Pistoolschoten in de nacht

Als handen konden spreken…

 

Om half één, vroeg op de zaterdagmorgen, stap ik in Eindhoven op de Nachtnet-trein naar Rotterdam. Die middag, vrijdagmiddag dus, is er door vakbond VVMC actie gevoerd tegen het toenemende geweld waaraan het geüniformeerd personeel op Rotterdam Centraal Station blootstaat. As ik de foto’s bekijk op de Facebook-pagina van het VVMC, zijn er weinig concrete toezeggingen gedaan.

Eindhoven is echter extra beveiligd. Door het leger nog wel. Nog voordat ik bij mijn cabine ben word ik besalueerd door een soldaat. Rode baret, ik ben vergeten wat dat betekent. Alsof hij zijn gelijk moet bewijzen laat hij mij de reisplanner op zijn iPhone zien, waarbij hij met zijn rechter wijsvinger herhaald op het dikgedrukte woord Delft tikt. Dan wijst hij naar het Info-bord boven het perron dat Rotterdam aangeeft.

   ‘Volgens de reisplanner gaat deze trein naar Delft maar daar staat Rotterdam terwijl hij volgens jullie eigen app toch echt naar Delft rijdt want daar moet die trein volgens de app naartoe gaan maar in dat bord daar staat Rotterdam terwijl hier op mijn telefoon toch echt Delft staat.’ Hij stopt pas met praten als hij geen lucht meer in zijn longen heeft om nog een woord te zeggen.

   ‘Deze rijdt ook verder naar Delft,’ besluit ik voordat ik heb bekeken welke werkzaamheden deze nacht eigenlijk plaatsvinden. ‘Deze trein maakt zelfs een heel rondje. Vanuit Rotterdam gaat hij via Den Haag, Leiden, Schiphol en Utrecht weer terug naar Eindhoven. In Breda of Dordrecht zal Delft wel in de borden verschijnen. We stoppen er in ieder geval.’
Gemakkelijk gezegd, want ik stap in Rotterdam af om pas een uur later richting Hollands Spoor te gaan.

   Zoals ik al vaker gezegd heb en voorlopig nog kan blijven zeggen, is het Nachtnet voor de machinist een magische cirkel, een soort heksenkring zonder paddenstoelen. Daar mag je me ’s nachts voor wakker maken, al hoop ik niet dat het ooit nodig is in een rijdende trein. Maar ik rijd deze nacht geen compleet rondje. Wegens werkzaamheden tussen Hollands Spoor en Schiphol, keer ik halverwege en ga ik terug naar Eindhoven. Een half rondje Nachtnet en bovendien het eerste deel met de wijzers van de klok mee. Relatief gezien reis ik dus eerst vooruit in de tijd, die ik later weer oprek tot ik punctueel in Eindhoven terugkeer. Dat is de Goden verzoeken, met of zonder heksenkring.

   Op Den Haag HS is het dan ook meteen raak. De spoorwegpolitie is door één van de conducteurs gebeld en op het perron worden twee jongens stevig door de KLPD aan de tand gevoeld. Toch is het niet allemaal kommer en kwel. Twee andere jongens willen dolgraag de cabine eens van binnen zien en raken vooral opgewonden over de snelheid.
‘Wow, hey, wat zielig. Dus die trein kan 160 en toch mag jij niet harder rijden dan 130. Tjee, wat gemeen. Ook waar de baan wel 160 kan hebben? Wat wreed gemeen zeg.’
De toon waarop één van hen spreekt, doet me inderdaad een beetje aan Flower Power denken. Ach, in die tijd hadden ze het toch ook over speed?

Actie voor veiligheid

    Als de conducteur het vertrekbevel wil geven, moeten ze de cabine uit. Ik ben zelf nooit zo streng, maar met de KLPD naast de deur neem ik ook geen risico. Achter de deur hoor ik ze met de conducteur praten. Ze willen naar Leiden en zitten dus in de verkeerde trein. Dit zijn geen echte spotters, hooguit spotterspotters of spotterbespotters. Het lijken niet eens frequente treinreizigers, als ze niet eens weten in welke richting Leiden vanaf Hollands Spoor gezien ligt. Maar als ze in Delft de trein verlaten, zwaaien ze nog een keer vriendelijk achterom. Mijn dag, nacht dan, is in ieder geval weer goed. En ik ben op weg naar huis.

   Ongeveer één minuut vóór vertrek uit Rotterdam, klinken er een paar metaalachtige klappen. Omdat Rotterdam die middag toch al in de belangstelling stond, denk ik ogenblikkelijk aan pistoolschoten. Even later staat de conducteur met een enigszins angstig gelaat bij mijn cabinedeur. Voor alle zekerheid checken we opnieuw de portofoons, waarvan er één in eerste instantie niet goed lijkt te werken. Met een handgebaar van laat ook maar, ik wil hier weg verlaat hij haastig de cabine. Hij fluit, sluit de deuren en we beginnen de laatste etappe van de terugreis. Over de pistoolschoten hebben we het niet meer en ik wijd de klappen aan werkzaamheden die op en rond het station dag en nacht doorgaan.

   Pas de volgende middag lees ik via internet over een schietincident in Rotterdam. Rond vier uur ’s nachts, niet op het station maar wel in het centrum. Ik hoop dat de actie van het VVMC vrijdagmiddag iets op zal leveren, maar uit de nauwelijks verhulde gebarentaal van de Rotterdamse manager lees ik iets heel anders….

 

Er kan nog veel veranderen dit weekend. Komende nacht, van zaterdag op zondag, klokslag twee minuten na middernacht, ga ik de andere helft van het rondje rijden. Of er nog hoop is voor het Brabantse Nachtnet…?

My own private Idaho

Even stemmen op het station. Even en station, die woorden passen niet in één zin. Wie plaatst het stembureau dan ook bij de loketten? De rij slingert zich van de ID-controlerende bladerman naar het 18 Septemberplein, maakt vlak voor de uitgang een scherpe bocht en slaat tien meter verder linksaf de hal in, richting spoor 5 en 6. Komt goed uit, want ik ga naar Amsterdam en die trein komt toch op spoor 5. Eerst stemmen. Ik sluit achteraan in de rij en kan schuin omhoog mijn trein zien vertrekken. Geeft niet, ik heb bijna een uur speling.

Toch wordt het rennen. Ik wurm me tussen VVD en PvdD door, die verliefd elkaars hand vasthouden. Ik ren de trap op en haal nog net de intercity naar Schiphol. Even overstappen in Utrecht, dan ben ik om 19:35 uur in Amsterdam. Zeeën van tijd, het concert in het Muziekgebouw begint pas om 20:15 uur.

Tot Utrecht verloopt de reis voorspoeding. Dan begint de trein plotseling stevig te remmen. Twee seinen voor het station komt hij tot stilstand. Boven mij dreigt een donkere lucht, links naast mij ligt een kerkhof. Duidelijk, ik heb weer op de ‘winnende’ partij gestemd. Al snel klinkt de stem van de conducteur over de omroep.
‘Dames en heren, vanwege domme mensen op het spoor, lopen wij enige vertraging op. Er lopen dus reizigers op het spoor die eerst opgeruimd moeten worden.’
Vooral vanwege het woordje reizigers, gaat er een zucht door de trein. Spontaan omroepen blijft, zeker als je weinig informatie hebt, ontzettend moeilijk. Als je bij mij de tweede helft van de eerste zin achter de tweede helft van de tweede zet en de eerste helft vooraan, heb je meestal wel door dat ik ook niet weet wat er precies aan de hand is.

We trekken een stukje op, maar het is een valse start. Pas na vijftien minuten rijden we echt verder. Op mijn iPad kan ik echter precies zien welke trein zich waar bevindt. De trein die ik had willen halen, die van Nijmegen naar Amsterdam Centraal, is al weg. Maar de volgende trein uit Eindhoven zit nog achter ons, evenals de trein van Nijmegen naar Schiphol. Op het moment dat we vrijwel tegelijk Utrecht binnenlopen, vallen de vlakjes op mijn iPad over elkaar en zie ik niet meer wie naar welk spoor gaat. Een lichte paniek overvalt me als ik in de informatieschermen boven spoor 5 Schiphol zie staan. Ik sta op spoor 7 en op 5 had ik de trein naar Amsterdam Centraal verwacht, maar om nu nog te gaan zoeken…?

Ik blijf zitten en gok erop dat ik ook vanaf Bijlmer-ArenA nog op tijd het Muziekgebouw kan bereiken. Helaas, volgens 9292 niet. Amsterdam Zuid dan. Een úúr met de tram. Ik zie op mijn beeldscherm dezelfde aansluitingen als in Eindhoven en in vrijwel elke grote stad; als de trein aankomt, vertrekt de bus en andersom. Driemaal een kwartier vertraging, dat ga ik, ondanks een uur speling, niet meer redden. Ook niet via Schiphol, tenzij ik zou vliegen. Mijn stem in de Tweede Kamer moet wel heel zwaar wegen, nu ik er een concert van musikFabrik voor ga missen.

Te Schiphol wacht ik op de trein naar Amsterdam. Vanaf het perron kijk ik naar de rails. Het zwarte beton ziet er schoner uit dan het halletje bij mij thuis. Er ligt een enkel peukje – één is al smerig genoeg – en een paar snoeppapiertjes. Ongeveer één stukje vuil per 25 meter. Stof ligt er niet, laat staan dat het opwaait. Zouden ze een railstofzuiger hebben in deze tunnel? Waar het stof vandaan komt dat machinisten voor rook aanzien, is me een raadsel.

De Fyra doet ook geen stof opwaaien. De trein wordt bevolkt door een handjevol mensen. In de laatste vier ruituigen, van de zes, bevindt zich één persoon. Het lijkt een spooktrein. Buitenlandse reizigers met koffers aarzelen, maar stappen niet in. Je zou verwachten dat hier met toeters en bellen en veel fanfare mensen de trein in worden gelokt. Welkom in Nederland, welkom in de Fyra. Als u dit eenmaal geproefd hebt, wilt u niets anders meer. Maar de trein vertrekt klagend, nog leger dan hij Schiphol bereikte. Ik vraag me af of hij de tunnel wel ooit uitkomt. Of rijdt deze trein à la The Matrix direct aan de andere kant de tunnel weer binnen, eeuwig speeding in het duister? Ook ik blijf wachten op het perron.

Een vrouw met een hoofddoek vraagt me of dit de trein naar Sloterdijk is. Ik moet het haar een paar keer laten herhalen voor ik het versta, maar knik dan bevestigend, hoewel ik vandaag in burger ben. Ik stap de trein binnen, keurig tweedeklas. Op het balkon staat een kast open. Terwijl de deuren sluiten, pak ik mijn sleutel en draai de kast dicht. Reizigers op het balkon houden me nauwlettend in de gaten. Ik loop snel door. Geen zin om me nu als machinist kenbaar te maken. Niet tussen al die Amsterdammers. Stel dat er een spitsreiziger tussen zit.

Ik wandel op mijn gemak wat over Amsterdam Centraal, kijk naar de werkzaamheden. Buiten het Grand Café zit iemand op de grond gehurkt. Hij maakt foto’s van een man die gekleed gaat in een chic pak, compleet met wandelstok en bolhoed. Op het moment dat de fotograaf knipt, houdt de man een masker voor zijn gezicht. Een wit, glanzend masker met enkele dunne rode strepen. Ik zie een paar mensen schrikken en snel weglopen. Mannen die in het donker hun gezicht verbergen, dat betekent ellende. Ik kijk het even aan en besluit dat het geen terroristen of overvallers zijn. Het pak, de wandelstok en de bolhoed komen recht uit Stanley Kubrick’s Clockwork Orange, maar het masker klopt totaal niet. Ken je klassiekers of kies een ander vak.

Veel te vroeg ben ik op spoor 2b, maar de trein naar Maastricht staat er al. De informatieborden boven dit spoor, zijn wat ongelukkig geplaats. Om het heel zacht uit te drukken. Pal naast de achterkant van de trein op 2b, hangt het aanduidingsbord van 2a. De de trein die daar staat, helemaal aan de andere kant van het perron, vertrekt over enkele minuten richting Dordrecht. Mensen die via de stationshal de trap oplopen, komen goed uit. Maar kom je uit de tram of metro, dat sta je verkeerd. Aan de andere kant is het precies andersom. Vlak voordat de trein naar Dordrecht vertrekt, valt er een horde reizigers naar buiten die mijn kant op rent.

Het wordt nog leuker. Opnieuw verschijnt er in het informatiescherm boven mij een trein naar Dordrecht. Vertrektijd 21:12 uur, terwijl de trein naar Utrecht en Maastricht op 2b al om 21:08 uur gaat rijden. Je kunt op je klompen – of veiligheidsschoenen – aanvoelen dat reizigers naar Dordrecht in de trein naar Maastricht stappen. Ik hang wat over de betonnen rand van de trap en kijk het rustig aan. Niemand ziet dat ik iets met het spoor te maken heb. Eigen initiatief wordt toch niet gewaardeerd en bezorgt me bovendien al werk genoeg. Veel meer dan ik aan kan. Waarom zou ik me met deze onbekende reizigers bemoeien?

Dan verschijnt er een wat oudere dame bij de deur met een strak ingepakt boodschappenwagentje, een alles op elkaar afgestemd pakje, haar op een knotje. Ze wordt gevolgd door een groep meisjes van een jaar of achttien, negentien, stuk voor stuk met een koffer op wieltjes. Met handgebaren probeert de vrouw de – waarschijnlijk – studentes iets duidelijk te maken. Ik kijk naar de mouwen van mijn jasje en zie dat het blauwe bloed dat door mijn aderen stroomt de witte kleur verdrongen heeft. Opeens heb je het, hoe je er weer van afkomt, vertellen ze er niet bij. Alsof ik ze in complete klederdracht nader, draait de vrouw zich naar mij toe, terwijl de studentes hun ogen op mij richten.
‘Ze willen naar Dordrecht maar ik kan dat niet zo goed in het Engels uitleggen.’

Geen minuut later sta ik de mensen van rechts naar links door te wijzen en niet andersom. Reizigers richting Dordrecht zetten stevig de pas erin en mensen die al in de trein zitten komen licht twijfelend vragen of deze wel naar Utrecht gaat. Ik kan nog net op tijd zelf naar binnen springen als de conducteur de deuren sluit. Zonder mij vertrekt hij niet, mijn motto, gaat dit keer niet op.

Hoewel ik nu toch weer volkomen anoniem achter in de trein zit, draait de man op de bank voor mij zich aarzelend om.
‘Gaat deze trein naar Utrecht? Ik had eigenlijk naar Rotterdam gemoeten.’
‘Deze trein gaat inderdaad naar Utrecht en Eindhoven, die naar Rotterdam stond aan de andere kant langs het perron.’
‘Ja, maar die borden…’
‘Ja, die hangen heel ongelukkig, dat is bekend.’
‘O, dat is bekend?’ Er valt een korte stilte.

‘Ik denk dat het tot na de verbouwing wel zo zal blijven.’ Ik realiseer me dat Tot na de verbouwing in Amsterdam net zoiets betekent als Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen in het zuiden. Ik kan me in vijfentwintig jaar niet herinneren het station in Amsterdam ooit een dag zonder werkzaamheden te hebben gezien. Een jongeman schuin tegenover me, heeft het gesprek gelukkig gevolgd en op zijn iPhone al een oplossing gevonden.
‘In Amstel even overstappen op spoor 4,’ lacht hij vriendelijk. En een heel klein beetje trots dat hij die informatie eerder heeft gevonden dan ik. Beide mannen stappen hier uit. Op die in de cabine na, zit ik op de laatste stoel van de trein. Maar ik voel me helemaal op mijn plaats.

Pas als ik in Eindhoven naar de auto loop, voel ik lood door mijn tenen omhoog kruipen. Ik ben moe, doodmoe. Gelukkig is het maar een klein stukje naar huis. Een goederentrein, bestaande uit slechts de locomotief, passeert de laatste overweg op mijn route. Schurend langs de rails, lijkt het alsof hij hardop lacht. Uit de radio klinkt de stem van Liesbeth List:
‘Amsterdam, vijfentwintig december negentien drieënnegentig. Lieve Mia. Terwijl de mensen hier feestvieren, denk ik aan jou.’

 Een afscheid was er niet, je bent eigenlijk nooit weggegaan. Kom, praat met mij. Kom, lach naar mij…

Mijn ogen worden een ogenblik vochtig; ik wil dit lied helemaal afluisteren. In de verte zie ik de laatste bocht in de weg voordat ik thuis ben. Ik wil niet dichterbij komen. In de spiegel wordt de rechte weg achter me steeds langer. Ik open mijn rechterhand in de vorm van een schaar en houd hem voor mijn ogen.
‘Like someone’s face.’
‘Ja,’ zeg ik zonder om te kijken tegen de jongen naast me. ‘Like a fucked-up face.’