15 gevaarlijke minuten

15min01_550x

 

Als machinist van de Nederlandse Spoorwegen moet je vijf minuten voor vertrektijd bij je trein aanwezig zijn. Een uiterst redelijke verplichting. Je moet immers controleren of de remmen werken, de veiligheidsmiddelen aanwezig zijn en je doet een portofoontest met je hoofdconducteur. Dat laatste alleen op niet al te grote standplaatsen en alleen als het niet te druk is. Voor alle machinisten en conducteurs is namelijk slechts één kanaal beschikbaar en je kunt je voorstellen wat er gebeurt als al het treinpersoneel in bijvoorbeeld Utrecht tegelijk probeert te communiceren. Het gevolg haalt jaarlijks meerdere malen de krant.

15min02

Nu is grond echter prijzig, zeker de grond rondom NS-stations. Daarom bevinden zich parkeerterreinen, fietsenstallingen en verblijven voor het personeel steeds vaker op grotere afstand van het station. Toch is de voortijd – de tijd die nodig is voor alle voorbereidende handelingen inclusief het lopen naar en vijf minuten tevoren aanwezig zijn bij de trein – voor machinisten teruggebracht naar vijftien en conducteurs naar slechts tien minuten.

15min03

Omdat van mij geëist is dat ik me in mijn vrije tijd niet langer met spoorzaken bemoei – een assistent MSO (Manager Service and Operations) zei letterlijk tegen mij, na precies vijf jaar loyale inzet als columnist voor het bedrijfsblad Koppeling: ‘Jij kijkt niet door een NS-bril, wij wel,’ waarop drie aanwezigen hun bril een stukje van hun voorhoofd tilden; hijzelf en twee niet brildragende medespelers – start mijn werktijd op het eerste het beste stukje NS-terrein waar ik me in dienst kan melden. Dan heb ik dus precies tien minuten om vijf minuten voor vertrektijd bij mijn trein te zijn, en alle voorbereidende handelingen – zoals het ophalen van een dienstkaartje – gedaan te hebben.

15min04

Op mijn verjaardag kwam ik daarbij achter een goederentrein te staan. Eroverheen klimmen is ten strengste verboden. Er omheen lopen eigenlijk ook, maar als principieel alles verboden is, moet je toch wat.

In deze serie foto’s loop ik de route in tegengestelde richting. Wat timing betreft maakt dat natuurlijk niets uit. Streeftijd is dus tien minuten. Bij vijftien vertrekt de trein definitief.

De tijd start in het personeelsverblijf. Na drie minuten steek ik de hoofdsporen over naar de fietsenstalling. Maar ik boots de situatie na als op spoor 7 in Eindhoven een goederentrein staat en ik dus om moet lopen.

15min05

Zoals je ziet loop ik hier langs de hoofdsporen, kort naast een trein die daar nog 80 km/uur rijdt. Ik loop weliswaar over een looppad, maar of hier lopen nog is toegestaan is onduidelijk.

15min06

Na een kleine zes minuten ben ik bij het einde van de goederentrein. Deze situatie is helder: oversteken is hier NIET toegestaan. Er ligt namelijk een wissel verderop en bovendien ontbreken looppaden. In vrijwel alle standplaatsen is lopen hier verboden. De Inspectie Leefomgeving en Transport ziet hierop toe. Ook machinisten van NedTrain lopen het risico op hoge boetes als ze zich hier langs de baan bevinden. Het management van NS Reizigers in Eindhoven is echter niet op de hoogte van deze regels en eist van zijn machinisten dus gewoon dat ze doorlopen, zeg maar rennen.

15min07

Aan de buitenzijde van het opstelterrein, pal langs de hoofdrijbanen.

15min08

Loop je tegen een hekje van ProRail, bedoeld om mensen van het spoor weg te houden. De ruimte wordt nu erg smal. Volgens de meesten gevaarlijk smal, behalve voor het management te Eindhoven.

15min09_550x

In de verte nadert over spoor 7 een goederentrein.

15min10

Ik blijf hier toch maar even stil staan. Voor mijn eigen veiligheid, maar ik wil ook de machinist van de goederentrein geen hartverzakking bezorgen. Dat is in het donker nog erger en bovendien is dan het station afgesloten en is er geen enkele alternatieve route!

15min11

De goederentrein staat nu zo goed als stil, maar de tijd is bijna om.

15min12

Dit obstakel, een bovenleidingportaal, valt nog redelijk te nemen.

15min13

De goederentrein is gelukkig doorgereden, want hier zou het moeilijker geworden zijn. Je wordt hier het zogenaamde Profiel van Vrije Ruimte binnen gedrongen. Overal ten strengste verboden, behalve…

15min14

Een kleine parkeerplaats, alleen voor een enkele gelukkige die heel vroeg begint.

15min15

Voor de meeste werknemers volgt er een trapje naar beneden…

15min16

… een donker tunneltje in waar niet iedereen in het holst van de nacht doorheen durft. Een echt alternatief is er echter niet. Je kunt langs het station lopen, dat is vooral interessant als je nog drugs wil kopen. Zo af en toe wordt er echter ook iemand doodgeschopt. Dan is Eindhoven weer even in het nieuws.

15min17

Het poortje van het grote parkeerterrein.

15min18_1_550x

Toch nog een mooie tijd. Helaas is de trein nu al vertrokken. En hé? Mijn zwarte Citroën…..?!! Waar is mijn auto?

(Grasshopper) GRAAZ

Green Wheels

December in Nederland. Een echte herfst hebben we, net als vorig jaar, niet gehad. Maar begin december begint de temperatuur plotseling te dalen. Jongens, roep de rayonhoofden bij elkaar.

Vrijdagmorgen moest ik een lege trein naar Venlo rijden, die daar de intercity naar Den Haag Centraal zou worden. Het vertrek verliep niet echt soepel, omdat de trein nog schoongemaakt moest worden. Terwijl op spoor 1 stond te wachten totdat er iets op spoor 15 stond, begon het heel zachtjes te sneeuwen. Ik keek om me heen en verwachtte elk ogenblik een stem uit de omroepinstallatie die de algemene noodtoestand in Nederland zou afkondigen.

Maar niets, geen codeblauw (walvis op het strand,) geen code geel (uitverkoop bij Xenos,) zelfs geen code oranje (het waait, het regent, het sneeuw maar we weten niet of het echt uit de hand gaat lopen dus pakken we iets ertussenin.)

Zo kon het gebeuren dat ik op 7 december 2012, dwars door de striemende sneeuw die seinen volledig dreigde te bedekken onder een geelwitte deken – geel wordt tegenwoordig standaard meegeleverd, jammer want ik vind dat witgrijze veel mooier – van Eindhoven naar Venlo reed en van Venlo naar Rotterdam zonder dat er iemand op het idee kwam het treinverkeer stil te leggen vanwege de sneeuw.

De beelden spreken voor zich. Het ging vrijdag pas fout toen in den Bosch treinstellen per se gesplitst moesten worden en andere gecombineerd. Dat moet je2 in de sneeuw als de koppelingen vol sneeuw zitten nu juist niet doen. Ach, het was mijn trein nar huis. Mij maakte het dus niet zoveel meer uit.

Zaterdag bleef de sneeuw nog liggen, maar de deken was ondertussen voorzien van een glimmend laagje ijs. Een laagje dat het felle zonlicht zo sterk weerkaatste, dat het pijn deed aan je ogen. Dat gold zowel in de trein als erbuiten.

Het is bekend dat op het moment dat je hersenen vlam lijken te vatten, je beelden kunt zien, ruiken, horen om die zodanig te combineren dat het lijkt alsof er ware spookmanifestaties voor je ogen plaats vinden.

Van sneeuw kom je dan vrij gemakkelijk in snow. White snow, snow for the pope. Stimulatie, stimulatie, drugs! Speed, XTC, cocaïne, hasj, Grasshopper, Graaz. Graaz!

DB zet NS klemGrasshopper Graaz. Graaz, wat betekent dat ook alweer? Had het niet iets te maken met die Nobelprijswinnaar uit Zuid-Afrika? Wat wilde hij, wat deed hij? Jarenlang had hij gevochten voor de rechten van zwarten in zijn land. Nu was hij vrij en had hij het zelfs geschopt tot President van zijn land. En wat riep hij tegen het volk: samen!

Dus niet: alle blanken hebben een uur om te vertrekken, nee, we moeten het samen doen. De wereld achterstevoren ondersteboven. Graaz. Grasshopper Graaz. Laat het een begrip worden in de wereld, waar de vrijheid van het individu steeds vaker beperkt wordt ter meerdere eer en glorie van directies en voor heel veel geld aangetrokken topmannen/vrouwen/manvrouwen.

 24 uur sneeuw

Grasshopper Graaz. Let the sunshine in. Maar zondag spoelde de regen de laatste sneeuw al weg…

Philipsspook

.

Jeffrey. In blinde bewondering. Voor eeuwig. Eeuwig = t/m 23 maart 2013.

jeffrey volkskrant

Is het nou echt nodig hem zo in de verdediging te drukken? De absolute waarheid hoort in een proces verbaal, niet in een verhaal, hoe waar ook. Een verhaal moet de tand des tijds kunnen doorstaan, een verhaal moet een eeuwigheidswaarde hebben, moet blijven hangen in iemands gedachte, moet stekelig zijn zodat het aan je broek blijft haken tijdens een wandeling over de hei en moet tegelijk zo zacht zijn dat je het voor de rest van je leven wil koesteren. Beschermen.

Iedere verteller, iedere schrijver weet dat je nooit exact de waarheid moet beschrijven. Er is simpelweg niemand die de waarheid gelooft omdat die meestal zo onwaarschijnlijk is dat je zeker denkt te weten dat het wel verzonnen moet zijn. Maar de waarheid aanpassen betekent nog niet dat het gelogen is. Ik voeg zelf vaak twee gebeurtenissen tot één samen. Om mezelf te beschermen tegen beschuldigingen van laster of smaad, en om een gebeurtenis zo te vervormen dat de hoofdpersonen niet te herleiden zijn tot bestaande mensen.

Jeffrey ArenzJeffrey steekt niet onder stoelen of banken dat hij een acteur is, dat hij het theater in wil. Dat hij het theater in gaat. Tegelijk besteedt hij al zijn tijd aan Skizzle. Toen ik hem op een onmogelijke tijd een berichtje stuurde, diep in de nacht voordat hij bij P&W zat – iets waar ik overigens pas later achter kwam – kreeg ik tot mijn verbazing direct een antwoord terug. Hij had toch geen tijd om te slapen, moest al vroeg naar de Tweede Kamer. Alles geven voor een doel waar je werkelijk in gelooft. Ik had meteen het gevoel een soort zielsgenoot gevonden te hebben. Een idealist die gelooft in de kracht van fantasie en voor niets of niemands zijn principes zal verraden.

Maar zijn nadrukkelijke aanwezigheid in de media na zelfdodingen als gevolg van pesten, roept blijkbaar ook de nodige irritatie op. Nergens voor nodig. Je hoeft maar twee minuten op internet te surfen en je weet wie Jeffrey is en hoe groot de stichting Skizzle. De vraag of Jeffrey er voor Skizzle is of Skizzle voor Jeffrey, is volslagen onnozel. Jeffrey is Skizzle en Skizzle is Jeffrey. Iedere vrijwilliger weet dat of zou dat kunnen weten. Hij neemt alleen veel te veel hooi op zijn vork. Dat weet hij, maar zeg er niets van, want dan neemt hij er gewoon nog een lepel bij.

Jeffrey is koppig, eigenwijs, weet het altijd beter, drijft zijn zin door, neemt van niets of niemand raad aan en heeft altijd gelijk. Ik ken hem niet eens, maar dat durf ik hier met 99,9% zekerheid te stellen. Ik som gewoon even mijn eigen goede eigenschappen op. Eigenschappen die je als eenling moet hebben wil je iets bereiken. Hij heeft gelijk als hij zegt dat we nog steeds allemaal de andere kant opkijken als het om pesten gaat. Fleur heeft drie jaar geleden al duidelijke signalen afgegeven dat een volgende periode van gepest worden haar einde zou betekenen. Niemand heeft die signalen opgepikt, niemand heeft een vinger uitgestoken haar te helpen.

gedicht.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Ik heb Jeffrey gevraagd ook eens naar het pestgedrag onder volwassenen te kijken. Intimidatie en bedreiging zijn in wezen immers niets anders dan pesten. En pestgedrag onder kinderen kun je niet bestrijden als je niet tegelijk het – even dodelijke – pestgedrag binnen bedrijven en grote organisaties aanpakt. Zelf dacht ik daarbij aan een klein logo’tje op elkaars website, maar Jeffrey trekt weer alles uit de kast en schuift doodleuk bij ‘onze’ Mr. Pieter van Vollenhoven aan tafel om tot een gezamenlijke uitspraak te komen bij Pauw & Witteman.

Mr. Pieter van Vollenhoven, oud-voorzitter van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Hoger kun je niet inzetten. Het heeft er toe geleid dat in verschillende columns en nieuwsfora pesten, zelfdoding en trauma’s bij treinpersoneel serieus onder één noemer worden geschaard. Ik mag er zelf niets over zeggen, dus ik ben Jeffrey eeuwig dankbaar. Dat wil zeggen: eeuwig dankbaar tot en met 23 maart 2012. Dan staat hij in het theater en mag het publiek uitmaken of zijn verhaal eeuwigheidswaarde heeft of niet. Waarheid bestaat in het theater helemaal niet, daarover hoeft niet gediscussieerd te worden.

Tot die tijd kan hij rekenen op mijn onvoorwaardelijke steun. En sponsoring die in ieder geval ver boven het ING-niveau ligt van een paar blikken spaarpotjes. (Nu maar hopen dat de bank zich dit niet zomaar laat zeggen en er bijvoorbeeld gevulde spaarpotten van maakt.) En zo zijn er vast nog wel een paar andere grote of kleine bedrijfjes die durven te investeren in het lef dat deze jongen toont, alvorens hem – zoals de meeste criticasters doen:  anoniem – tot leugenaar te bombarderen. Of die er bij willen zijn als hij tot held uitgeroepen wordt, want die kans bestaat natuurlijk ook.

jeffrey

Ik ga eerlijk gezegd uit van het laatste uit. Het tweedehands deel van mijn sponsoring heeft hij ondertussen binnen, van mij verwacht hij enkel nog een stapeltje papiertjes. (Dat wordt een tegenvaller Jeffrey, hoewel verlicht kun je er op rekenen dat het niet door de brievenbus past.) Maar ik doe er nog wat bij: Ik verloot twee toegangskaartjes voor zijn theaterprogramma onder mensen die vóór maandagmorgen 24 december 2012 0:00 uur op deze blog reageren. Twee maal twee als het er veel zijn. Spelregels: Niet anoniem en ongefundeerde scheldpartijen worden verwijderd.

Jeffrey, neem je tijd om jouw programma neer te zetten en geef het publiek iets mee naar huis om over na te denken. Probeer je niet te verdedigen tegen ongefundeerde kritiek. Je doet het goed, maar het vreet energie en het levert je niets op. Degenen die jaloers op je zijn blijven je tegenwerken en je medestanders blijven je toch wel trouw. Geloof me, ik weet waar ik het over heb. Uiteindelijk maken ze met hun beschuldigingen alleen zichzelf belachelijk, daarvoor hoef je slechts op de ingeslagen weg verder te gaan. Van achter elke boom of struik zal iemand, die zich tot dan toe niet durfde te laten zien, opkruipen om het voor je op te nemen. Ik heb eigenlijk nog maar één tip voor je:

Die hoef ik je niet te geven, want die neem je toch niet aan. Zeker weten, want dat heb ik ook nooit gedaan. En je kent me niet eens..!

.

Tegen pesten:

icm zw

in samenwerking met

Skizzle

.

Spookrook en laag over de grond scherende lidwoorden

Spookrook en laag over de grond scherende lidwoorden

Felicitatiecolumn in de eerste Koppeling van 2013, door de redactie vergeten mij te vragen die te schrijven.

Bevroren Koppeling

Zeer geachte heer Meerstadt, Bert voor intimi,

Geachte heer Meerstadt, het is alweer vier jaar geleden dat ik als schrijvend machinist gevraagd werd een welkomstwoord tot u te richten in de Koppeling. Maar goed dat ik toen direct twee columns heb aangeleverd, want nu mag het niet meer. Ik hoor zelfs niet meer bij de scherpschutters van de oNS! Ik mag alleen nog woorden richten als twee of drie naamloze begeleiders de loop naar beneden gedrukt houden en ik geen woorden gebruik die op het taboe-lijstje van de censuur zijn geplaatst.

Nou, met laag over de grond scherende lidwoorden raak je geen enkel target en verliest een column – die toch vooral emotie wil oproepen of een reactie uitlokken – zijn doel. Ik heb echter goede hoop dat een en ander weer ten goede keert als we – zoals beloofd – gaan Leren van Fouten.

Toch vind ik het jammer dat al die oude Koppelingen op de digitale hogesnelheidslijn verloren zijn gegaan. Tja, wisselstroom in plaats van gelijkspanning, maar misschien bevindt zich onder uw bureau of achter een oud schilderij in uw werkkamer nog wel een geheime ruimte met daarin een doos met blauw-vergeeld papier.

Spookrook in Eindhoven

De eerste column die ik voor u schreef – Vroeger… geplaatst in Koppeling 1869, het laatste nummer van 2008 – is nostalgisch ouderwets; knisperen bij de gashaard met de Streets of Londen op de pick-up. (Knisperend geluid is eventueel ook op cd verkrijgbaar als een brandhaard u te veel aan spookrook in de Schipholtunnel doet denken.)

De tweede column – De Leidtoon uit Koppeling 1870, het eerste nummer van 2009 – is nog verassend actueel. De veranderende visie op het nut van bepaalde muzieknoten in een toonladder, gewaagd politiek ter discussie gesteld door Arnold Schönberg als vertegenwoordiger van de dodecafonie, choquerende beslissingen aan de top die tot briljante oplossingen kunnen leiden en diversiteit als noodzaak om het leiderschap op een positieve manier spannend te houden, zijn de onderwerpen die ik tot mijn eigen verbazing in zo’n V250 woorden heb weten te vangen.

Met de kennis van nu – en een vooruitziende blik – kun je gerust stellen dat deze column reeds in december 2008 voor de feestelijke première – helaas in afwezigheid van de schrijver van het stuk – in januari 2013 is gecomponeerd.

Beste meneer Meerstadt, bij dezen alvast van harte gefeliciteerd met nogmaals vier jaren als President-directeur van de Nederlandse Spoorwegen en mijn aanbod in de laatste regel van De Leidtoon staat nog steeds, geen censurist die zo dicht bij dat vuur durft te komen.

Spoor 18a in Eindhiven

Met vriendelijke groet,

Geert König

Masjinist

PS. Hoe managet u het toch om elke minuut van de dag een machinist zo dicht op uw huid te voelen dat u hem in- en uitademt en tegelijk zo veel afstand tot het vak te bewaren?

Mocht het oud papier toevallig toch per ongeluk gewist zijn, dan kunnen vuur en machinist u wel aan een geheime link helpen. Dat laatste blijft – hoop ik van machinist tot machinist – natuurlijk wel tussen ons.

Tuin in Eindhoven

Zelfportret

 

It’s a mystery to me…

The game commences. Donderdagmorgen. Het einde van mijn dienst nadert als Bijsturing belt met een prettige mededeling. Er is vandaag geen materieel voor het treintje naar de werkplaats, dus ik kan op mijn gemak van Nijmegen naar Eindhoven passagieren, zoals dat in machinistentermen heet. Ik kan de intercity naar Den Bosch nemen en daar overstappen, maar ik kies in Nijmegen al direct de sprinter naar Deurne.

For the usual fee. Even voorbij Dukenburg wordt de deur van de cabine open gegooid. De conductrice staart een moment dromerig naar de grond en schrikt op als ze mij ziet.

  ‘Hé, wat doe jij nou hier?’
‘Ik lift een stukje mee.
‘Nou, dat heb ik nog nooit meegemaakt.’
‘Een passagierende machinist niet?
‘Je hebt je ook helemaal niet gemeld of zo…’
‘Ik was hier drie minuten voor vertrektijd. Toen ik niemand zag ben ik maar ingestapt.’
‘En waar ga je naartoe?’
‘Naar Eindhoven.’
‘Begint je dienst daar?’
‘Nee, die eindigt daar.’
‘Maar wat is dan jouw dienstnummer?
‘Pff, twaalf of zeven… Zeven. Kijk, hier ben ik nu officieel, Maar deze leegmaterieel-trein is opgeheven, daarom zit ik nu hier.’ Ik wijs op het schermpje van mijn railpocket.

Plus expenses .Ze begrijpt er niets meer van en vraagt ook nog naar mijn vervoers- en legitimatiebewijs. Waar komt die achterdocht vandaan? vraag ik me af. We hebben toch allebei hetzelfde uniform aan.  Er zijn misschien wel meer blauwe colberts, maar niet van deze speciale spoorkwaliteit. We rijden ondertussen langs het perron van spoor 2 Eindhoven binnen. Een beetje verscholen achter de trap, zit een jonge vrouw gehurkt. Die heb ik de laatste paar dagen vaker gezien.

Confidential information. Ze loopt snel-scannend tussen de reizigers door op zoek naar iemand met een intelligente blik. Dan begint ze vragen te stellen over de OV-Chipkaart, verwart die met OV-bus-chip, heeft dan weer wel, dan weer niet vrij busvervoer en natuurlijk staat haar moeder van negentig bij de lift op haar te wachten.

It’s in a diary. Diverse conducteurs hebben me al verteld dat dit geen gewone klant is, deze weet veel te veel van de chipkaart. Veel meer dan een normale reiziger.

Scarred for life, no compensation. Gatver. Gatverdamme. Terwijl het spoor letterlijk onder je uit elkaar valt, er elke dag sein- en wisselstoringen zijn, het aantal aanrijdingen en zelfdodingen toeneemt, mensen ’s morgens als vee tegen elkaar staan opgepropt, de kaartjes duurder worden, het reizigersvervoer moet bezuinigen en de forens steeds kwader wordt op het personeel, verschijnen er ook nog eens Mystery Guests op het toneel. Louche types die zichzelf heel professioneel vinden en werknemers achtervolgen om anonieme kantoorbazen data in handente  kunnen geven om het eigen personeel zwart te maken.

Private investigations. Terwijl machinisten, conducteurs, baanwerkers, storingsmonteurs, servicemedewerkers en andere vakmensen proberen samen iets op te bouwen, zijn zij gespecialiseerd in afbreken. Want als men ergens bang voor is, is dat onderlinge samenwerking tussen professionals, vakmensen. Dan zou de trein in de winter namelijk weleens kunnen rijden…

Als elke seconde telt…

 

Amber Alert

Een donker zoemertje met fonkelende belletjes. Zo klinkt het twee keer kort achter elkaar. Even is stil, dan klinkt het geluid nogmaals; twee keer kort achter elkaar. Het is lang geleden dat ik het gehoord heb, maar ik weet weer wat het is: Amber Alert! Waakzaamheid is geboden, nu telt elke seconde. In de eerste minuten is de kans dat het gevonden wordt het grootste. Vandaar dat NS aan het alarmeringssysteem deelneemt. Onze ogen en oren bevinden zich immers overal. Te land, ter zee en in  cyberspace.

Terwijl ik met 140 kilometer per uur over het spoor snel… Hobbel…  Snelhobbel, speur ik naar opvallende signalen. Mannen, hun hoofd diep wegstopt in wollen kragen, die een onwelwillend kind voor zich uit duwen. Verdacht. Het is bijna dertig gradenidioot!

 Een vieze ouwe man met een kleuter achterop de fiets. Zeer dubieus.
Die pastoor is het! Natuurlijk, dat kan niet anders! Ik trek de remhendel fel naar achter en pak de hoorn van de GSM-r in mijn hand. Ik oefen even in mezelf en leg zonder te bellen weer neer. Misschien handig als ik eerst even kijk wie er vermist wordt en waar. Op z’n minst moet ik weten of het een jongen of meisje is.

    Het duurt een paar seconden voor het scherm van mijn Railpocket – elektronische nietsnut – oplicht. Dan hoor ik een stemmetje smeken: ‘Doe alsjeblieft een WIFI update, alsjeblieft. Een WIFI update.’
‘Uh, ja natuurlijk, stamel ik. WIFI, even denken…’ Ik kijk de cabine rond en inderdaad bevindt zich bij de deur het WIFI teken. Gedurende een minuut of tien laat ik een vrolijk gekleurd wieltje draaien. Het werkt enigszins hypnotiserend, verder gebeurt er niets. Het was natuurlijk handig geweest, maar in deze trein bevindt zich blijkbaar geen Railpocket WIFI.
‘Doe een WIFI update, alsjeblieft? Alsjeblieft, alsjeblieft. WIFI update?’
‘Ja, ik doe een update zodra ik kan, goed? In Eindhoven gaat het lukken.’

 Ik voel me bijna schuldig. Een aantal jaren geleden kregen we een handcomputertje met WIFI-verbinding. Omdat het nu mogelijk was je overal op het station in dienst te melden en gegevens op te vragen, werd de voorbereidingstijd op een dienst teruggebracht van twintig naar tien minuten. Dat ‘overal verbinding’ bleek echter een ietsepietsie tikkeltje overdreven. Er was verbinding boven in het personeelsverblijf, mits je ongeveer een meter van de zijmuur bleef, niet recht onder de airco ging staan en je lichaam zo min mogelijk bewoog gedurende de verbindingstijd. Dit alles binnen een straal van vijf meter rond de WIFI-antenne en maximaal één persoon tegelijk. Dat liep niet echt lekker. Soms verschenen er wel tien personeelsleden tegelijk in het verblijf. Voordat die allemaal de update, upgrade, soft reset en startprocedure hadden doorlopen…

Dus werd de WIFI-dekking van twintig vierkante meter uitgebreid met een drietal WIFI-versterkers bij de … – hoe ironisch – liften! Ook daar was het een kwestie van goed je signaal meten en apparaat stilhouden, drie keer restten, twee keer vloeken, eenmaal updaten en hopen dat er leesbare tekens uit het ronde kastje boven de lift stroomden.

Ik moest nu proberen de kop van de trein precies voor de deuren van de lift te krijgen.
‘Doe nou toch een WIFI update alsjeblieft. Alsje alsjeblieft, sjeblieft.’
‘Ik doe mijn best maar het wil niet erg. Zie je dit ronde bolletje; dat moet groen worden, maar het blijft rood.’
Even leek het inderdaad te gaan lukken, maar de deuren werden gesloten en we moesten zonder update  verder.
Ik zag het voor me. Het slachtoffertje werd een huis in gesleurd. Helmond? Nee, geen WIFI.
Nu werd het door drie mannen verkracht. Deurne, alleen een privé netwerk.
Benzine! Horst, nee. Hij steekt een sigaret aan.
Sevenum, Blerick en het eind punt Venlo.

Beet!

Mijn Railpocket imiteerde van plezier een staaltje disco. Twee zoemers en een blik belletjes later, las ik dat het vermiste meisje gevonden was en het Amber Alert ingetrokken. Hoewel ik nog steeds niet wist hoe ze eruit zag, proefde ik de smaak van overwinning. Als elke seconde telt, ben ik erbij.

Nog een vermissing: 43 columns van mij worden hier in de zoekresultaten van iNSite genoemd.

Maar als je erop klikt, krijg je een foutmelding.

Om tot de conclusie te komen dat al mijn vrijwiligerswerk, uren van schrijven en schrappen, tot verboden Literatuur is verklaard. Om de inhoud? Nee, niet één manager kent ook maar een letter van de inhoud. De eis mijn werk te vernietigen is puur en alleen bedoeld om macht te tonen. Om mij zo klein te krijgen, dat ik onder een schoenzool vermorzeld kan worden. Dan weten ze niet wie ze voor zich hebben. De waarheid duurt het langst.

Zeven sterren

Van waar ik zit, heb ik een onbelemmerd uitzicht op een groepje kinderen dat, in de cirkel die de groep vormt, met een puppy van een wollig ras hondje speelt. Het beestje is de overdaad aan aandacht waarschijnlijk allang zat, want het probeert steeds opnieuw door de kindermuur te breken, weg uit deze onmenselijke gevangenis. Soms kijkt het zielig schuin omhoog in de hoop medelijden op te wekken bij zijn jonge cipiers, dan weer probeert het door grommend zijn tanden te ontbloten de roedel te intimideren. Bijt ‘m dan in z’n oor, moedig ik het dier zachtjes aan.

 Een jonge vader redt de hond bijna uit zijn benarde positie door met uitsluitend aandacht voor zijn eigen dochtertje – het lijkt me tenminste een meisjesjurk/doekje/rok/lap/zwempak of iets dergelijks dat het kind draagt, maar het is niet onmogelijk dat er toch een jongentje in de verpakking zit – achterwaarts de kring binnen te struikelen. Met zijn slungelachtige acrobatiek doet de man mij even denken aan de docent Natuurkunde die ik in de tweede of derde klas van de middelbare school had. Die was ook zo lang en mager en de enige keer dat ik hem met een kinderwagen heb gezien, hing hij er meer met zijn hoofd in en om dan dat hij braaf duwend achter de kar liep. Hij staarde de baby met grote verwonderde ogen aan, alsof hij niet kon geloven dat hij al die tijdseenheden echte materie van vlees en bloed met snelheid v meter per seconde over m meter afstand verplaatste, tot frustratie van de wrijvingskracht die hem probeerde af te remmen en daarmee de temperatuur in de wagen minstens een graad Celsius deed stijgen. Wie heeft de wetenschappelijke formule voor dit biologische mirakel uitgedacht. Dit druist in tegen alle wetten van oorzaak en gevolg. Actie is reactie, jawel, maar aan welke actie heb ik me overgegeven om deze groteske reactie over me af te roepen. Het zal me vast niet lukken dit experiment in een laboratorium te herhalen.

 Langzaam wordt het drukker op het kunstmatige strandje. Links naast mij probeert een echtpaar op leeftijd al fietsend het mulle zand te doorkruisen. Ze komen nog geen wiellengte ver. Als ze niet onder de bomen plaats willen nemen, snap ik toch niet waarom ze het hazenpad kiezen. De weg nog geen twintig meter links van hen loopt rechtstreeks naar de boulevard met drankgelegenheden en eettentjes. Uitslovers op leeftijd dus.

 De herrie achter me komt van twee ijsverkopers, waarvan er een op een echt ouderwetse gietijzeren ijscokar fietst. De ijsmuts op spierkracht vindt gemotoriseerde concurrentie niet eerlijk en dat laat hij iedereen weten die het wil – of niet wil – horen. De motormuis piekert er echter niet over zijn vriesvakken uit te zetten. Ook op de eis van de ijscofiets dat deze laatste dan als eerste zijn waren mag verkopen om het tegen smelten te behoeden, gaat hij niet in. Ze ruziën verder terwijl ieder de helft van een groep kinderen van hoorntjes voorziet.

 Ook de hond is er druk mee. Wild zwaait zijn kopje heen en weer om wat achter het hek gebeurt goed te kunnen volgen. Hij rent van links naar rechts om het konijn te vangen. En heus waar, hij geeft het echt weer terug als hij het eenmaal doodgebeten heeft, maar laat hem nou even. Er blijft toch niets van over als je het steeds met een grote plank naar de andere kant van het net slaat? Zonde van het konijntje, daar wordt het vlees echt niet lekkerder van. Laat mij nou even, ik zal het lekker mals zal knagen. Voor jullie natuurlijk, zelf heb ik mijn brokken.

 Hij laat zijn tanden nog eens zien, maar dat levert hem slechts een Ah, wat schattig op van een paar chihuahua’s met koeltas die in zijn buurt op een handdoek zijn neergestreken. Ze hebben ieder een soort strooien hoed op en ik denk dat ze met hun hoofd uit het raam van een rijdende trein hebben gehangen. De voorkant van het stro is namelijk versierd met wilde bloemen, stukken vlinder en te pletter geslagen insecten.

 Terwijl het konijn opnieuw geserveerd wordt, spitst de hond een ogenblik zijn oren. Als hij een hese, blikkerige stem bevelen hoort uitdelen, zet hij het op een lopen. Hoewel hij geen schuld heeft aan het gebeurde, het jongetje heeft zijn vinger zelf in de hondenbek gestopt, lijkt het hem verstandiger te wachten tot het bloeden helemaal gestopt is en de aanwezigheid van pleister of verband eerder als stoer dan als pijnlijk ervaren wordt, alvorens de confrontatie aan te gaan. Bij de waterplas houdt de hond even in, twijfelt, springt met zijn gehele loopvermogen in het centimeterdiepe modderplasje en maakt een zo scherpe u-bocht over de klinkerbestrating dat medeklinkers van schrik aan de kant stuiven.

De beste verdediging is de aanval. Hij vliegt op de witte rok van de gebeten moeder af als een stier op zijn geliefde toreador, klaar om het eind van het gevecht samen te vieren. De hond, verfomfaaid door het modderbad heeft de lachers op zijn hand. Om zijn rol als publiekslieveling waar te kunnen maken en niet als zwerfhond bij zijn fans over te komen, schudt hij zich eens lekker uit. Daarmee wint hij het met een knock-out in de eerste ronde van de eens witte rok, maar de man die achter die lap schuilgaat, pakt hem zo strak bij zijn nekvel dat hij geen adem meer kan halen en de handdoek in de ring moet gooien.

 Zo verstrijkt de tijd. En paar zakenlieden komen langs om zich te oriënteren op de locatie. Het zou de ideale plaats kunnen zijn voor een luxe hotel uit hun keten, maar dan moet er eerst stevig gepraat worden met een paar spoorwegmaatschappijen. De gasten blijven weg als ze weten dat er elke vijf minuten een trein over hun balkon raast. Korte reizigerstreinen zijn in de folder nog enigszins te verbloemen, maar de zaak ketst af op het aantal goederentreinen dat ’s nachts passeert. De eigenaar van de grond lijkt er niet echt mee te zitten. Zijn volgende potentiële koper, een begrafenisondernemer in stemmig zwart, staat al klaar om een proefboring te doen.

 Er wordt een zwembad aangelegd, maar als er eindelijk goed en wel water in staat, wordt het vanwege een nieuwe bezuinigingsronde weer gesloopt. Er komt een schaatsbaan voor in de plaats. Als er goed en wel water op de baan staat, blijkt de architect geen rekening gehouden te hebben met een ijsmachine. De gemeente stelt voor de muur aan de noordzijde van het complex daarvoor open te breken, maar dit stuit op bezwaren van de aannemer. In die muur zit de as van zijn onverwacht overleden maîtresse verwerkt. Het is volgens hem onmogelijk die muur neer te halen zonder argwaan te wekken bij bepaalde instanties. Na een slepend juridisch gevecht worden er uiteindelijk studenten in het splinternieuwe, half uit marmer opgetrokken gebouw gehuisvest.

* * *

Dan breekt de dag aan. Uitgeput en ontredderd steekt de zon aarzelend haar gezicht boven het maaiveld. Ze heeft zich vreselijk verbrand en loopt wankelend naar de deur van het dichtstbijzijnde huis. Ook aan de andere kant gaat een portier open en dicht. De bloes van instructeur is doorweekt, maar aan opgeven heeft hij geen moment gedacht. Hij tikt een keer vriendelijk met zijn wijsvinger tegen zijn slaap als dank voor mijn geduld. Ach, gebaar ik, het is niets. Die bijzondere verrichten gaan niet iedere leerling even gemakkelijk af. Daar zijn rijlessen toch voor, nietwaar? Ik heb het ook moeten leren en je moet een ander ook iets gunnen.

 Ik start de motor en rijd het laatste stukje achter de lesauto aan. Natuurlijk, ik was ook een tikje geïrriteerd toen hij vlak voor mijn neus besloot zijn leerlinge nog even te laten oefenen in het keren op de smalle weg. Maar dat gevoel smolt als sneeuw voor de zon toen ik de naam van zijn rijschool zag. Lukt het elders niet met vleien, schelden, stampen, janken en dreinen, hier komt het op een doordeweekse middag, in een willekeurige straat doodgewoon uit de lucht vallen. Op de kop af vijf jaar geleden gebruikte ik voor een NS-column het oude verhaal over de eigenaar van restaurant De Zevenster. Deze klaagde bij een wijze over het gebrek aan gasten. De wijze adviseerde hem de naam van het familierestaurant te veranderen in De Vijf Klokken en er zes boven de deur te hangen. Dat bleek een geweldige vondst, want iedere passant die even binnen kwam om de fout te melden, bleef er eten.

Op magische wijze krijgt mijn eerste lustrum als columnist nu toch nog gestalte. En hoe! Het is autorijschool De 7 Sterren die mij even helemaal tot stilstand brengt. Met zeven sterren als zegel sluit de ring van vijf jaar columns zich rondom mij. Een perfecte cirkel van verhalen, een onschendbaar verbond. Een ring is immers oneindig, een ring betekent trouw. Een ring betekent trouw blijven aan jezelf. Deze gebeurtenis, die ik geen toeval wil noemen, stelt me mentaal in staat op de ingeslagen weg verder te gaan. De tijd van verhaaltjes verzinnen is voorbij. Ik hoef ze niet langer te zoeken, ze vinden mij en schenken mij hun vertrouwen gehoord te worden. Ik zal ze niet teleurstellen. Dat zal ik de rijschool trouwens ook niet, want mocht het aantal leerlingen ooit tot beneden een kritiek punt dalen, dan zal ik de rijschoolhouder een ijzersterke tip geven. Monteer tegen die tijd maar vast zes klokken op het dak…

Wacht! Dienst.

Aanrijding met persoon

Een sombere dag aan het eind van de week. Om vijf uur ’s morgens open ik het hek van het parkeerterrein bij het station. Heel in de verte kaatst het krijsende geluid van een wekker nog door mijn schedel. Geen idee wat ik hier kom doen. Voorlopig eerst maar richting stationshal lopen, dan kies ik daar wel een trein uit.

Het is niet bepaald een verfrissend wandeltochtje. Als ik de cabine in stap, is mijn rug nat van het zweet. Ik trek direct mijn colbert uit en hang hem over de haak aan de deur. Het ding voelt klam aan en zal de rest van de dag ook niet meer droog worden. Ik probeer de waas in mijn hoofd met een slok water en een plak peperkoek weg te treiteren, wat – geheel tegen de verwachting in – nog half lukt ook. Het is erg rustig op de perrons. Dat versterkt mijn gevoel dat het vandaag zaterdag is. Ach, dan houd ik deze vrijdag wel tegoed.

Ik rijd vandaag alleen maar stoptreinen, of sprinters zoals dat tegenwoordig genoemd wordt, maar wel allemaal verschillende. In een grote stad, die vandaag bijzonder weinig belangstelling toont, loopt een conducteur op me af en begint een praatje. Ik kan hem niet helemaal volgen, maar ik begrijp dat hij iets heldhaftigs heeft gedaan, iemands leven gered, en daarvoor de bijbehorende oorkondes en dankbetuigingen heeft ontvangen. Zijn gezicht komt mij bekend voor, maar ik kan het niet plaatsen. We hebben ooit intensiever samengewerkt. Dat weet ik zeker. Toen keek hij in ieder geval een stuk vrolijker.

Hij vertelt me dat hij nu bijna veertig jaar bij het spoor werkt en dat dit de eerste keer is dat hij zich gewaardeerd voelt. Maar nu is het te laat. Kanker heeft de nodige aanslagen op zijn lichaam gepleegd. In plaats van bezorgdheid, medeleven, ondersteuning en vertrouwen in een goede afloop, ervoer hij de begeleidende verzuimgesprekken met zijn leidinggevende als bedreigend.
‘Hoe haalt iemand het in zijn hoofd zich drie keer per jaar ziek te melden? Besef je wel wat je je collega’s aandoet als je langer dan vier weken wegblijft? Door jou kunnen die geen dag verlof krijgen.’
Over de strijd tegen kanker wordt met geen woord gerept.

Zout brandt in de hoeken van zijn ogen. Zijn eigen teammanager heeft nog gezegd:
‘Dat is de eerste keer dat ik iets positiefs over jouw in een rapport lees, dat klopt toch helemaal niet?’ Veertig jaar met hart en ziel voor het bedrijf gewerkt en pas als je een keer als held in de media komt, word je als medewerker serieus genomen en als volwassene behandeld. De rest van de tijd word je slechts afgerekend op bedrijfsresultaten, targets, rondetijd, cijfertjes en (gemanipuleerde) statistieken. Zolang een buitenstaander je geen naam geeft, blijf je een nummer.

Vlak voordat ik de volgende stad bereik, ontvang ik in de cabine een alarmsignaal. Ik rem direct fors, in de hoop dat er de eerste vijfhonderd meter vóór mij niets aan de hand is. Terwijl de trein vertraagt, klinkt nogmaals het alarmsignaal. Ik hoor de treindienstleider iets vragen, maar verstaan doe ik het niet. Ik meng met niet in het gesprek, dat is nu in eerste instantie bedoeld voor degene die het alarm gegeven heeft. Tussen veel geruis door, vertelt een aangeslagen stem dat er in de buurt van Breda iemand voor zijn trein gesprongen is.

Een geluk bij een ongeluk. Ik hoef vandaag niet naar Breda, al heb ik wel te doen met het personeel en de reizigers in de aanrijdingstrein. Die zitten minimaal twee uur in de trein vast. Hopelijk met airco, en dan moeten ze nog hopen dat de zon niet doorbreekt. Dit klinkt a-collegiaal, maar ik weet dat mijn beroepsgenoot er hetzelfde over denkt. Zelfbescherming remt in ruime mate eventueel aanwezige overmoed.

Tegen drie uur bereik ik mijn eindpunt en pak ik mijn spullen om naar huis te gaan. Weekend. Op weg naar buiten loop ik langs de kamer van de teammanagers. Er brandt licht en het niet storen-gordijntje is naar beneden getrokken. Tenzij er nog iets anders aan de hand is, zit daar de wachtdienst-beambte met de machinist en conducteur die de aanrijding hebben meegemaakt. Het eerste deel van het opvang-traject. Of aanrijdingen deel uitmaken van het beroep, daarover zijn de meningen verdeeld. Dat je er niet aan ontkomt, daarover heerst meer overeenstemming.

Zo somber als ik die dag begon, eindig ik hem ook. Er vallen een paar spetters uit de lucht, maar zware regen zit er niet in. Ik denk terug aan het gesprek dat ik aan het begin van de week had met de hoogste baas van het gebied. Over columns, censuur en intimidatie. Ik moet nu echt op gaan passen met het beschrijven van de werkelijkheid. Een collega uit Zuid-Limburg heeft me onder druk van zijn managers al ontvriend op Facebook.

Dan trekt nog even de conducteur van vanmiddag aan mijn geestesoog voorbij. Zijn naam ligt op het puntje van mijn tong. Het onweert niet, maar zodra ik het metaal van de auto raak, schiet die me als een bliksemflits te binnen. Ik herinner me zijn naam, zijn ziekte en de strubbelingen met het management waarover hij tijdens een gezamenlijk gevolgde opleiding af en toe smakelijk vertelde. Het kan niet, maar ik twijfel geen moment. De gedistingeerde maar benaderbare houding, het verzorgde uiterlijk, de wat gereserveerde blik…
Ik sloot die opleiding een jaar of acht geleden af. Hij is sinds die tijd zeker vijf en twintig jaar ouder geworden.

Engel

Disclaimer: De gebeurtenissen in dit verhaal zijn allemaal echt gebeurd. Ik heb echter namen, tijden en plaatsen gewijzigd om herkenning of overeenkomsten met bestaande siuaties te vorkomen. Mocht je jezelf of iets of iemand anders in dit verhaal herkennen, dan berust dat op louter toeval.

The Mission

De stichting Beroepseer strijdt tegen het weghalen van de macht bij de werkvloer en het aanbrengen van managementlaag op managementlaag om het werkvolk in bedwang te houden. Vooralsnog met weinig succes. Integendeel, in deze tijd van hypersnelle communicatie, wordt alle contact met het uitvoerend personeel verbroken. Tijd om daar iets tegen te doen. Dit is de missie van de stichting beroepseer:
In Nederland is al decennia lang sprake van een enorme geringschatting van de deskundigheid op de werkvloer. In toenemende mate is gaan gelden dat functies hoger worden gewaardeerd naarmate deze daarvan verder afstaan. De kennis, motivatie en ervaring van de werknemers die het ‘echte werk’ doen worden ondergewaardeerd en onderbenut. Dit heeft tot kaalslag en beroepszeer geleid. Dit is met name het geval in (semi-)publieke sectoren op de gebieden als veiligheid, onderwijs, zorg, welzijn en beleid. Het respect voor en zelfrespect van werknemers is ondermijnd door een bombardement van permanente reorganisaties, schaalvergrotingen en regels. Dat uit zich aan de kant van de dienstverleners in demotivatie, matige prestaties en een groot verloop. En aan de kant van de gebruikers in teleurstelling en agressie. En vervolgens in de voorspelbare roep om de klant tot koning te kronen.
Dat zal de problemen echter niet voldoende oplossen.
Beroepen en sectoren die blootgesteld zijn aan de harde tucht van de markt leveren lang niet altijd meer kwaliteit. Er lijkt sprake van een meer algemeen cultureel probleem. Immers, beroepsgroepen die vanouds een hoog beroepsethos hadden, als notarissen en accountants, lijken ook steeds meer in verwarring te verkeren. Deze culturele kaalslag heeft grote gevolgen gehad. Niet alleen de (semi-)publieke, maar ook de vrije marktsector is in toenemende mate daaronder gaan lijden. Geen wonder dat Nederland de laatste jaren fors gezakt is op internationale ranglijsten. Of het nu gaat om concurrerend vermogen, de aanwezigheid van corruptie of het vertrouwen in de overheid. Meer geld alleen zal dit probleem niet verhelpen.
Het is de hoogste tijd voor een renaissance van beroepseer en beroepstrots op verschillende fronten. De verwaarlozing daarvan is Nederland steeds meer opgebroken. Eergevoel betekent dat iemand ernaar streeft kwaliteit te leveren en daarin ook door anderen te worden erkend. Daarbij stelt iemand hoge eisen aan zijn eigen doen en laten, om in de ogen van zichzelf en anderen iets voor te stellen. Het gaat om hoge eisen die zijn geworteld in zelfrespect en beroepstrots. Professionals moet weer voluit de kans gegeven worden en de kans grijpen hun persoon te verbinden met hun vak, zodat ze ‘naar eer en geweten’ kunnen werken. Intellectueel, cultureel en moreel kapitaal doen er in de moderne tijd steeds meer toe. Wanneer werknemers leren te ondernemen met hun talenten, hun ideeën kunnen ventileren in een omgeving waar er aandachtig wordt geluisterd komen hoge ambities vrij. Dan willen zij ook worden aangesproken op de realisering daarvan en ontstaat er synergie.
Om dit mogelijk te maken moet er veel veranderen. Laten managers zich als dienstbare leiders opstellen. Laten we de deugdzame cirkel van kwaliteit en arbeidsvreugde weer herontdekken. Laten de professionals de moed hebben weer op te komen voor wat hen bezielt. Laten we verzwakte beroepsgroepen aanmoedigen te kiezen voor kwaliteit en beroepseer, en deze zo van binnenuit weerbaar te maken. Laten we met elkaar praten over wat beter en anders kan, wat onze verlangens zijn en elkaar stimuleren die te realiseren.
En laten we in Nederland opruiming houden in het enorme arsenaal aan demotiverend ‘gereedschap’: het steeds weer opnieuw openlijk twijfelen aan de arbeidsmoraal, kwaliteit van arbeid uitsluitend af te meten aan doelmatigheid, permanente reorganisaties, politieke stelselwijzigingen zonder medezeggenschap of betrokkenheid van de professionals, vermenigvuldigen van regels, procedures en formulieren die ten koste gaan van de tijd die aan het echte werk kan worden besteed, uitdijing van de lagen van duurbetaalde managers, coördinatoren en bestuurders, het streven naar zoveel mogelijk ‘gelijkgeschakelde werknemers’, gebrek aan wederzijds respect en vertrouwen. Deze beschreven ommekeer kan alleen slagen wanneer politici, bestuurders, managers, professionals het lef hebben de renaissance van beroepseer en beroepstrots tot topprioriteit van Nederland te maken.

Ik niet…

Bovenstaande gedicht uit 2005 werd onlangs opnieuw op een webforum geplaatst. Het heeft nog niets aan actualiteit ingeboet. Ik reageerde op dit gedicht met een stukje spontane poëzie. Nog geen twaalf uur later was het weer verdwenen. Dat komt de laatste tijd steeds vaker voor. Mocht ik een jaar geleden nog vrijuit op de website van het Eindhovens Dagblad reageren, sinds ik een verband legde tussen bezuinigingen binnen de geestelijke gezondheidszorg en het aantal zelfdodingen van onbehandelde patiënten, wordt geen enkele reactie van mij meer geplaatst. Waarschijnlijk via het ip-adres, want ik heb verschillende mail-adressen gebruikt.

Gelukkig heb ik het – overigens niet briljante, het was slechts een reactie – gedicht wel opgeslagen voordat ik op verzenden tikte. Hierbij dus alsnog:


Ik niet…

Dat het aan de leiding ligt, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat er op het spoor chaos heerst, mag jij zeggen.
Ik niet.

Wat er aan de hand is, moet ik vertellen.
Jij niet.

Maar jij kunt het mobiel op internet zoeken.
Ik niet.

Dat jij de smoezen niet gelooft, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat je eerlijk geinformeerd wil worden, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat er meer ongelukken gebeuren dan nodig, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat seinen beter beveiligd moeten worden, mag jij zeggen.
Ik niet.

Jij mag een mening hebben over zelfdoding.
Ik niet.

Wat een conducteur daarna voelt, mag jij zeggen.
Ik niet.

Wat er met vierkante wielen gebeurt, weet ik wel.
Jij niet.

Maar jij mag er over schrijven.
Ik niet.

Jij wordt om je gedicht niet bedreigd.

Ik om deze reactie wel.

Jij mag discussie uitlokken.`
Ik niet.

Jij mag naar de radio luisteren.
Ik niet.

Jij mag NS vragen stellen.
Ik niet.

Jij krijgt geen eerlijk antwoord.
Ik ook niet.

Jij mag je schrijver noemen.
Ik niet.

Jij mag je dichter noemen.
Ik niet.

Jij mag je journalist noemen.
Ik niet.

Jij mag misstanden onderzoeken.
Ik niet.

Jij mag een column schrijven.
Ik niet.

Jij mag je mening verdedigen.
Ik niet.

Maar jij werkt niet bij NS.

Ik ben er machinist.