De gelaagdheid van twijfel.

Layers;

Privé gebruik van Twijfel en Onthechting voor Dummies
Door Nico Muhly, Calefax Rietkwintet en Lenneke Ruiten

Raaf Hekkema

Ieder jaar is het een keer dertien april. Zo ook in 2012. Het is zelfs Vrijdag de Dertiende, een dag om in bed te blijven. Dat heb ik dan ook het grootste deel van de dag gedaan. Begrijpelijk als je weet dat ik ervoor vier nachtdiensten heb gedraaid. En om helemaal van enige verjaardags-perikelen af te zijn, ga ik vanavond naar een concert in Muziekgebouw Frits Philips. Eerst wilde ik de hele familie daarvoor uitnodigen, maar ik bedacht net op tijd dat ik Vriend van Calefax was, niet hun ergste vijand. Bovendien wil ik de wereldpremière van Nico Muhly’s Hymns for Private Use, de titel zegt het al, niet met anderen delen.

Tijdens de opkomst van het Kwintet, valt me iets op. Op tien januari, na een uitvoering van musikFabrik, noteerde ik het volgende:

Er is geen overgang tussen leven en dood, klank en stilte. Stilte is ook klank en daarmee is dood tegelijk leven. Althans in mijn wereld. En niemand heeft me verboden de vraag Welke klank maak je als eerste in een lege ruimte? eerst zelf te beantwoorden alvorens naar de muziek te luisteren. Dat is minimaal één muzikant met me eens. Zo niet, dan vertel ik iedereen bij Calefax dat hij is vreemdgegaan.

Alban Wesly N.S.

Met die ene muzikant doelde ik op fagottist Alban Wesly en wat schetst mijn verbazing? Het is uitgelekt – ik heb echt niks gezegd Alban, ik zweer het – en er zijn disciplinaire maatregelen getroffen. Raaf Hekkema kondigt het 990-ste optreden van Calefax op indringende wijze aan. Alban Wesly – die zichzelf de beste voetballer noemt van het Kwintet – is de komende zes wedstrijden geschorst en vervangen door Heidi Mockert. Hekkema zegt er nadrukkelijk bij dat Wesly het duizendste optreden niet hoeft te missen. Een duidelijke waarschuwing. Officieel speelt Alban Wesly niet mee omdat hij in verwachting is van zijn eerste kind. Maar ook zijn vervangster, Heidi Mockert, is in verwachting en zij speelt wel…!?

Het is natuurlijk niet aardig om te zeggen dat Alban niet gemist wordt, maar Heidi – in Engeland geboren en in Duitsland opgegroeid – is een waardig vervangster. Ze mag zelfs de leiding nemen in één van de Bach-intermezzo’s, die zowel een contrast vormen met de overige werken, als een soort tijdloos tussenspel: Bach is het begin, Bach is het einde. Bach is de Alfa en de Omega.

Het programma van vanavond draagt de titel Layers. Op zich is die titel goed te verdedigen, maar ik zou het toch liever de avond van de Twijfel noemen. Line and Length, is behalve een compositie van Matthew Shlomowitz, ook een cricketterm. Het is een worp die de slagman bewust aan het twijfelen moet brengen: meppen of niet meppen, dat is de vraag. Een deel van het werk doet me aan treinverkeer denken. Een mooi muziekstuk om onder een filmpje te gebruiken. Dat blijkt Shlomowitz zelf ook al bedacht te hebben, gezien zijn werk Train Travel.

Walden van Hans Abrahamsen is een schitterende compositie die het publiek meeneemt naar de eenzaamheid van het bestaan, letterlijk in een hutje op de hei. Gebaseerd op het werk van filosoof en schrijver Henri David Thoreau, verklankt het de twijfel van de kluizenaar. Is hij onderdeel van de organische natuur, of is hij er slechts te gast? Misschien wordt hij door dieren zelfs als een indringer gezien. Ben je als mens afhankelijk van de natuur of stijg je er bovenuit? De compleet verschillende zangpatronen van vogels die samengevoegd toch een eenheid lijken te vormen, tonen in elk geval aan dat je geen onderdeel uitmaakt van de gelukzaligen die het aardoppervlak overvleugelen. De twijfel leidt tot vertwijfeling. Thoreau heeft de natuur de rug toegekeerd, en is gestorven aan een loodvergiftiging.

Walden is een compositie vol momenten van twijfel en verstilling. De vijf musici presenteren zich als solist of als duo, nooit ontstaat er een duidelijke meerderheid. Alsof de natuur strijdt met zichzelf en de buitenstaander vreemde sprongen moet maken om niet één van de partijen een meerderheid te bezorgen en de ander te vernietigen. Er moet altijd een evenwicht gezocht worden. Soms zijn enkele staccato-nootjes voldoende om de balans te herstellen. Die nootjes weten de musici van Calefax, zonder dat ik ze met hun voeten zie tellen, steeds weer exact tegelijk te produceren. Ongelooflijk knap. Die onderlinge verbondenheid, dat moet een soort groepsgeest zijn die in de dierenwereld wel vaker wordt aangetroffen.

Trotse componist Nico Muhly voor het Calefax Rietkwintet

De hymnen uit Hymns for Private Use van Nico Muhly, zijn een mengelmoes van muziekstijlen op teksten die geschreven zijn tussen de vierde en de achttiende eeuw van onze jaartelling, aangevuld met nieuwe hymnen voor imaginaire schoolklassen in het koloniale Amerika. De muziek beweegt zich daardoor van de ene stijl naar de andere, kriskras door de tijd, zonder tot rust te komen. Het zijn hymnen in chaos. Een chaos waarin de jonge operazangeres Lenneke Ruiten orde probeert te scheppen, maar twijfelt of ze daartoe wel in staat is. De zachte wiegezang van Maria wordt ruw verstoord door trillende en bevende blazers, angstig en onzeker in hun aanbidding van het Kind. In de herfst laat de componist de blaadjes zachtjes ruisend van de bomen vallen, een moment van bezinning. Totdat Jelte en Heidi erdoorheen ploegen met hun gigantisch krachtige bladerenblowers.

Lenneke Ruiten en Heidi Mockert

Muhly legt in deze compositie een parallel naar de hedendaagse, menselijke wereld. Uitgezonderd diegenen die vinden dat zij recht hebben op alles en de hulpbehoevenden laten barsten, is het een wereld vol twijfel en angst. Hoe weet je nu of je iets goed doet? Welk pad moet je kiezen? Stilstaan blijkt geen optie en als je eenmaal op weg bent, het einde van het pad nadert, dan stort het noodlot zoveel puin over je weg, dat je noodgedwongen om moet keren. Heb je je hele leven trouw naar de regels van de kerk gehandeld, blijkt dat de pastoor de grootste misdadiger was die ooit het dorp bewoonde. Je blijft het Ave Maria zingen omdat je niet meer anders kunt, maar de betekenis, de richting van het lied, is in wierook opgegaan. Het is geen gemakkelijk muziekstuk, maar Muhly heeft een werk gecreëerd dat door iedereen op eigen wijze geïnterpreteerd mag worden. Daar kun je eindeloos over discussiëren, je kunt ook de componist gehoorzamen en de hymnes uitsluitend thuis gebruiken, geheel naar eigen inzicht twijfelend of je de goede uitvoering hebt gekozen. Precies zoals Muhly bedoeld heeft.

Altijd op weg naar de volgende compositie

Ook over het laatste werk, New York Counterpoint van Steve Reich, hebben de vijf musici van Calefax lang getwijfeld. Het arrangement van Raaf Hekkema is namelijk bestemd voor elf blazers. Niet erg handig als je in een Quintet speelt dat niet verder dan tot vijf kan tellen. Na lang aarzelen hebben de leden van Calefax de knoop doorgehakt en door middel van loting de vijf instrumenten aangewezen die live de muziek mogen vertolken. Gelukkig zit daar de klarinet bij, zodat Ivar Berix zijn Kunst niet aan een elektronisch appeltje hoeft af te staan. De zes afvallers zijn in een koffer gepropt en via luidsprekers te beluisteren. In de solostukken klinken vaak drie of vier klarinetten, terwijl er slechts één te zien is. Je zou kunnen zeggen dat Ivar Berix op zo’n moment met zichzelf speelt. Of is het Steve Reich die met hem speelt. Nu begin ik te twijfelen…

Heidi en Ivar

Het was in ieder geval een prettige verjaardag, doen we volgend jaar weer zo. Calefax en Heidi Mockert heel hartelijk bedankt, evenals operaster Lenneke Ruiten. En voor de aanstaande vader: alvast gefeliciteerd. Het is nu te laat om nog te twijfelen.

Requiem in het graf van een lege kist

Als een zuchtje wind een paar tellen een gat in de mist slaat, zie ik eindelijk de poort die toegang biedt tot het kerkhof. Ik moet hier zeker al vijf of zes keer voorbij gereden zijn, maar nergens langs de weg staat een aanduiding of bord dat op de entree van de begraafplaats wijst. En om met dit weer op de gok door de drassige grond naar een zandpad te rijden, lijkt me geen goed idee. Zeker niet als je zo handig bent als ik.
Dat ik nu op het terrein ben, betekent niet direct dat ik weet waar ik moet zijn. In het licht van de koplampen zie ik slechts een wolk verlichte waterdruppeltjes, twijfelend of ze nog even gezellig bij hun familie zullen blijven plakken, of toch maar de wetten van de zwaartekracht zullen gehoorzamen. Deze begraafplaats moet een enorm oppervlak beslaan. Het duurde steeds een kwartier om er omheen te rijden, al kan ik ook een dwarsstraat gemist kan hebben.

 Wat doe je als je de weg niet kent, niet eens ziet, en je absoluut niet weet welke kant je op moet? Juist, dan ga je maar gewoon rechtdoor. Dat wil zeggen dat je de weg blijft volgen natuurlijk. Totdat je opeens de eerste boom van een bos ontmoet. Daarachter een woud dat zich als een dodelijke schaduw uit de damp aan je opdringt. Eigenlijk is dit het perfecte weer voor een begrafenis. Mist, bomen, onheilspellende schaduwen en af en toe een zuchtje wind. Die ene zucht biedt je dan één of twee seconden een wat wijder zicht om je te oriënteren totdat de mist zich weer hermetisch sluit. Een metafysisch fenomeen waar ik me helemaal aan over kan geven. Dat bos ga ik echter voor geen goud in.

*_*_*

 ‘Dat werkt altijd. Haha,’ lacht een man van ongeveer mijn leeftijd, terwijl hij plaatsneemt op de stoel naast mij. Na de harde klap op het dak van de auto keer ik langzaam terug naar de bewoonde wereld. Mijn hart neemt langzaam zijn gewone ritme weer aan.
‘Sorry,’ de vreemdeling trekt een bedenkelijk gezicht, ‘je bent wel erg geschrokken zo te zien. Gaat het wel?’
‘Ik houd gewoon niet zo van begrafenissen,’ lieg ik. ‘En dan deze atmosfeer…’ De man volgt mijn blik langs de boomtoppen en knikt.
‘Je zult het niet geloven, maar zo is het hier alleen tijdens uitvaarten. Daarom staan er ook geen wegwijzers op en om het terrein. Het is zo open dat je direct ziet waar je moet zijn. En om nou voor die twee of drie keer per jaar zoveel werk te verzetten en die borden te onderhouden, dat zie ik niet zitten.’

 ‘Twee of drie keer per jaar? Maar waarom is deze begraafplaats dan zo enorm groot?’
‘Al sla je me dood,’ antwoordt de man alsof hij er zelf nog nooit over heeft nagedacht. ‘Misschien is er een extra buffer nodig tussen de doden die hier rusten en de buitenwereld. Ze komen altijd zelf hier naartoe, ze worden nooit door familie gebracht. Je ziet hier ook geen namen op grafzerken of kruizen staan. Ik begraaf de kisten gewoon zonder erbij stil te staan wie er eigenlijk in ligt. Mag ik eens vragen voor welke begrafenis jij hier komt?’

 Nu is het mijn tijd om overbluft te worden.
‘Natuurlijk, ik kom voor P…. Hoe heet hij ook alweer, hij was laatst nog te zien… Nee hij stond in de krant, of was het…’ Hoe ik mijn mentale kaartsysteem ook doorzoek, ik kan geen enkele reden vinden om op dit moment op deze plek te zijn.  ‘Wie zijn er onlangs overleden eigenlijk?’
‘Ja, dat weet ik niet hoor. De krant wordt hier niet bezorgd. Ik weet wel dat jij hem misloopt als we niet vlug naar de kerk rijden.’
‘Ik wist niet eens dat hier een kerk stond. Die staat in ieder geval niet op de plattegrond. Welke kant moet ik op?’
‘Hier naar links. De kerk is grotendeels ondergronds aangelegd, daarom ziet iedereen hem over het hoofd. Dat laat ik liever ook zo. Er liggen nogal wat bijzondere voorwerpen en als dat eenmaal bekend wordt, staan ze zo binnen om het te stelen en op een rommelmarkt te verkopen. En er zijn voorwerpen bij… Ik snap werkelijk niet waarvoor ze die tweehonderd jaar geleden in de kerk nodig hadden.’

 In gedachte zie ik zware metalen martelvoorwerpen voor me, maar door zijn veel betekend lachje weet ik dat ik het meer in de erotische hoek moet zoeken.
‘Als jij niet weet wie er begraven wordt en wie er eventueel op af komt, waarom stond je me dan op te wachten? Je gaat toch niet beweren dat je elke dag op dezelfde tijd op die plek staat?’
‘Natuurlijk niet!’ Hij klinkt licht verontwaardigd. ‘Ik heb je toch al gezegd dat deze mist er alleen hangt als er iemand ter aarde besteld wordt. Meestal zijn er geen gasten en laat ik zonder veel ceremonieel de kist in het gat zakken. Maar het is een paar keer voorgekomen dat ik de volgende dag een auto om een boom gevouwen in het bos vond. Eén of twee begrafenissen extra vind ik niet zo erg, maar het gedoe dat je krijgt met de politie en gemeenteambtenaren. Daarom sta ik als er plotseling mist opkomt, altijd aan de bosrand. Als de klok gaat luiden en er is nog niemand gearriveerd, dan loop ik weer terug en begin ik de dienst.’
‘Wordt die niet gedaan door een… uhm, priester of iets dergelijks?’
‘Haha, ik kan wel horen dat jij net zo katholiek bent als ik. Welnee, ik heb een boekje gevonden met Latijnse teksten en als je die langzaam en plechtig op een lage toon uitspreekt, gaat de wind vanzelf meedoen. Let maar op straks. Het is een heel spookachtig geluid. Dat past toch goed bij de ambiance hier?’

 Latijnse teksten die geesten wakker maken die door de mist dwalen op een enorme begraafplaats waar zelfs de kerk onder de zoden ligt. Een hele geruststelling. Ik heb in ieder geval niet met een compleet gestoorde gek te maken.
‘Met hoeveel mensen werken jullie hier dan?’
‘O, ik ben maar alleen meneer. De geestelijke die hier was heb ik jaren geleden… is al jaren geleden overleden. Niet dat ik ooit iets aan hem gehad heb. Hij kwam ’s middags pas zijn bed uit en klokslag twee uur nam hij zijn eerste borrel. Zodra hij de mist het bos uit zag kruipen, dronk hij de fles in één teug leeg. Tegen de tijd dat het bezoek afscheid had genomen van de kist en de kerk betrad, lag meneer zo lam als een deurbel over het altaar. Veel verder dan “Neem mijn lichaam en eet” of iets dergelijks, is hij nooit gekomen. Ik heb hem op een dag maar begraven en zijn werk overgenomen. Ik heb wel een week moeten zoeken naar een boekje in het Latijn. Dat had hij goed verstopt in de kelder. Ik weet nog dat ik dat zo vreemd vond, want hij was doodsbang voor die ruimte.’ Hij lijkt even moeite te doen zich bepaalde beelden weer voor ogen te halen. Zijn wenkbrauwen dalen en trekken diepe kloven in zijn voorhoofd. Hij word direct twintig jaar ouder en zijn handen beven. Alsof er niets gebeurd is, heft hij even later zijn hoofd weer op. ‘Hier rechts om de hoek ligt de kerk.’ Hij wijst op een zandhoop waarin aan één kant een muurtje is aangebracht met een voor een kerk nogal smalle deur. Nee, deze geheiligde plaats zou ik zelf nooit gevonden hebben. Zelfs niet bij helder weer.

 Het ruikt een beetje muf binnen, maar tegen mijn verwachting in, is het er niet overdreven vochtig.
‘Wie luidt er eigenlijk de klok als jij maar alleen bent?’ De man van alles wuift de vraag weg.
‘O, dat gaat al jaren vanzelf. Zal wel iets met de mist en de wind te maken hebben. En vandaag zijn er muzikanten bij, wie weet heeft een van hen zich onder de klok opgeknoopt, haha.
Met de mededeling dat hij zich even gaat omkleden, verdwijnt hij in een naburige ruimte. Hij wijst mij, nog net voordat hij uit beeld verdwijnt, op een deur rechts van mij, waar ik de kist kan vinden. Musici zie ik nergens. Ik hoop dat ze niet allemaal tegelijk de doodsklok aan het luiden zijn.

 Ik heb hem op een dag maar begraven en zijn werk overgenomen. Die zin weerkaatst een paar keer door mijn hoofd. De nonchalance waarmee hij hem uitsprak. Ach, ik had er toch niets aan, dus ik heb een kuil gegraven en hem erin gegooid. Hij stribbelde niet eens tegen. Zo lam als een toeter natuurlijk, dat begrijp je wel. Zat die bedoeling erachter of zit er iets in die mist dat mijn geest vertroebelt.
Ik knijp een keer hard in mijn arm, die mij onmiddellijk voor het gerecht dreigt te slepen. Zo ken ik mijn arm, ik loop dus niet te slaapwandelen. Ik open de deur van de aangewezen kamer en zie nog net hoe de laatste centimeters van de kist achter een gordijn verdwijnen. De kamer is verder kaal. Geen briefje met de naam van de overledene of iets wat mijn aanwezigheid hier een betekenis kan geven. Ik draai me om en loop de kerk in.

 Die blijkt enorm hoog te zijn. En dat geeft me een angstig voorgevoel. Ik ben namelijk door een lage deur binnen gekomen, maar ik heb nauwelijks een afstapje gezien, laat staan een wenteltrap naar beneden. Deze ruimte moet tientallen meters boven de grond steken. Een herkenningsbaken van jewelste, op dagen dat het niet mistig is.
De enige vaste bewoner van het pand is zoveel wierook aan het stoken, dat het altaar in een minstens zo ondoorzichtige laag damp verdwijnt als het bos buiten. Ik hoor zacht vioolgekras, af en toe het klagende geluid van een ontstemde gitaar en daaronder, als bourdon, de gespleten stem van de merkwaardige autodidact priester. Religie onbekend. De teksten die als zwavel uit zijn mond walmen, zijn voor mij onverstaanbaar, maar één ding weet ik zeker: het is geen Latijns.

 Ik hoef niet te gaan zitten, gelukkig. Voordat ik bij het altaar ben, trekt de uitvaartstoet in dwarsrichting aan mij voorbij. Een half verkleedde monnikachtige figuur die wat gestoorde spreuken met de wierook meeblaast, een gitarist wiens instrument op de één of andere manier draadloos versterkt wordt en vier strijkers die de kist op hun schouder dragen. Ik weet het, dat klinkt absurd en er zal ongetwijfeld een soort constructie om de kist zitten die stevig op hun schouders drukt, maar op het eerste gezicht en met een blik vervormd door wierook en mist, lijkt de kist boven de schouder van de musici te zweven. De dragers rechts spelen met de strijkstok in hun rechterhand, de dragers links spelen in spiegelbeeld. We verlaten via de punt van het kruis de kerk, niet de deur waardoor we zijn binnengekomen. Hoewel de mist nog steeds zwaar en verstikkend dik is, zie ik buiten iets beter dan in de kerk. Moet je die gek voorop zien in zijn groen uitgeslagen gewaad vol gaten. Hij draagt – Godbetert – een zilveren kruis ondersteboven voor zich uit. De musici spelen een vreemd soort requiem. Om de beurt zakt één van hen door zijn knieën, daarbij een neerwaartse glissando op de viool makend. Of hij dat geluid maakt omdat hij door zijn benen zakt of dat hij door zijn benen zakt omdat hij dat vallende geluid maakt, kan ik niet zien. Klagelijk jankt de gitaar tussen de verglijdende akkoorden door. Ik heb geen idee hoe dat instrument hier buiten versterkt wordt. Ik zie in ieder geval geen verlengsnoer of klank opwaarderende elektronica. Het ziet er hier eerder uit alsof het terrein honderd jaar geleden verlaten is en er sindsdien geen mens meer naar omgekeken heeft.

 Ik loop bijna tegen de kist op als de stoet plotseling halt houdt. Ik doe een paar stappen opzij en loop een stukje naar voren. Mijn vriend staat op een verhoging achter het graf en bromt alleen nog maar. Heel knap tweetonig, maar het interval is beslist geen kwint, laat staan een zuivere. De gitarist geeft een solo aan de zijkant van het graf. Zijn lichaam hangt gevaarlijk ver over de rand. Ik zie de aarde onder zijn voeten verbrokkelen en wil hem wegtrekken. Precies op dat moment herken ik hem en weigert mijn rechterarm mijn bevelen uit te voeren.
‘Bryce…’
Hij stort de kuil in. Even later hoor ik aan een gebroken akkoord dat hij de bodem bereikt heeft. Ik kijk vragend naar de hogepriester. Die knikt slechts.

 Wat moet ik doen? Me afkeren van deze waanzin en vertrekken of Bryce uit het graf plukken. Het gevolg van de twijfel is dat ik stokstijf blijf staan. De mist in mijn eigen brein houdt me gevangen. Ik ben willoos. Zielloos. Leeg.
De muziek van de violisten dringt nu pas echt tot me door. De snaren snijden door mijn ziel en elk glissando probeert mijn hart de diepte in te sleuren. Dat vallen… Dat vallen is het vallen van een vriend. Maar wie en waarom? Ik weet het niet. Ik zie de contouren van zijn gezicht in de muren van de kerk, in het struikgewas achter het graf en in de mist. Dat is alles, geen puntje van herkenning. Het verbaast me niet eens dat de dragers zich weer in beweging zetten. Het duurt niet lang of de eerste twee muzikanten verdwijnen net als Bryce onder de rand van het graf. Aan het eind van hun glissando sterft de vioolklank weg.

 De kist hangt nu met een kant op het gras voor het graf. De dragers halen het achterste deel van hun schouders en zetten de kist voorzichtig neer. Dan zetten ze hun instrumenten opnieuw aan hun schouders en spelen tot hun dood de laatste maten van de Chorale. Het Requiem is ten einde. Ik loop naar de kist en til hem aan één handvat op. Zo licht als een veertje; de kist is leeg. Op deze begraafplaats rusten geen doden, hier wordt iets veel groters ter ziele gedragen. De mist breekt even open en ik zie lange rijen graven, zo ver ik kan kijken. Ik loop naar de rand van het graf en staar in de diepte. De zaal in het Muziekgebouw is volledig uitverkocht. Het is er warm binnen, heel warm. Ik kijk nog één keer op naar de goede vriend die ik in 2006 verloor. Hij glimlacht. Ik lach ook. De mist trekt zich terug tussen de bomen van het bos. De zon kan elk moment de loodzware lucht doorboren met haar licht. Rest alleen het slotakkoord. Ik spring over de rand en val precies op de goede snaren van de gitaar. Ik ga op in de trillingen van het geluid en verbuig de reine kwint tot het gevraagde interval.

 In memoriam

Bryce Dessner

Chorale

Uit Quintets 

*_*_*
|    |
/ Muziekgebouw Frits Philips Eindhoven \
| Zaterdag 7 april 2012 |