Pay It Forward

payitforward

Haley Joel Osment in Pay It Forward

(Mompel)… bedankt en wat … nog gaan… (mompel) doen. Onder het voorbij lopen, waarbij hij me op zo min mogelijk plaatsen tracht te raken, duwt hij een klein papiertje in mijn hand, formaat visitekaartje. Rechts onder op het kaartje staan in een zwart kader drie woorden: Pay It Forward.

   Ik denk onmiddellijk aan de film die ik jaren geleden zag. Haley Joel Osment, die met zijn gekwelde blik en helder blauwe ogen zeker vijftig procent van de opbrengst van de film The Sixth Sense voor zijn rekening nam, was zwaar overcast voor deze productie, maar het principe van Pay It Forward werd er wereldwijd mee bekend:

  Bedank iemand niet achteraf voor wat hij voor zij voor je gedaan heeft, maar doe iets aardigs zonder er iets in ruil voor terug te vragen. Doe iets vooraf. Als iedereen dat doet komt er ooit een dag dat iemand hetzelfde voor jou doet.

   Een mooi principe zolang het niet commercieel uitgebuit wordt. In mijn geval twijfelachtig vanwege de commerciële organisatie die achter het kaartje zat, gelukkig niet vanwege de persoon die het mij gaf. Sterker nog, een groter compliment kon iemand die niet gewend was met complimenten te strooien iemand die niet gewend was ze in ontvangst te nemen bijna niet maken.

 PIF  ‘Je mag het niet weggooien hoor, je moet het doorgeven. Dat moet je me beloven,’ wierp de gulle gever me nog net toe voordat hij uit zicht verdween. En daar sta je dan met dat kaartje. Weggooien was precies wat ik in gedachte had, een verhaal zou ik er wel bij verzinnen. Wat kon zo’n kaartje nou helemaal doen? Als er al iets door gebeurde, moest het wel toeval zijn.

   En daar zat ‘m nou net de kneep. Ik heb de laatste jaren iets te veel toevalligheden gezien en beleefd om nog in toeval te geloven. Neem daarbij dat de gever me te dierbaar is om ook maar het kleinste risico te nemen een onsje van zijn geluk te verspillen door het kaartje weg te gooien en ik kon niet anders dan me overgeven aan het principe van Pay It Forward.

  Nu ken ik een hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen – net als ik een uit de personeelsbladen verdreven columnist – die geld inzamelt voor een organisatie die zich inzet voor onderzoek naar kanker. Kleinschalig, waardoor er gegarandeerd geen geld aan de strijkstok blijft hangen. Hij leek me een prima Pay It Forward-object en ik stak het kaartje bij mijn papieren om het in het geval ik hem ooit zou treffen, iets dat tot dan toe een zeldzaamheid was, hem te kunnen overhandigen. Dat kon wat mij betreft nog manden duren.

  Ik had het kaartje echter nog geen 24 uur in mijn bezit, toen deze conducteur op het eerste het beste station waar ik de volgende dag mijn trein moest keren, voor mijn neus stond.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Ik heb geen portofoon bij me want ik zou eigenlijk dienst hebben in Heerlen en helemaal niet op deze trein zitten.’

  Toeval bestaat inderdaad niet. Nu moest ik het ijzer smeden terwijl het heet was.

 Om mijn vingers niet direct te branden besloot ik dat smeden uit te stellen tot het keerpunt in Roermond. Ik had degene de het kaartje aan mij gegeven had ondertussen al diverse malen hartgrondig vervloekt omdat ik niet wist wat ik moest gaan zeggen. Maar één ding was zeker: ik ging het kaartje overhandigen.

   ‘Hallo, ik ben Geert.’

   Ik ging er blindelings vanuit dat hij me als mede-dissident binnen de spoororganisatie zou herkennen. En dat was ook zo. Na een paar zinnen heen en weer gekletst te hebben, overhandigde ik hem  het kaartje, waarbij ik liet blijken dat ik wist aan welk initiatief voor kankerbestrijding hij momenteel werkte. Enigszins verbaasd nam hij het kaartje van me aan terwijl ik me snel richting cabine bewoog.

  Nu is personeel dat zich door het management belaagd voelt over het algemeen niet zo heel erg actief op de trein, maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit. In hoeverre Pay It Forward ermee te maken heeft, kan ik niet beoordelen, maar bij nadering van station Sittard klonk helder en kwiek de stem van de conducteur over de omroep, een stem die ik op de heenweg gemist had en die duidelijk aan kracht had gewonnen sinds onze korte conversatie buiten.

  Kippenvel op mijn armen, een rilling over mijn rug en tranen in mijn ogen. Pay It Forward. Hoe bedenk je zoiets?

  Achteraf is die reactie natuurlijk niet zo vreemd. De nog maar net volwassen jongeman van wie ik het kaartje kreeg, is precies degene die ik als kind wilde zijn: iemand die er alles aan doet zijn droom op een carrière in het theater waar te maken. Een droom die ikzelf veel te vroeg opgegeven heb, maar die de laatste tijd steeds vaker terugkeert. En de zestiger aan wie ik het kaartje doorgaf, staat model voor de man met principes die tegen de verdrukking vasthoudt aan zijn normen en waarden, die ik ooit hoop te worden.

  Heb ik het kaartje dan van mezelf ontvangen en aan mezelf doorgegeven? Dat zou – ondanks het feit dat ik dan drie gedaantes had moeten aannemen – wel heel narcistisch zijn. Harry Jekkers verwoordt het in ‘Mijn Ikken’ veel mooier. Bovendien eindig ik daarmee weer in mijn geliefde Theater:

Je bent die jongen met die rood-oranje vlieger,
Die af en toe nog blij is als het sneeuwt.
Je bent die jongen met lang haar,
Van twintig jaar, met een gitaar,
Die af en toe nog weleens over onrecht schreeuwt.

En soms ben je die jongen weer van dertig,
Van: “Ik weet niet, misschien, bekijk het maar”.
Je bent een dromer, drammer, twijfelaar,
Een ik van veertig jaar,
die nog geen ikje is vergeten,
En nog vaak van ons wil weten,
Maak ik jullie af en toe nog wel eens waar.

 

Met heel veel dank aan beide heren voor en na mij. Ik had het niet willen missen.