof. Schreeuwen dan maar. Met je handen rond zijn of haar – hopelijk gewassen – oor. Het slachtoffer vlucht geschrokken onder je handen vandaan, haalt het dopje uit zijn oor , pakt met zijn andere hand de telefoon en zegt:
‘Sorry hoor, maar er staat hier één of andere gek in mijn oor te schreeuwen. Het laatste dat je gezegd hebt, heb ik helemaal niet verstaan.’ Daarbij kijkt de telefoonterrorist je ook nog gemeen beschuldigend aan. Ik beantwoord dus geen vragen meer.

Of in de supermarkt, je kent ze vast wel. Mensen die bij elk product dat ze uit het schap pakken, even moeten bellen. ‘Ja hallo, met mij. Zeg jij hebt product A op je lijstje staan, maar product B is tweede voor de halve prijs. Zal ik er twee van B meenemen? Hoe duur product A is? Wat doet er dat nou toe, dat is geen aanbieding. Nou, twee van fles A is twee euro vijftig, twee van B – even rekenen hoor – dat is twee euro plus de helft van twee euro, samen drie euro. Jawel, dan is twee van A nog steeds goedkoper, maar dat is toch geen aanbieding? Nou, dan heb je toch geen voordeel?’

Nee, ik heb een hekel aan telefoons. Altijd al gehad. Als je mij per se wilt bellen, kun je het beste een uurtje tevoren een e-mail sturen met de mededeling dat je me op dat en dat tijdstip gaat bellen. Dan is de kans vrij groot dat ik opneem. Tenzij ik dat mailtje niet gelezen heb, natuurlijk. Of ik moet een bekend nummer op het scherm van de telefoon zien. Dan bel ik je later wel terug. Als het uitkomt. Vaak maanden later, maar ik vergeet je niet. Dat is dan weer mijn pech.

Van al deze perikelen had ik nu geen last. Ik was lekker thuis aan het werk met wetenschappelijke experimenten aangaande kunstmatige intelligentie in het dierenrijk. Ofwel gerobotiseerde geleedpotigen. Meer kan ik daar nu niet over vertellen. Top Secret!

Ondertussen werd er wel veel gemaild. Normaal vind ik dat niet erg, maar nu zaten er nogal wat verwarrende mails tussen die om een onmiddellijk antwoord schreeuwden. En niet alleen snel, maar ook zorgvuldig. Er zaten diverse mails bij waarvan elke letter gewogen zou worden. Daarbij wreef ik geregeld door mijn ogen of liet ik mijn blik een rondje door de kamer dwalen. Zo viel mijn oog op een stapeltje rekeningen. Die had ik natuurlijk bewust verstopt, zodat ik ze pas na weken weer zou vinden en betalen. Of opnieuw verstoppen, afhankelijk van G.B.J. Hiltermann’s financiële toestand in mijn wereld. Maar deze acceptgiro’s waren al op 12 januari verzonden. Betalen binnen dertig dagen, dat was – één dag smokkelen – 12 februari, twee weken geleden. Ach, ik kon nog gemakkelijk wachten op de eerste aanmaning, maar die kwam dan vast in mijn vakantie en dan belandden de rekeningen waarschijnlijk opnieuw ergens op een vergeetstapel. Of per ongeluk in de kattenbak of hamsterkooi, als alternatieve maar zeer effectieve papierversnipperaar.

Apple's Magic Mouse

Ik besloot ze maar meteen te betalen. Als je al die onbetaalde rekeningen pas terugvindt op het moment dat je vakantiegeld wordt uitbetaald, zak je ook zo in een depressie. Met één beweging veegde ik alle nog te beantwoorden e-mails aan de kant – dat kan met een Apple – en opende de website voor elektronisch bankieren. Hé, er was geen storing bij ING, een tegenvaller. Nadat ik alles had ingevoerd en gecontroleerd, drukte ik op betalen. Nu werd er een zescijferige code, vermomd als SMS, naar mij toegestuurd. Even invullen om de betaling te bevestigen, en ik was weer een stuk minder rijk. Eigenlijk zakte ik dieper in het rood, maar dat klinkt zo negatief.

Ik wachtte een paar minuten op het kling-geluidje van mijn telefoon. Geen kling te horen. Toch een storing bij ING? Mijn oren probeerden mij te bedriegen door een soort pling door de gang te laten echoën. Maar een pling is geen kling en bovendien hing mijn telefoon in een tasje aan mijn riem. Wat hoorde ik dan op de gang?

Ik liep mijn kamer uit, naar de kapstok. Ik tastte wat rond in mijn jaszak omdat die van binnenuit zwak verlicht werd. Hé, hoe kon dat nu: mijn telefoon. Vier voicemailberichten, twaalf gemiste oproepen, achttien nieuwe berichten. Wat had ik dan al die dagen aan mijn riem hangen. Heel voorzichtig maakte ik het tasje los. Voor je het weet maak je een slapende ratelslang wakker. Heel onverstandig, heb ik op National Geographic gezien. Ik pakte het nog ongebruikte koksmes uit zijn houten blok en hief het in de lucht, klaar om vooral mezelf te verwonden. Zo voorzichtig mogelijk trok ik aan het strookje klittenband van de sluiting. Van de herrie sprong de kat in de gordijnen, maar de ratelslang verroerde geen vin. Ik hield het zakje schuin om de inhoud op de tafel te laten glijden. Wat bleek het tot mijn verbazing te bevatten? Een muis!

Een geavanceerde muis, dat wel. Apple noemt het een draadloze Magic Mouse. Een superieur apparaat door alle vingerbewegingen waar hij op reageert. Als je ze ten minste goed reproduceert. Vingerbewegingen die ik niet kan onthouden, waardoor er weinig magie aan de muis kleeft. Ik had dus vier dagen met een computermuis als telefoon rondgelopen. Gelukkig is hij geen enkele keer overgegaan, want dan sta je toch mooi voor gek. Maar zeg nou zelf, van een magische muis – zeker die van Apple – mag je toch op z’n minst verwachten dat je ermee kunt bellen?