De machinist en de dood

De machinist

 De ware machinist is vierentwintig uur per dag bezig met zijn werk. Ook als hij beweert dat hij thuis een knop omdraait die werk en privé gescheiden houdt. Hij blijft altijd op zijn hoede bij overwegen. Oplettend naar links en naar rechts kijkend, ook al zijn de spoorbomen geopend en is er geen trein in de wijde omgeving te bekennen. Waar gewone mensen veel treinen bij elkaar zien, ziet hij met tranende ogen een kerkhof met verstoten materieel, vrienden van vroeger die ijlend vergaan. Verroeste rails blijven voor hem vlijmscherpe moordwapens.

Treinkerkhof

Eerste dode

 In Amsterdam is dat laatste maar goed ook. De trambanen alhier hebben noch overwegen, noch vrije baan. De machinist ziet het met klamme handen aan. Dit is toch levensgevaarlijk. Je moet knettergek zijn om in dit voertuig te willen rijden. Hoeveel mensen plakken er na afloop van je dienst nog geheel of gedeeltelijk aan de tram? De bestuurder haalt zijn schouders op. Wie geraakt wordt, had beter uit moeten kijken.
‘Hier is je rechterarm en sta niet zo te schelden. Ben blij dat je kop nog op je lijf zit en nou oprotten.’

Tweede dode

Taxi standplaats Stadsschouwburg

 Dat laatste lijkt meer een uitspraak van een taxichauffeur. Ruim tien jaar geleden zorgden de opeenvolgende ministers Jorritsma en Netelenbos voor de uitbraak van een taxioorlog. De taxiwereld veranderde van een gestructureerde, door misdadigers geleidde criminele organisatie, in een elkaar naar het leven staande, oncontroleerbare bendeoorlog. Die oorlog is – zeker in Amsterdam – nog lang niet ten einde.

 Vandaag, dinsdag – de vijfde dag alweer van mijn weekje Adam 2012 – loop ik, op weg naar het Tropenmuseum, per ongeluk over een taxistandplaats net voorbij het Leidseplein. Het voelt aan alsof ik mezelf zonder paspoort van Palestina naar Israël probeer te smokkelen. Mannen met een stevig postuur, die eerder op de motorkap van hun voertuigen rustten, komen dreigend mijn kant op. Ik stop zo onzichtbaar mogelijk mijn fototoestel in mijn tas en probeer kalm doch snel de overkant van de straat te bereiken. Die ziet er veilig blank uit, terwijl de taxirijders zonder uitzondering van Turkse afkomst zijn. Bovendien hebben deze kleerkasten allemaal een dubbele functie; taxichauffeur en uitsmijter, dat zie je alleen al aan hun manier van lopen.

Taxi bezet trambaan

 Uit de laatste taxi, die gedurende tien minuten links en rechts ruziënd op de trambaan heeft gestaan, stapt een kereltje dat niet groter is dan anderhalve meter. Hij begint met weidse gebaren te schreeuwen en te wijzen naar de tram. De andere bruine beren proberen soms te antwoorden of een tegenargument te geven, maar ze krijgen tot hun frustratie geen enkele kans. Dat leidt weer tot onderlinge duw- en trekpartijen. Voetgangers en fietsers bewegen met een grote boog om de taxistandplaats heen. Ik heb inmiddels mijn tramhalte bereikt en check mezelf de eerste de beste tram in. Geen mens komt ook maar enigszins bij een chauffeur in de buurt. Een taxi nemen in Amsterdam is alleen weggelegd voor gevorderden. En die lopen dan nóg het risico doodgeslagen te worden. Niets voor mij, ik heb nog drie nachten hotelservice voor de boeg. Met iedere avond een Zwitsers chocolaatje op mijn kussen…

 Een dag later heb ik, veilig vanaf de toiletten van de Stadsschouwburg, een paar foto’s kunnen maken van deze taxistandplaats. Ook nu moest één chauffeur met alle geweld de trambaan blokkeren. Maar dit keer bleven zijn collega’s behaaglijk in hun auto’s zitten. In Ankara zal het warmer zijn geweest.

Tropenmuseum

Derde dode

 Uiteindelijk bereik ik rond het middaguur het Tropenmuseum. Daar komt Magere Hein opnieuw om de hoek kijken, nu in de vorm van een tentoonstelling rondom dood, behandeling van de overledene en het hiernamaals. De Dagelijkse Dood bevindt zich achter zwarte gordijnen in een grote hal. Van het eerste kunstvoorwerp dat staat opgesteld, herken ik onmiddellijk de signatuur. De Belg Jan Fabre kan ik al ruim een jaar niet ontlopen. Ook nu weer weet hij te imponeren met dodelijke kunst, geïnspireerd op de mythe van Leda en de zwaan.

Dood onder een zwart doek

Jan Fabre: De Mythe van Leda

Nooduitgang voor doden

 Jan Fabre krijgt de ruimte, voor de rest is het maar een kleine tentoonstelling. Alles staat zo dicht op elkaar, dat ik met mijn negatieve brillenglazen soms de verkeerde inschatting van afstand en diepte maak. Ik kom enkele malen zo dicht bij de dood, dat ik zijn schaduw in mijn nek voel hijgen. Via De Dagelijkse Dood en Aankleden en Vervoeren, met simpele maar ontroerende fotoverhalen en ludieke kisten, bereik ik het hiernamaals. Hier kom ik tot de verbijsterende ontdekking dat de hemel een nooduitgang heeft! Maar als je via die route vlucht, waar kom je dan terecht?

Hienamaals met nooduitgang

Heel veel doden, ook dieren tellen mee

 Het meest onroerende en inspirerende deel van de tentoonstelling is naar mijn mening de herdenkingsmuur. Op deze wand kunnen bezoekers zelf teksten ophangen voor hun nabestaanden. Ik mis je, zijn daarbij vanzelfsprekend de drie meest gebruikte woorden.

Herdenkingswand

 Er zijn echter ook heel confronterende teksten. Lieve pap en mam, ik mis jullie. Ik ben nu wees. Het lijkt niet geschreven door een erg jong kind. Er spreekt wel een diep gewortelde beschuldiging uit: Ik ben wees omdat jullie me in de steek gelaten hebben. Geen prettig gevoel om de rest van je leven mee rond te lopen.

Wees

 Hoe zit het precies met Barbara, die in maart zes jaar is geworden. Of zes jaar geleden is overleden.

 Imi, of Inni, ik vind het jammer dat je naar de weg bent gegaan. Het duurde even voordat ik doorhad dat het om een kat ging.

Ongeloof

 Een onverwerkte gebeurtenis. Eerst worden er drie namen genoemd en vervolgens: Ik was bij jullie thuis en jullie waren er niet. De schrijver of schrijfster van dit bericht, kan het nog steeds niet geloven. Zo kort achter elkaar!

Dode haring

Dode haring

 Volwassenen schrijven in het algemeen over de gestorvene als geheel mens, kinderen kiezen vaker een detail dat hen altijd aan die persoon zal herinneren. Zo was opa Kees altijd heel grappig, mits hij in het gezelschap was van een zoute haring. Opa Kees herrijst een ogenblik uit de dood en zit weer lachend op zijn oude, vertrouwde stoel in de huiskamer. Dat gebeurt niet als er Opa Kees, ik mis je zo had gestaan. Dan was zijn stoel leeg gebleven en het gemis nog verstikkender.

Natuurlijke kringloop

 Een ander wil slechts laten weten dat hij of zij de natuurlijke loop van het leven respecteert: Mams, het is goed zo.

Verraad in cyberspace

Doodt hem!

 De nieuwe vriend van de weduwe van opa Rutger verdient weinig waardering in de ogen van de kleinkinderen. Verraad, vinden ze het van oma. Een kind van het cyberspacetijdperk beschrijft kort maar krachtig zijn vaders toestand: Mijn vader is dood, hij is er niet meer. Met een emailadres erbij, voor als zijn vader zich bedenkt.

Dood in het museum

Als de dood voor afscheid

 Zelf heb ik nooit afscheid kunnen nemen van mijn vader. Hij was ernstig ziek, dicht bij de dood, maar dat was hij al een paar jaar en telkens wist hij opnieuw een zware longontsteking te overleven. Praten over het naderende einde, stelde hij steeds uit. Tot er een slagader scheurde en zijn longen zich razendsnel vulden met bloed. Op dat moment was hij alleen. Een angstaanjagende dood, maar alleen zo kon hij voorkomen dat hij met zijn volle verstand voorgoed vaarwel moest zeggen. Voor hem een onmogelijke opgave.

Ik ben benieuwd wat het museum na afloop van de tentoonstelling met deze kaartjes doet. Voor sommigen klinkt het misschien bizar, maar ik zou ze graag eens allemaal lezen.

De dood leeft

Tussen leven en dood

Schildpad van hout

 Het Tropenmuseum bezit verder nog een grote collectie natuurgoden en andere inheemse kunst. Prachtig houtsnijwerk en metaalbewerking, maar het verstoort mijn filosofische mijmeringen over de dood en die handgeschreven kaartjes een beetje. Ik bevind mij zo aangenaam in een roes tussen leven en dood, dat ik het museum verlaat. Met een museumkaart kan ik er altijd zo weer binnenlopen. Ik lach nog wel even een schildpad toe. Zowel op de basisschool als de middelbare school heb ik allerlei schildpadden gecreëerd, van papier of klei tot een gefiguurzaagde met echt bewegende pootjes. Het was het enige dier dat ik kon tekenen.

Doodlopend

 Buiten gekomen, moeten mijn ogen even wennen aan het licht, Ik zie een parkeergarage met een onbereikbare ingang. Iemand zal de oprit wel gestolen hebben. Of verplaatst omdat het ding in de weg stond. Maar als je niet bekend bent in de stad, kan een slagboom op de derde verdieping toch tot flinke ongelukken leiden.

Oprit parkeergarage gestolen

God is dood

 Ook daar heeft Amsterdam echter iets op gevonden. Ik zie het pas goed vanaf mijn hotelkamer. Met behulp van het zonlicht worden gevaarlijke plekken in de stad gemarkeerd. Of hier goddelijke krachten aan het werk zijn, beschermengelen naar beneden liften of dat het gewoon gezichtsbedrog is, weet ik niet. Mooi is het wel, net als de surrealistische zonsondergang die volgt. Ik moet bekennen dat niet God, maar ikzelf hierbij een tikkeltje vals heeft gespeeld. Niet met de bedoeling het hemelse weer te beïnvloeden hoor, Heer. Ik ben het met Uw keuzes altijd eens. Ik ben het met de keuzes van een hogere macht altijd eens. Verplicht!

Aanwijzing Voorzichtig Rijden

Roken is dodelijk

 ’s Avonds heb ik een toevallige ontmoeting met een echte Amsterdammer. Ik sta tegenover het concertgebouw te fotograferen, als een vrij stevige figuur zijn fiets enkele meters van mij af tot stilstand brengt en iets uit zijn binnenzak haalt. Negeren, denk ik. Straks krijg je zo’n typisch Amsterdamse opmerking naar je hoofd geslingerd en weet je morgen pas wat je daarop had moeten antwoorden. Ik controleer broek- en jaszakken op de aanwezigheid van geldbuidel en waardepapieren, hoewel de man niet zulke lange armen heeft. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat hij een shagje draait. Ik maak nog een foto van het verlichte concertgebouw.

Tramhalte voor het Koninklijk Concertgebouw

 Als ik het toestel laat zakken, staat hij plotseling vlak voor me.
‘Heb je misschien een vuurtje voor mij?’ Hij steekt de sigaret in mijn richting.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik rook niet.’
‘Nou, dan zal ik maar zonder roken verder fietsen.’ Zijn stem klinkt warm en vriendelijk. Ik laat de woorden zakkenroller, tasjesdief, dealer, voetbalsupporter, wisseltruc, oplichter en bedelaar via mijn knieën het riool in stromen.
‘Een mooi moment om te stoppen,’ daag ik hem tot mijn eigen schrik uit.
‘Dan word ik knettergek,’ roept hij lachend over het Museumplein. (Bipolair?)
‘Nee, als ik elke dag zou kunnen lopen, dan was het wat anders.’ Hij tilt zijn linkervoet een stukje van het pedaal en wijst ernaar. ‘Die voet hè, ik kan er niet op staan, anders…’

Roken is dodelijk

 Hij stopt de sigaret in de binnenzak van zijn zwart katoenen jas en begint zijn gebruikelijke looproute te beschrijven. Tot Artis kan ik hem volgen, dan laat mijn inwendige Google Maps me in de steek. De fietsende, rokende – maar nu even niet – hardloper beschrijft de gebouwen, straten, cafés, nog meer cafés en uitstekende straatstenen die hij al rennend tegenkomt tot in detail. Niets daarvan komt mij bekend voor, maar terwijl ik naar de twee elkaar passerende trams kijk die ik precies in die positie had willen fotograferen, knik ik regelmatig ja en nee, met soms een zacht gesproken ‘o, ja’ er tussendoor. Enigszins wraakzuchtig door het gemiste plaatje, zie ik de Amsterdammer in de buurt van Delft het spoor op rennen. Hij praat en praat maar door richting Breda. In Dorst is hij plotseling thuis. Dat komt goed uit, want ik lust onderhand wel iets. Bipolair ligt uitgedroogd in de goot.

Rudi van Dantzig… Dood…

African Psycho

 Ik vertel de hardlopende fietser dat ik eigenlijk te dicht op het concertgebouw sta om het goed te kunnen fotograferen. Ik draai me om en loop een klein stukje over het gras. Hij steekt zijn hand op en rijdt weg. Waarschijnlijk op weg naar huis, vast niet naar Dorst. Ik houd hem in de gaten als ik naar de tram loop. Ik vergeet helemaal te fotograferen. Stom! Een echte Amsterdammer, die kom je niet elke dag tegen. Het heeft zo ook geen zin deze ontmoeting, deze close encounter, te melden op de website voor bedreigde diersoorten. Zonder bewijs zal niemand me geloven. Het kan me ook niet schelen. Een ontmoeting met een rasechte Amsterdammer, wie had dat gedacht. Zielsgelukkig, chocolaatje op mijn hoofdkussen, val ik op mijn hotelbed in slaap. Een zwaan neemt me mee in haar kist. Eigenlijk een zwanin dus. Ver weg, naar het Zwanenmeer. Rudi van Dantzig wenkt haar naar de oever. Ik de Prins? Dan moet ik toch eerst een kaartje schrijven in het Tropenmuseum. Waar is hier de nooduitgang..?

Zacht.

…Echt dons.

Soldaat…

… Verloren…

 Een zachte dood…

Dagsluiting in purper