Als elke seconde telt…

 

Amber Alert

Een donker zoemertje met fonkelende belletjes. Zo klinkt het twee keer kort achter elkaar. Even is stil, dan klinkt het geluid nogmaals; twee keer kort achter elkaar. Het is lang geleden dat ik het gehoord heb, maar ik weet weer wat het is: Amber Alert! Waakzaamheid is geboden, nu telt elke seconde. In de eerste minuten is de kans dat het gevonden wordt het grootste. Vandaar dat NS aan het alarmeringssysteem deelneemt. Onze ogen en oren bevinden zich immers overal. Te land, ter zee en in  cyberspace.

Terwijl ik met 140 kilometer per uur over het spoor snel… Hobbel…  Snelhobbel, speur ik naar opvallende signalen. Mannen, hun hoofd diep wegstopt in wollen kragen, die een onwelwillend kind voor zich uit duwen. Verdacht. Het is bijna dertig gradenidioot!

 Een vieze ouwe man met een kleuter achterop de fiets. Zeer dubieus.
Die pastoor is het! Natuurlijk, dat kan niet anders! Ik trek de remhendel fel naar achter en pak de hoorn van de GSM-r in mijn hand. Ik oefen even in mezelf en leg zonder te bellen weer neer. Misschien handig als ik eerst even kijk wie er vermist wordt en waar. Op z’n minst moet ik weten of het een jongen of meisje is.

    Het duurt een paar seconden voor het scherm van mijn Railpocket – elektronische nietsnut – oplicht. Dan hoor ik een stemmetje smeken: ‘Doe alsjeblieft een WIFI update, alsjeblieft. Een WIFI update.’
‘Uh, ja natuurlijk, stamel ik. WIFI, even denken…’ Ik kijk de cabine rond en inderdaad bevindt zich bij de deur het WIFI teken. Gedurende een minuut of tien laat ik een vrolijk gekleurd wieltje draaien. Het werkt enigszins hypnotiserend, verder gebeurt er niets. Het was natuurlijk handig geweest, maar in deze trein bevindt zich blijkbaar geen Railpocket WIFI.
‘Doe een WIFI update, alsjeblieft? Alsjeblieft, alsjeblieft. WIFI update?’
‘Ja, ik doe een update zodra ik kan, goed? In Eindhoven gaat het lukken.’

 Ik voel me bijna schuldig. Een aantal jaren geleden kregen we een handcomputertje met WIFI-verbinding. Omdat het nu mogelijk was je overal op het station in dienst te melden en gegevens op te vragen, werd de voorbereidingstijd op een dienst teruggebracht van twintig naar tien minuten. Dat ‘overal verbinding’ bleek echter een ietsepietsie tikkeltje overdreven. Er was verbinding boven in het personeelsverblijf, mits je ongeveer een meter van de zijmuur bleef, niet recht onder de airco ging staan en je lichaam zo min mogelijk bewoog gedurende de verbindingstijd. Dit alles binnen een straal van vijf meter rond de WIFI-antenne en maximaal één persoon tegelijk. Dat liep niet echt lekker. Soms verschenen er wel tien personeelsleden tegelijk in het verblijf. Voordat die allemaal de update, upgrade, soft reset en startprocedure hadden doorlopen…

Dus werd de WIFI-dekking van twintig vierkante meter uitgebreid met een drietal WIFI-versterkers bij de … – hoe ironisch – liften! Ook daar was het een kwestie van goed je signaal meten en apparaat stilhouden, drie keer restten, twee keer vloeken, eenmaal updaten en hopen dat er leesbare tekens uit het ronde kastje boven de lift stroomden.

Ik moest nu proberen de kop van de trein precies voor de deuren van de lift te krijgen.
‘Doe nou toch een WIFI update alsjeblieft. Alsje alsjeblieft, sjeblieft.’
‘Ik doe mijn best maar het wil niet erg. Zie je dit ronde bolletje; dat moet groen worden, maar het blijft rood.’
Even leek het inderdaad te gaan lukken, maar de deuren werden gesloten en we moesten zonder update  verder.
Ik zag het voor me. Het slachtoffertje werd een huis in gesleurd. Helmond? Nee, geen WIFI.
Nu werd het door drie mannen verkracht. Deurne, alleen een privé netwerk.
Benzine! Horst, nee. Hij steekt een sigaret aan.
Sevenum, Blerick en het eind punt Venlo.

Beet!

Mijn Railpocket imiteerde van plezier een staaltje disco. Twee zoemers en een blik belletjes later, las ik dat het vermiste meisje gevonden was en het Amber Alert ingetrokken. Hoewel ik nog steeds niet wist hoe ze eruit zag, proefde ik de smaak van overwinning. Als elke seconde telt, ben ik erbij.

Nog een vermissing: 43 columns van mij worden hier in de zoekresultaten van iNSite genoemd.

Maar als je erop klikt, krijg je een foutmelding.

Om tot de conclusie te komen dat al mijn vrijwiligerswerk, uren van schrijven en schrappen, tot verboden Literatuur is verklaard. Om de inhoud? Nee, niet één manager kent ook maar een letter van de inhoud. De eis mijn werk te vernietigen is puur en alleen bedoeld om macht te tonen. Om mij zo klein te krijgen, dat ik onder een schoenzool vermorzeld kan worden. Dan weten ze niet wie ze voor zich hebben. De waarheid duurt het langst.

Nachtvlinder 2. Eén jaar na zijn dood.

Dreigende wolken in een vriendelijk blauwe lucht

Als ik de meest indrukwekkende gebeurtenis die ik heb meegemaakt op het spoor moet kiezen, dan is dat zonder enige twijfel mijn ontmoeting met de Nachtvlinder. Vijf september 2011, een datum die ik nooit zal vergeten. Vijf september 2012, een woensdag die ik met een lichte rilling begroet. Dat ik hem in Hoofddorp tegen zou komen, stond wel vast. De voorafgaande week had ik zijn familie en vele vrienden al begroet. Vele ex-vrienden vooral, want menigeen was leeggezogen, ingekapseld, opgehangen of gewoon tussen het brood van een nietsvermoedende conducteur of machinist beland. (Zie hier.)

Nachtvlinder

In tegenstelling tot de terugreis vorig jaar, bleef onweer en slagregen op de heenreis uit. Het waaide hard en soms verschenen er donkere wolken, maar het blauw overheerste. In Utrecht leek het heel even te gaan regenen, maar pas in Amsterdam begon de lucht iets onnatuurlijks te krijgen. Wolken die als dieren een verhaal probeerden te vertellen, vlagen wanhoop, woedende luchtlagen en dan weer wat berustende kabbelwolkjes.

Aangekomen op Hoofddorp Opstel, liep ik direct naar het insectenlaboratorium, maar vlak voordat ik de deur opende bedacht ik me en liep naar het hoofdverblijf.
‘Eerst maar even naar de wc, voordat ik straks weer te laat ben.’ Ik schrok een moment toen ik de deur opende, maar ik herkende hem direct. Hij zat in het kozijn van het geopende raam en tikte ritmisch met zijn voet.

  ‘Je probeert me te ontlopen?’ Hij had een opvallend hoge stem voor een… dier waarvan ik niet zou weten wat voor stem die zou hebben.
‘Natuurlijk niet,’ zei ik enigszins beschaamd. Maar in dat hok hangt waarschijnlijk weer geen handdoek of wc-papier.’
‘Die smerige keet vol ongedierte?’
‘Ja,’ floepte ik eruit. Hij begon hard te lachen toen hij mijn ontreddering zag.
‘Geeft niet, was voor mij ook even wennen. Maar hoe vind je me?’ Hij opende zijn vleugels. Een straaltje zonlicht op zijn bruine vacht, brak in duizenden flonkeringen uiteen.
‘Ik kan bijna niet geloven wat ik zie. Je ziet er prachtig uit.’
‘Niet als een smerige, jassen vretende mot?’
‘Als een smerige, jassen vretende Nachtvlinder, corrigeerde ik hem.’ Hij glimlachte.
‘Ik ben niet meer zo streng in de leer,’ zei hij zacht.

  ‘Hoe is het met je wraak?’ Ik keek naar de schitterende bontmantel waar wat houterige poten uitstaken.
‘Opgegeven.’ Hij zei het een beetje teleurgesteld. ‘Ik heb er niets aan, en wie gelooft nou dat regen en onweer door mij veroorzaakt worden. Jullie willen de weermannen ervoor veroordelen, stelletje Neanderthalers. Jullie hebben trouwens deze zomer zo’n puinhoop van het spoor gemaakt, dat mijn wraak niet eens meer op zou vallen. Nee, ik wil een paar mensen helpen.’

 

Hij draaide zich nog wat meer naar mij toe en liep naar de rand van de vensterbank.
Weet je nog wat jij mij vorig jaar beloofd hebt?’
‘Een fiets. Goed merk, geen tweedehands.’ Hij keek verrast. ‘Dacht je dat ik dat vergeten zou zijn?’
‘Ik was er een heel klein beetje bang voor. Maar een heel klein beetje. En ik ben heel blij dat je dat nog weet.’
‘Je gaat me toch zeker niet om een fiets vragen?’
‘Geldt het aanbod niet meer dan?’
‘Ja natuurlijk wel, maar wat moet je ermee.’

‘Het gaat niet om een fiets. Ken je die jongen nog, die een brief aan Rutte heeft geschreven? Die in de krant stond?’
‘Ja, iets met Kalle…’
‘Die heeft de eerste stap gezet. Ik wil dat jij zorgt dat hij ook de tweede zet, en de derde.’
‘Moet ik hem zien te bereiken?’
‘Dat komt vanzelf wel, als je maar denkt aan die fiets die je voor iemand zou kopen, al sterft hij voordat hij de kans krijgt erop te fietsen.’
‘Ik geloof niet dat ik je helemaal begrijp.’
‘Hindert niet, ik laat het je op de terugweg wel zien. Maak er een paar foto’s van, dan komt het wel bij hem terecht. Hij weet wat het is.’
‘Daar heb ik niets mee te maken…’
‘Nee.’ Auw, dat deed zeer.
‘Jij krijgt een andere opdracht.’
‘Jawel mijnheer de keizer, dank u wel.’ Hij genoot zichtbaar van mijn buiging.

 

  ‘Opschieten, anders ben je weer te laat bij je trein.’ Ik draaide me om in de richting van de deur. De Nachtvlinder bleef zitten.
‘Ga je niet mee?’
‘Zie je mij al door het gebouw huppelen? Ik zie je beneden nog even.’ Hij keek me na toen ik de deur opende, maar hij vloog niet weg zolang ik hem kon zien.

  Zo hard ik kon stormde ik de trappen af, bijna dóór de glazen deur naar buiten. Natuurlijk, niets meer te zien. Ik dacht aan die ingezonden brief. Een jongen met een ernstige spierziekte had hem geschreven. ALS Type… weet ik niet. Dodelijk in ieder geval. Een brief die me woedend maakte, maar tegelijk kon ik er ook een beetje om lachen. Ik herkende de stijl. De stijl die niemand waardeert en die me geregeld in de problemen heeft gebracht, maar die zo heerlijk schrijft. Deze jongen was een schaker, maar dit was geen gewoon potje. Deze brief was Battle-chess.

 

 

 

  Op de terugweg naar Eindhoven, toonde mijn Nachtvlinder nog verschillende kunstjes die ik niet begreep. Dat de banken van Amsterdam Zuid het moesten ontgelden, kon ik nog wel begrijpen. Maar ook goud kreeg ik te zien, getallen, vleugels en watervallen die uit de wolken stroomden maar net voordat ze de grond raakten weer oplosten.
‘Ik begrijp het niet,’ riep ik voor me uit. ‘Ben je met me aan het spelen of zo?’

Op dat moment trok er een golf ijskoude lucht door de cabine.
‘Dank je, duidelijk. Je bedoelt Coldplay.’

Coldplay

 

  Even werd het wel heel donker, maar al snel werden licht en duisternis gescheiden. Ik vroeg niets meer, al wist ik niet wat hij met Coldplay bedoelde. Ik zou thuis de titels van verschillende nummers eens naast elkaar leggen. Dan kwam ik er misschien wel achter.
Ik schrok van twee piepjes op mijn Railpocket. Nee, net nu ik op weg ben naar huis.
‘Vorig jaar liet je me zo aardig gaan, waarom dit keer niet?’ Maar terwijl ik de tekst bij de verstoring las, voelde ik me inwendig zweven. Hij was een heel stuk subtieler geworden. De weg naar Amsterdam had hij geblokkeerd, het spoor over de Utrechtboog lag nu volledig open voor mij en mijn reizigers. Toch voelde ik me niet vrij. Ik voelde een schaduw boven me die me in de gaten hield. Als die vlieg boven de tafel. Hij stierf dit keer niet op mijn trein, hij was de sterkste en hield hem in bedwang. Dit potje battle chess had hij gewonnen.

‘Maar volgende keer speel ik met wit, lelijke mot!’

Een astronout?

Lijkt wel een ontkoppeing van een ruimteschip…

Amen…

Wordt vervolgd…

 

 

 

Zakkammetje (Amsterdamse Humor)

Vakantietijd. Dus veel kinderen die met hun opa, oma, vader, moeder, broertje, zusje en dat in alle mogelijke combinaties, een dagje op stap gaan met de trein. Voor de meeste kinderen een feest, net zoals dat voor mij was toen ik bijna veertig jaar geleden met mijn opa en oma mee mocht om mijn peettante te geen bezoeken die in Woerden of Vianen woonde. Nee, ik twijfel niet tussen die twee plaatsen; ze heeft in beide gewoond, maar ik weet niet meer welke van de twee we met de trein bezochten. Ik kan me er nauwelijks iets van herinneren.

 Veel kinderen dus op de perrons. De kleinste laten zich nog gemakkelijk overhalen om naar de machinist te zwaaien. Die dan altijd even vrolijk terugzwaait. De iets grotere kinderen, maar nog wel basisschool, proberen door middel van grootse armgebaren de machinist tot toeteren – in spoortermen tyfoneren – te bewegen. Bij een overweg lukt ze dat nog wel – de machinist moest die dag toevallig de tyfoon-beproeving toch nog uitvoeren – maar op een vol perron is het lawaai te groot en kun je bovendien de gevolgen van een eventuele schrikreactie niet goed inschatten. Dat het überhaupt niet mag, toeteren voor de lol, speelt voor de meeste machinisten een ondergeschikte rol.

 Donderdag 19 juli reed ik met de intercity van Alkmaar naar Eindhoven langs het perron van Amsterdam Amstel, toen ik een grootvader druk lachend naar zijn kleinzoon zag gebaren. Ik had een zwaai of een trek met gebalde vuist, het verzoek om te toeteren, naar beneden verwacht, maar erg veel aanstalten om te gebaren maakte de jongen niet. In tegenstelling tot zijn slanke, bijna magere en energieke opa, die maar bleef aandringen en hem bleef aanstoten, vertoonde de kleinzoon geen enkel spoor van ADHD, of de drukte moet door medicijnen zodanig zijn ingedamd dat er slechts luiheid van overgebleven is.

It's Now or Never (song)

 Vlak voordat ik met de cabine langs het tweetal reed, stak de jongen dan eindelijk zijn hand in de lucht. Ik stond op het punt terug te zwaaien, toen de jongeman zijn hand snel naar zijn hoofd bracht en eens goed door de krullen boven zijn oor krabde. Zijn eigen gezicht toonde daarbij slechts een zwak lachje, zijn opa was echter door het dolle heen. Ik zag nog net wat de bedoeling was, opa deed het voor. Ik herkende het gebaar. Zat dat niet in de film Grease? Hoe dan ook, het had iets met vetkuiven te maken. Je stak een hand omhoog en als iemand terug wilde groeten, haalde je met je hand gestrekt over de rug, een kam door je vette haar. Of je deed alsof, zolang het haar maar echt was.

 Ik kon er wel om glimlachen, al was het een beetje pijnlijke lach. Niet omdat ik er bijna ingetuind was, maar doordat ik een beetje medelijden had met opa. Zijn kleinzoon wist helemaal niet wat hij met dat oude Rock ‘n’ Roll-gebaar aan moest. En opa had zelf niet meer dan drie kale haren aan iedere zijkant. Te weinig om vet of een kam, laat staan een kam met vet doorheen te halen. Nee opa, veel verder dan die oude doos met Lp’s die niemand van je over wil nemen, kom je niet meer met je vetkuif. En ik ben bang dat zelfs je typische Amsterdamse Humor het op den duur tegen de nieuwe welvaart af zal leggen. Maar toch bedankt. Ik ben zelf ook wel een beetje nostalgisch aangelegd en één van mijn eerste platen was van Elvis Presley. Daarom steek ik de eerste weken, zolang ik eraan denk, een zakkammetje bij me. Als jij dan nog wat Railrunners inslaat.

De brief aan de Koning

Gerespecteerde Koning,

In deze brief staat hoe het was, hoe het werd, hoe het geworden is en hoe het de volgende decennia zal blijven. Extra woorden zijn overbodig, schoon worden ze toch niet. Dat is alles wat er te zeggen valt, behalve dat mijn dagen als bestuurder geteld zijn.

 

Glijdende IJzers

In een land hier ver vandaan, behandelt men de Koning nog met respect. Respect dat hij beslist niet met harde hand hoeft af te dwingen. De mensen zijn er gelukkig en punctuele bestuurders glijden de ijzers. Natuurlijk, zoals overal wordt er een enkele keer een wissel gemist, maar een Svennetje maken we allemaal op z’n tijd.

Tevredenheid is zo vanzelfsprekend, dat niemand in de gaten heeft dat er iets broeit tussen de ijzers. En als bestuurders eindelijk alarm slaan, is het te laat. Om alle belangrijke knooppunten hebben zich draaiers gewonden. Zij grijpen de macht over de ijzers en laten bestuurders bewust grote omwegen glijden; langs haltes waar ontevredenheid woekert.

Dit onkruid verspreidt zich als een sprinter over het land. Links en rechts worden woorden gewisseld, spoorbomen werpen blokkades op. Tevredenheid komt het huis niet meer uit. De woede van het volk graaft een kanaal, dat onbegrip loost over de bestuurder. Niemand besteedt aandacht aan de draaiers. Een draaier windt immers vast goed.

Dan pikt een bestuurder het afrangeren niet langer. Met haringen in een tonnetje stopt hij voor een draaier en brult: ‘Je kunt kiezen of delen: buigen of barsten.’
Ik denk niet dat iemand ooit een draaier heeft zien buigen, ik in elk geval niet, maar barsten kunnen ze! De een na de ander draait door, hele stukken ijzers onverwarmd in de winterkou achter latend. De overwinning wordt door volk en bestuurders uitbundig gevierd.

Maar de roes duurt niet lang. Door de strijd tussen volk en bestuurders, zijn staatslieden dolgedraaid. Overal liggen vierkante wielen van verslagen draaiers. Bestuurders kunnen de ijzers nog maar mondjesmaat glijden en niemand wil de kapotte draaiers ruimen. Ontevredenheid richt de minister aan, er dreigt een opstand.

Dat is het sein voor de Spoorwijzer om uit de schaduw te treden en zijn stem ver tot het volk te heffen: ‘Geef mij uw ijzers en ik laat ze weer glijden. Laat mij uw bestuurders en ontevredenheid smelt als wissels met verwarming. Tevredenheid zal voor altijd ijsvrij zijn.’

Aldus geschiedt. Om gevaarlijke barsten te ontwijken moeten ijzers soms een flink stuk verder glijden dan voorheen. Bestuurders pruttelen even geruisloos tegen, houden dan wijselijk hun mond. Zwijgen is zijn gewicht in koper, zwijgen is goud. In plaats van draaiers te ruimen, probeert de Spoorwijzer de minister over te halen tot een casino risk met hogesnelheids-ijzers. De oren wachten op de klap.

Zo gaat dat, in een land hier ver vandaan, waar men de Koning nog met respect behandelt. Respect dat hij nooit met harde hand af zou dwingen, ook al jeuken ze wel en begrijpt hij niets meer van zijn volk!

Want is er hier iemand, die kan uitleggen, hoe het komt dat nog niemand, helemaal niemand op het idee gekomen is de Koning – die toch bekend staat als een zeer degelijk bestuurder en bovendien met een aanstekelijk plezier de ijzers glijdt – te raadplegen?

Geert König

 

P.S. Dat deze brief geschreven is door een NS-machinist, berust op louter toeval. Ook toevallig dat deze berusting op persoonlijke titel geschreven is. Mijn persoonlijke titel is: De brief aan de Koning. Ook weer iets waarover is nagedacht, stel draaiers.

 

 

Wacht! Dienst.

Aanrijding met persoon

Een sombere dag aan het eind van de week. Om vijf uur ’s morgens open ik het hek van het parkeerterrein bij het station. Heel in de verte kaatst het krijsende geluid van een wekker nog door mijn schedel. Geen idee wat ik hier kom doen. Voorlopig eerst maar richting stationshal lopen, dan kies ik daar wel een trein uit.

Het is niet bepaald een verfrissend wandeltochtje. Als ik de cabine in stap, is mijn rug nat van het zweet. Ik trek direct mijn colbert uit en hang hem over de haak aan de deur. Het ding voelt klam aan en zal de rest van de dag ook niet meer droog worden. Ik probeer de waas in mijn hoofd met een slok water en een plak peperkoek weg te treiteren, wat – geheel tegen de verwachting in – nog half lukt ook. Het is erg rustig op de perrons. Dat versterkt mijn gevoel dat het vandaag zaterdag is. Ach, dan houd ik deze vrijdag wel tegoed.

Ik rijd vandaag alleen maar stoptreinen, of sprinters zoals dat tegenwoordig genoemd wordt, maar wel allemaal verschillende. In een grote stad, die vandaag bijzonder weinig belangstelling toont, loopt een conducteur op me af en begint een praatje. Ik kan hem niet helemaal volgen, maar ik begrijp dat hij iets heldhaftigs heeft gedaan, iemands leven gered, en daarvoor de bijbehorende oorkondes en dankbetuigingen heeft ontvangen. Zijn gezicht komt mij bekend voor, maar ik kan het niet plaatsen. We hebben ooit intensiever samengewerkt. Dat weet ik zeker. Toen keek hij in ieder geval een stuk vrolijker.

Hij vertelt me dat hij nu bijna veertig jaar bij het spoor werkt en dat dit de eerste keer is dat hij zich gewaardeerd voelt. Maar nu is het te laat. Kanker heeft de nodige aanslagen op zijn lichaam gepleegd. In plaats van bezorgdheid, medeleven, ondersteuning en vertrouwen in een goede afloop, ervoer hij de begeleidende verzuimgesprekken met zijn leidinggevende als bedreigend.
‘Hoe haalt iemand het in zijn hoofd zich drie keer per jaar ziek te melden? Besef je wel wat je je collega’s aandoet als je langer dan vier weken wegblijft? Door jou kunnen die geen dag verlof krijgen.’
Over de strijd tegen kanker wordt met geen woord gerept.

Zout brandt in de hoeken van zijn ogen. Zijn eigen teammanager heeft nog gezegd:
‘Dat is de eerste keer dat ik iets positiefs over jouw in een rapport lees, dat klopt toch helemaal niet?’ Veertig jaar met hart en ziel voor het bedrijf gewerkt en pas als je een keer als held in de media komt, word je als medewerker serieus genomen en als volwassene behandeld. De rest van de tijd word je slechts afgerekend op bedrijfsresultaten, targets, rondetijd, cijfertjes en (gemanipuleerde) statistieken. Zolang een buitenstaander je geen naam geeft, blijf je een nummer.

Vlak voordat ik de volgende stad bereik, ontvang ik in de cabine een alarmsignaal. Ik rem direct fors, in de hoop dat er de eerste vijfhonderd meter vóór mij niets aan de hand is. Terwijl de trein vertraagt, klinkt nogmaals het alarmsignaal. Ik hoor de treindienstleider iets vragen, maar verstaan doe ik het niet. Ik meng met niet in het gesprek, dat is nu in eerste instantie bedoeld voor degene die het alarm gegeven heeft. Tussen veel geruis door, vertelt een aangeslagen stem dat er in de buurt van Breda iemand voor zijn trein gesprongen is.

Een geluk bij een ongeluk. Ik hoef vandaag niet naar Breda, al heb ik wel te doen met het personeel en de reizigers in de aanrijdingstrein. Die zitten minimaal twee uur in de trein vast. Hopelijk met airco, en dan moeten ze nog hopen dat de zon niet doorbreekt. Dit klinkt a-collegiaal, maar ik weet dat mijn beroepsgenoot er hetzelfde over denkt. Zelfbescherming remt in ruime mate eventueel aanwezige overmoed.

Tegen drie uur bereik ik mijn eindpunt en pak ik mijn spullen om naar huis te gaan. Weekend. Op weg naar buiten loop ik langs de kamer van de teammanagers. Er brandt licht en het niet storen-gordijntje is naar beneden getrokken. Tenzij er nog iets anders aan de hand is, zit daar de wachtdienst-beambte met de machinist en conducteur die de aanrijding hebben meegemaakt. Het eerste deel van het opvang-traject. Of aanrijdingen deel uitmaken van het beroep, daarover zijn de meningen verdeeld. Dat je er niet aan ontkomt, daarover heerst meer overeenstemming.

Zo somber als ik die dag begon, eindig ik hem ook. Er vallen een paar spetters uit de lucht, maar zware regen zit er niet in. Ik denk terug aan het gesprek dat ik aan het begin van de week had met de hoogste baas van het gebied. Over columns, censuur en intimidatie. Ik moet nu echt op gaan passen met het beschrijven van de werkelijkheid. Een collega uit Zuid-Limburg heeft me onder druk van zijn managers al ontvriend op Facebook.

Dan trekt nog even de conducteur van vanmiddag aan mijn geestesoog voorbij. Zijn naam ligt op het puntje van mijn tong. Het onweert niet, maar zodra ik het metaal van de auto raak, schiet die me als een bliksemflits te binnen. Ik herinner me zijn naam, zijn ziekte en de strubbelingen met het management waarover hij tijdens een gezamenlijk gevolgde opleiding af en toe smakelijk vertelde. Het kan niet, maar ik twijfel geen moment. De gedistingeerde maar benaderbare houding, het verzorgde uiterlijk, de wat gereserveerde blik…
Ik sloot die opleiding een jaar of acht geleden af. Hij is sinds die tijd zeker vijf en twintig jaar ouder geworden.

Engel

Disclaimer: De gebeurtenissen in dit verhaal zijn allemaal echt gebeurd. Ik heb echter namen, tijden en plaatsen gewijzigd om herkenning of overeenkomsten met bestaande siuaties te vorkomen. Mocht je jezelf of iets of iemand anders in dit verhaal herkennen, dan berust dat op louter toeval.

The Mission

De stichting Beroepseer strijdt tegen het weghalen van de macht bij de werkvloer en het aanbrengen van managementlaag op managementlaag om het werkvolk in bedwang te houden. Vooralsnog met weinig succes. Integendeel, in deze tijd van hypersnelle communicatie, wordt alle contact met het uitvoerend personeel verbroken. Tijd om daar iets tegen te doen. Dit is de missie van de stichting beroepseer:
In Nederland is al decennia lang sprake van een enorme geringschatting van de deskundigheid op de werkvloer. In toenemende mate is gaan gelden dat functies hoger worden gewaardeerd naarmate deze daarvan verder afstaan. De kennis, motivatie en ervaring van de werknemers die het ‘echte werk’ doen worden ondergewaardeerd en onderbenut. Dit heeft tot kaalslag en beroepszeer geleid. Dit is met name het geval in (semi-)publieke sectoren op de gebieden als veiligheid, onderwijs, zorg, welzijn en beleid. Het respect voor en zelfrespect van werknemers is ondermijnd door een bombardement van permanente reorganisaties, schaalvergrotingen en regels. Dat uit zich aan de kant van de dienstverleners in demotivatie, matige prestaties en een groot verloop. En aan de kant van de gebruikers in teleurstelling en agressie. En vervolgens in de voorspelbare roep om de klant tot koning te kronen.
Dat zal de problemen echter niet voldoende oplossen.
Beroepen en sectoren die blootgesteld zijn aan de harde tucht van de markt leveren lang niet altijd meer kwaliteit. Er lijkt sprake van een meer algemeen cultureel probleem. Immers, beroepsgroepen die vanouds een hoog beroepsethos hadden, als notarissen en accountants, lijken ook steeds meer in verwarring te verkeren. Deze culturele kaalslag heeft grote gevolgen gehad. Niet alleen de (semi-)publieke, maar ook de vrije marktsector is in toenemende mate daaronder gaan lijden. Geen wonder dat Nederland de laatste jaren fors gezakt is op internationale ranglijsten. Of het nu gaat om concurrerend vermogen, de aanwezigheid van corruptie of het vertrouwen in de overheid. Meer geld alleen zal dit probleem niet verhelpen.
Het is de hoogste tijd voor een renaissance van beroepseer en beroepstrots op verschillende fronten. De verwaarlozing daarvan is Nederland steeds meer opgebroken. Eergevoel betekent dat iemand ernaar streeft kwaliteit te leveren en daarin ook door anderen te worden erkend. Daarbij stelt iemand hoge eisen aan zijn eigen doen en laten, om in de ogen van zichzelf en anderen iets voor te stellen. Het gaat om hoge eisen die zijn geworteld in zelfrespect en beroepstrots. Professionals moet weer voluit de kans gegeven worden en de kans grijpen hun persoon te verbinden met hun vak, zodat ze ‘naar eer en geweten’ kunnen werken. Intellectueel, cultureel en moreel kapitaal doen er in de moderne tijd steeds meer toe. Wanneer werknemers leren te ondernemen met hun talenten, hun ideeën kunnen ventileren in een omgeving waar er aandachtig wordt geluisterd komen hoge ambities vrij. Dan willen zij ook worden aangesproken op de realisering daarvan en ontstaat er synergie.
Om dit mogelijk te maken moet er veel veranderen. Laten managers zich als dienstbare leiders opstellen. Laten we de deugdzame cirkel van kwaliteit en arbeidsvreugde weer herontdekken. Laten de professionals de moed hebben weer op te komen voor wat hen bezielt. Laten we verzwakte beroepsgroepen aanmoedigen te kiezen voor kwaliteit en beroepseer, en deze zo van binnenuit weerbaar te maken. Laten we met elkaar praten over wat beter en anders kan, wat onze verlangens zijn en elkaar stimuleren die te realiseren.
En laten we in Nederland opruiming houden in het enorme arsenaal aan demotiverend ‘gereedschap’: het steeds weer opnieuw openlijk twijfelen aan de arbeidsmoraal, kwaliteit van arbeid uitsluitend af te meten aan doelmatigheid, permanente reorganisaties, politieke stelselwijzigingen zonder medezeggenschap of betrokkenheid van de professionals, vermenigvuldigen van regels, procedures en formulieren die ten koste gaan van de tijd die aan het echte werk kan worden besteed, uitdijing van de lagen van duurbetaalde managers, coördinatoren en bestuurders, het streven naar zoveel mogelijk ‘gelijkgeschakelde werknemers’, gebrek aan wederzijds respect en vertrouwen. Deze beschreven ommekeer kan alleen slagen wanneer politici, bestuurders, managers, professionals het lef hebben de renaissance van beroepseer en beroepstrots tot topprioriteit van Nederland te maken.

Ik niet…

Bovenstaande gedicht uit 2005 werd onlangs opnieuw op een webforum geplaatst. Het heeft nog niets aan actualiteit ingeboet. Ik reageerde op dit gedicht met een stukje spontane poëzie. Nog geen twaalf uur later was het weer verdwenen. Dat komt de laatste tijd steeds vaker voor. Mocht ik een jaar geleden nog vrijuit op de website van het Eindhovens Dagblad reageren, sinds ik een verband legde tussen bezuinigingen binnen de geestelijke gezondheidszorg en het aantal zelfdodingen van onbehandelde patiënten, wordt geen enkele reactie van mij meer geplaatst. Waarschijnlijk via het ip-adres, want ik heb verschillende mail-adressen gebruikt.

Gelukkig heb ik het – overigens niet briljante, het was slechts een reactie – gedicht wel opgeslagen voordat ik op verzenden tikte. Hierbij dus alsnog:


Ik niet…

Dat het aan de leiding ligt, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat er op het spoor chaos heerst, mag jij zeggen.
Ik niet.

Wat er aan de hand is, moet ik vertellen.
Jij niet.

Maar jij kunt het mobiel op internet zoeken.
Ik niet.

Dat jij de smoezen niet gelooft, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat je eerlijk geinformeerd wil worden, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat er meer ongelukken gebeuren dan nodig, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat seinen beter beveiligd moeten worden, mag jij zeggen.
Ik niet.

Jij mag een mening hebben over zelfdoding.
Ik niet.

Wat een conducteur daarna voelt, mag jij zeggen.
Ik niet.

Wat er met vierkante wielen gebeurt, weet ik wel.
Jij niet.

Maar jij mag er over schrijven.
Ik niet.

Jij wordt om je gedicht niet bedreigd.

Ik om deze reactie wel.

Jij mag discussie uitlokken.`
Ik niet.

Jij mag naar de radio luisteren.
Ik niet.

Jij mag NS vragen stellen.
Ik niet.

Jij krijgt geen eerlijk antwoord.
Ik ook niet.

Jij mag je schrijver noemen.
Ik niet.

Jij mag je dichter noemen.
Ik niet.

Jij mag je journalist noemen.
Ik niet.

Jij mag misstanden onderzoeken.
Ik niet.

Jij mag een column schrijven.
Ik niet.

Jij mag je mening verdedigen.
Ik niet.

Maar jij werkt niet bij NS.

Ik ben er machinist.

Raadsel?

Vraag:

1. Wat is het vertrekstation van deze trein?
2. Wat is het eindpunt van deze trein?
3. Op welk station bevindt deze trein zich op 2 juni om 03:00 uur?

Actuele reisinformatie?

 Antwoord:

1. Deze trein is vertrokken van station Eindhoven.
2. Het eindpunt van deze trein is Den Haag HS.
3. We bevinden ons op dit moment in Rotterdam.

Voor wie dit niet geheel en al duidelijk is, gloort er hoop aan de horizon. De NS-top is erachter gekomen dat dit toch niet helemaal de beoogde duidelijke, voor iedereen te begrijpen reisinformatie is en is tot actie over gegaan. Onlangs is er een directeur reisinformatie aangesteld.

Red de columnist!

 Arend is een hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen en was columnist van het NS-personeelstijdschrift Ons BroNSgroen in Zuid- en Midden-Limburg. Sinds begin dit jaar wordt hij vanwege een soms kritische pen doodgezwegen door zijn management. Uit eigen ervaring weet ik dat dit doodzwijgen gepaard gaat met laatdunkende opmerkingen, intimiderende gesprekken en bedreigende brieven. Arend was als columnist wat dat betreft één van de laatste der Mohikanen.

 Het management heeft nu een nieuw dieptepunt bereikt door zelfs een aanmoedigend en hart-onder-de-riemstekend artikel over een collega en lotgenoot waarbij kanker is vastgesteld, niet in het personeelsblad te plaatsen. Voor Arend de laatste druppel.

 Steun hem, zijn collega’s en medepatiënten door een bericht achter te laten op zijn eigen website en/of laat op deze site een bericht achter voor het management dat dit spijkerharde, ijskoude en mensonterende beleid voert. Ik zal er als machinist – desnoods ex-machinist – persoonlijk voor zorgen dat de steunbetuigingen afgeleverd worden bij de verantwoordelijke managers. Of ‘anonieme censuur’ zoals Kees van Kooten het noemt.

 Rehabiliteer Arend. Sta op tegen onderdrukking van het personeel en eis het toestaan van eerlijke berichtgeving vanaf de werkvloer. ‘Openheid en Transparantie’ is tenslotte het motto van de directievoorzitter NS-Reizigers.

Klik hier om naar Arends eigen website te gaan.

Klik hier om een steunbetuiging en/of reactie richting de directie te geven.

Artikel 7 van de Nederlandse Grondwet luidt:
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending.
3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.
4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.
Een columnist verbieden openlijk een andere mening te hebben dan management of directie, is censuur.

The Good, The Bad and The Ugly

Het leven van een columnist bij één van de NS-publicaties gaat tegenwoordig niet meer over rozen. Belediging, intimidate en regelrechte bedreiging, je moet het allemaal over je heen laten komen. Waarschuw je voor een slecht zichtbaar sein dat ongelukken kan veroorzaken, dan lost men dit op door je een officiële waarschuwing te geven, met het vooruitzicht op ontslag. Een nieuw dieptepunt heeft men bereikt door een artikel en steunbetuiging van een collega en tevens lotgenoot van een kankerpatiënt te negeren. Men gaat over lijken om het personeel monddood te maken. Waar die doodsangst voor schrijvers vandaan komt, weet ik niet. Je hoeft het ook niet te vragen, want je krijgt op geen enkele vraag antwoord. Dat heet Open en Transparant.

Dieptepunt van service in Eindhoven vond ik vorig jaar – en nu nog – het afsluiten van de liften voor reizigers en rijdend personeel. Bejaarden met een rollator in de kou laten staan, dat botst met ieder gevoel voor dienstverlening, dat stuit elke conducteur en machinist tegen de borst. Het enige concrete dat er tot nu toe aan de situatie gedaan is, is dat er over is vergaderd. De liften zijn nog steeds gesloten. Volgens het management op last van de brandweer. In augustus 2011 heb ik er een column over geschreven. Helaas was de deadline toen naar voren geschoven en kon die niet meer in het septembernummer geplaatst worden. Het zou nu oktober 2011 worden, in ieder geval had ik de bevestiging dat de tekst goedgekeurd was. Toen het oktobernummer echter uitkwam, bleek de helft per ongeluk vervangen door pagina’s van Zeeland. Omdat er nog steeds niets aan de situatie met de liften verbeterd is, hier alsnog de bewuste column. Met schriftelijke goedkeuring!

The Good, The Bad and The Ugly

Good, bad, ugly

Ik ben geen liefhebber van westerns en van spaghetti raak ik de draad kwijt. De combinatie is echter wonderschoon. De muziek van Ennio Morricone in The Good, The Bad & The Ugly is een oervorm van communicatie. Een stem schalt over de vlakte: aïaïai. Uit de heuvels komt de echo: wahwahwah. Simpel en doeltreffend. Aïaïai, belt de machinist en wahwah komt het sein veilig. Aïaïai, vraagt de conducteur, zijn teammanager heeft de wahwah zelfs al voor hem gestrikt.

 Helaas, de aïaïai wordt niet meer gehoord en de wahwah is meestal het antwoord op een vraag die niemand gesteld heeft. Dat hebben we de afgelopen winter aan onze haperende communicatie gemerkt. Met berichten op iNSite over een medewerkerspanel en de beoogde ‘open’ uitstraling van NS, lijkt daar dit jaar verandering in te komen. Openheid en naar elkaar luisteren. The Good en The Bad deze winter eensgezind op de trein?

 Sergio Leone waarschuwt echter voor bedrog. Hoe lelijk The Ugly is, ondervond ik begin augustus. Een hoogbejaarde vrouw die zwaar op een rollator steunde, vroeg mij haar de trap af te dragen. Haar stoptrein vertrok plotseling van een ander spoor en er was geen tijd meer een servicemedewerker te bellen. Ik voelde me machteloos. Maar met een vrouw van negentig de trap af en op te rennen, vond ik onmenselijk en respectloos. Een groene jas, wanhopig heen en weer bewegend boven de trap, was het laatste dat ik van de vrouw zag.

 Waarom moest ik deze vrouw een uur laten wachten? Enkel omdat één of meerdere personen uit het management – NS of brandweer die de afsluiting van de liften bevolen schijnt te hebben – mij niet in staat achten bewust te kiezen tussen lift en trap? Ik hoop dat het niet tekenend is voor de mate van vertrouwen in het personeel, maar door dit voorval vrees ik de eerste sneeuwvlok.

Steun columnist Arend en zijn collega met een berichtje.