Seinvrees, droom wordt moord

*

De nacht heeft zijn glans verloren.

**

De nacht die ik zo lief had.

Die nacht.

***

De nacht heeft zijn glas verloren. De nacht is zijn onschuld kwijt. Als een te nieuwsgierige kat is de schemer in een val gelopen.

Wat is er met de nacht gebeurd? Hoe kun je in hemelsnaam de nacht dodelijk treffen?

Is het mogelijk de nacht te vermoorden?

****

De nacht heeft zijn glans verloren.

*****

En uitgerekend nu heb ik nachtdienst.

***** *

In de hitte die om twee uur  ’s nachts nog van het balkon straalt, kijk ik naar de sterren boven me. Ik herken geen enkel sterrenbeeld. Dat verbaast me niets want Orion is een wintersterrenbeeld en het zicht op de Grote Beer wordt me door de flat, waarin ik zelf woon, ontnomen. Een week geleden waren er nog veel vallende sterren te zien. Nu zie ik er geen meer. Net nu ik zoveel te wensen heb. Wensen die ik niet onder woorden kan brengen, maar evenzogoed wel heb. Wensen waarin de goeden blijven leven en de slechten sterven. Niet andersom.

            ***** **

De nacht heeft zijn glans verloren. Nog maar kort geleden vereerde ik de nacht, ik aanbad de nacht. De nacht kon mij geen kwaad doen. Ik werd beschermd door het wezen van de nacht, door de nacht zelf. Het Rondje Nachtnet was voor mij de beste uitvinding van het eerste decennium van deze eeuw. Nu zit ik met trillende handen te bidden voor een veilig seintje als ik in het donker ergens vijf minuten stil sta. Wie heeft de sprookjes uit de nacht verjaagd?

Maandag zag ik iemand met een capuchon diep over zijn hoofd getrokken, op het rangeerterrein langs een trein lopen. Voordat ik met die trein naar Maastricht reed, heb ik de deuren van de cabine goed afgesloten, iets dat ik in tien jaar tijd nog nooit gedaan heb. Ik ben ook nu niet bang van deze figuur zoals hij daar loopt. Wel van wat hij in het holst van de nacht kan worden, van de gedaante die hij dan aan kan nemen. Is dit de moordenaar?

            ***** ***

Tijdens het rijden zie ik geen magische taferelen. De mol die altijd zo vriendelijk groet door zijn hoed af te nemen en te buigen, blijft ondergronds. Op de plaats waar de drie dames Fazant zaten te pim-pam-petten liggen slechts wat veren. Alles om me heen lijkt kaal, leeg, versleten, zinloos. Alleen de angst groeit. Van links naar rechts schieten talloze zwarte zakdoekachtige schaduwfiguren voor mijn trein door. Ben ik bang? Nou, niet echt. Angst komt altijd van binnenuit, is daardoor per definitie beheersbaar en valt logischerwijs onder…

Ja ik ben bang, verschrikkelijk bang. En ik word nog angstiger omdat ik niet precies weet waar ik bang voor ben. Het is een ongefundeerde angst maar ik kan hem niet wegdenken door mezelf moed in te praten. Die zwarte geesten kan ik nog wel verklaren. Ik heb een bril op met een stevig zwart montuur. Beweeg ik mijn hoofd van links naar rechts, dan trek ik op de grens van wat ik door het glas scherp zie en wat ik daarbuiten vaag waarneem, donkere schaduwen met mijn ogen mee. En omdat ik steeds meer van die inktzwarte figuurtjes uit het duister op zie doemen, moet ik mijn hoofd wel van links naar rechts blijven bewegen. Zo houd ik hen in stand. Zo houden wij elkaar in stand.

Waarom ik dan mijn hoofd dan niet stil houd? Dat kan ik wel, maar slechts heel even. Een paar tellen zijn de spookfiguren dan nergens meer te bekennen. Maar ik weet dat er zich een groot, verstikkend leger in de schaduw van de bomen verzamelt. Zo angstaanjagend bedreigend dat ik wel moet kijken. Daarmee geef ik ze weer een kans over te steken. Het is het verhaal van de kip en het ei. Het is niet de vraag wie er eerder was, de kip of het ei, maar het antwoord: de kip én het ei. Zonder het één kan het ander niet bestaan. Zonder ei geen kip, en zonder kip geen ei. Zonder montuur geen spoken, zonder spoken geen angst, zonder angst geen moord. Aangezien die moord wel degelijk gepleegd is kan ik angst en spoken niet ontkennen, waarmee bewezen is dat ze mijn montuur eigenlijk niet eens nodig heb om zich te manifesteren.

            ***** ****

Slaap heb ik wel nodig. Hard nodig. Maar het is een luxe die me deze week niet gegund is. De flat wordt binnenkort geschilderd en uitgerekend deze week worden de betonnen balkons geschuurd en voorbewerkt. Als ik om kwart voor zeven zowel geestelijk als lichamelijk uitgeput mijn bed in kruip, hoor ik de busjes van het aannemersbedrijf de parkeerplaats op rijden. Een kwartier later trilt het gebouw onder het lawaai van snel bewegend grof schuurpapier. Een geluid om gek van te worden. Na drie slapeloze dagen hen ik het gevoel dat ik dat ondertussen ook geworden ben. Mijn handen trillen en reageer alsof ik een krat Red Bull en twee liter koffie gedronken heb. Tegelijk kan ik niks onthouden en moet ik alle treinnummers en perrons waar ze naartoe gaan drie of vier keer door de knooppuntcontroller laten herhalen, om vervolgens alsnog op de gok te gaan rijden zodra het sein veilig toont. Gelukkig bestaan de laatste nachtdiensten uit rangeerwerk en vervoer ik geen reizigers.


            ***** *****

Het steekt dat ik niets van het management heb gehoord. Tenminste, niet thuis. Maandagavond moest ik een trein naar Maastricht rijden en pas tien minuten voor vertrek hoorde ik van een collega dat hij vermoord was. Vermoord op weg naar huis na een nachtdienst. De precieze toedracht was nog in onderzoek, maar dat hij een onnatuurlijke dood was gestorven stond nu wel vast. Om dan direct, helemaal alleen, een lege trein weg te brengen, voelt op z’n zachtst gezegd niet prettig. Ook de drie uur die ik in Maastricht in een broeierig hok mocht wachten, deed mijn gemoedstoestand weinig goeds. Maar ik kon ook niet naar huis. Mijn auto stond op hetzelfde parkeerterrein als waar hij zijn auto ook altijd parkeerde. Een nogal afgelegen stukje grond waar je alleen door een rij dealers en junks te passeren kunt komen. Of via een afgelegen tunneltje als het station gesloten is. De gedachte dringt zich aan me op dat hij zijn moordenaar vanaf deze parkeerplaats heeft meegenomen, al dan niet onder dwang.

Op dat terrein heeft hij ook zijn laatste woorden tegen mij geroepen: ‘Hé Geert, kun je er niet in?’ Hij riep het als een echte Brabantse boer: ‘Hé Geert, kundudurnieïn,’ gevolgd door een knallende schaterlach. De lach waarmee hij altijd elke zin eindigde. Ook als hij niets zei.

Mijn chipkaart liet me wel toe tot alle personeelsverblijven van NS, maar vond het parkeerterrein kennelijk een poort te ver. Ik kon alleen binnen als iemand anders de poort opende. Marc was met zijn vrouw en kinderen blijkbaar in de stad geweest en ging nu naar huis. De poort opende automatisch toen hij er met zijn auto voor stond, waarmee hij mij de gelegenheid gaf op te trekken en te parkeren. Terwijl ik hem voorbij reed klonk opnieuw die schaterlach. Ik had nooit kunnen vermoeden dat het de laatste keer was dat ik die zou horen.

            ***** ***** *

Na de laatste nachtdienst ben ik volkomen leeg op bed gevallen. Het schuren maakte me geregeld wakker, dus met uitrusten moest ik nog tot het weekend wachten, maar van tijd tot tijd sliep ik. Iets dat me de merkwaardigste nachtmerries opleverde waarvan ik er twee zelfs onthouden heb. Ik zal ze binnenkort eens opschrijven, maar de details zijn zo bizar, dat ik dat nu nog niet durf.

            ***** ***** **

Behalve de datum van zijn crematie komt er geen enkel bericht of mededeling vanuit het bedrijf. Ja, dat je met je teammanager mag praten als je ergens mee zit. Maar ik kan niet over gevoel praten en al helemaal niet met een manager die van buiten weet hoe laat je op welke pagina van teletekst moet kijken om te zien of je een stropdas moet dragen of niet. Op de vraag waarom er vanuit het hoofdkantoor niet gereageerd wordt zal ik toch geen antwoord krijgen, dus kan ik hem maar beter niet stellen. Dan voorkom ik in ieder geval weer een gesprek met de MSO. Het zal toch niet zo zijn dat deze moord op een machinist uit de publiciteit wordt gehouden vanwege de imagocampagne, want in dat geval hoor ik liever niets.

Op zaterdag, de dag van zijn crematie, word ik gewekt door de stilte. De schilders die er in het weekend niet zijn. Ik denk dat ik me redelijk fit voel, totdat ik mijn hoofd optil. Het zweet loopt direct over mijn voorhoofd en over mijn rug. Ik heb koorts maar met een buitentemperatuur van tegen de veertig graden valt dat nauwelijks op. Ik probeer nog een paar uur door te slapen, maar daar komt weinig van terecht. Misschien een schuldgevoel. In deze hitte ga ik een crematie in uniform niet redden. Ik voel me moreel verplicht te gaan, maar het lukt me niet. Toch is dat schuldgevoel niet echt nodig, want ik ga er wel voor zorgen dat een collega machinist die een iets te lange dienst heeft, wel kan gaan. Numeriek maakt het geen verschil. Dat dat dan weer stiekem moet, valt me tegen. Ook hier weer blijkt dat de menselijke norm het aflegt tegen strakke regels van rijden en rust.

            ***** ***** ***

Ik kijk nog eens omhoog op mijn balkon. Nee, in de hemel hoef ik geen hulp te zoeken. Beneden in het struikgewas dan? Nee, ook daar niet. Mijn afschuw van de nacht begint na tien dagen langzaam weer te verdwijnen. Maar het zal nog heel wat tijd vergen om er weer iets moois van te fantaseren.

Ik heb ze nog nooit gezien, maar achter de flat waar ik woon schijnen heuse moerassen te liggen. Onherbergzame moerassen waarin je gemakkelijk verdwaalt. Er is niet lang geleden zelfs een lijk gevonden, dat naar mijn beste weten nog steeds niet geïdentificeerd is. Misschien moet ik daar op een donkere nacht maar eens doorheen waden. Ik kan me niet voorstellen dat de Koningin der Dwaallichtjes me zal laten verdrinken. Niet tenzij de nacht zelf slechts fictie is en ik omringd word door niets anders dan duistere kilte. Ik besef heel goed dat de Dwaallichtjes die ik in de buurt van Hilversum zag, de lampen op de helmen van de baanwerkers waren. Werklui die in dichte mist hoog boven het spoor de bovenleiding repareerden. Zijn fantasie en realiteit vanaf nu zo strikt gescheiden? Ik hoop het niet, dat is toch geen leven? Dat is toch niet de treinreis die je wil maken?

            ***** ***** ****

Marc, stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Maar een lach is niet stoffelijk, een lach kan toch niet vergaan? We hoeven alleen maar even uit te vinden waar een lach naartoe gaat als hij eenmaal gelachen is. Al moeten we het personeelsverblijf in Eindhoven steen voor steen afbreken, jouw schaterend geluid moet ergens zijn blijven hangen. Vroeg of laat zal die verborgen lach tevoorschijn komen en zul je weer aanwezig zijn. Verzinsel of voorspelling, ik geloof er in. Maar…

Wacht alsjeblieft niet te lang.

Harmelen 2012

Harmelen 2012

Harmelen 1962. Botsing tussen een intercity en een stoptrein. Grootste treinramp in de Nederlandse geschiedenis. Oorzaak: de machinist van de intercity reed met hoge snelheid voorbij een rood sein, nadat hij het voorafgaande gele sein door de dichte mist over het hoofd had gezien. Deze ramp had voorkomen kunnen worden door de aanwezigheid van een Automatische Trein Beïnvloeding. ATB was toen echter nog volop in ontwikkeling. Het werd na deze ramp wel versneld – tussen 1970 en 1992 – ingevoerd, want dit mocht in Nederland nooit meer gebeuren! Onder de 93 slachtoffers bevonden zich beide machinisten.

‘Machinist veroordeeld tot werkstraf van 240 uur.’

Arnhem 2006. Botsing tussen een goederentrein en een reizigerstrein. Oorzaak: de machinist van de goederentrein zag het rode sein niet tijdig genoeg omdat dit in een bocht hing. Twee passagiers raakten bekneld, vijftien anderen moesten naar het ziekenhuis. ATB-Vv had dit ongeval voorkomen, maar was nog in ontwikkeling. Justitie eiste een taakstraf van 150 uur wegens het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. In september 2009 sprak de rechter de machinist vrij van rechtsvervolging vanwege de slechte zichtbaarheid van het sein. In april 2010 werd in hoger beroep opnieuw 150 uur werkstraf geëist. Een maand later, na vier jaar knagende onzekerheid, wordt de machinist definitief vrijgesproken.

 

Ziek van whisky en tabak

Rotterdam 2006. Botsing tussen een lege sprinter en een goederentrein. Oorzaak: de machinist van de sprinter passeert een rood sein in de veronderstelling dat dit sein bij een naastgelegen spoor hoort. De gevolgen voor de machinist blijken veel groter dan verwacht. De eigenaar van de lading – whisky en tabak – van de goederentrein wil geld zien. Aanvankelijk wilde justitie de machinist door de politierechter laten berechten wegens onvoorzichtig, onachtzaam, onoplettend rijgedrag en het belemmeren van het treinverkeer. De politierechter verwees de zaak echter door en de machinist moest zich in september 2008 verantwoorden voor de meervoudige strafkamer van de rechtbank.

‘De machinist van de passagierstrein die twee jaar geleden een zwaar treinongeluk bij Roosendaal heeft veroorzaakt, is donderdagmiddag veroordeeld tot 120 uur werkstraf. De straf is voorwaardelijk. De rechter vindt dat er geen bewijs is dat de machinist was afgeleid en zo de twee seinen heeft gemist. Wel heeft de 57-jarige machinist zich het ongeval erg aangetrokken en is hij met de VUT gegaan.’

Informatie-overdosis?

Amsterdam 2007. Botsing tussen een intercity en een lege trein. Oorzaak: de machinist keek naar het verkeerde sein. Hij bleek niet de enige te zijn. Op dezelfde plaats was al zes maal eerder een trein door het rood gegaan. In zes van de totaal zeven onterechte STS-passages zagen machinisten sein 438 als geldend voor hun trein, terwijl dit het slecht zichtbare sein 440 had moeten zijn. Onderzoek van de Inspectie toonde aan dat het sein niet volgens de regels geplaatst was. Dit sein zou als één van de eersten uitgerust worden met ATB-Vv.

Situatie in Eindhoven: Géén ATB-Vv!

Gelukkig kreeg ik net op tijd géén hartaanval...

Zwolle 2009. Zijdelingse botsing tussen een goederentrein en een reizigerstrein in Zwolle. Oorzaak: de machinist van de goederentrein was ten onrechte een slecht zichtbaar rood sein gepasseerd. In september 2010 wordt de rechtszaak tegen de machinist aangehouden, omdat er volgens zijn advocaat nogal wat ontbreekt in het onderzoek van het OM. In december 2010 volgt het rapport van de Inspectie, in het voordeel van de machinist. Op 19 april 2011 wordt hij uiteindelijk vrijgesproken. ATB-Vv had al deze ellende voorkomen.

De machinist heeft sinds het ongeval niet meer op de trein gezeten. Zijn contract bij het spoorvervoerbedrijf werd niet verlengd. Hij voelt zich door zijn werkgever aan de schandpaal genageld. Hij had bovendien niet verwacht voor de rechter te moeten verschijnen. De man is inmiddels touringcarchauffeur.

(Uit de Stentor)

 

“Het wordt een casinospel, het kan goed gaan of het kan slecht gaan’’

Barendrecht 2009. Bij Barendrecht botsen twee goederentreinen frontaal op elkaar. De ravage is enorm. De oplettende machinist van een passerende reizigerstrein weet een nog grotere ramp te voorkomen door zijn trein met maximale remkracht tot stilstand te brengen. Oorzaak: de machinist van een goederentrein passeerde – als gevolg van een hartaanval – een rood sein. Het ongeval had voorkomen kunnen worden door het sein te voorzien van ATB-Vv. De gevolgen voor de gewonde maar onschuldige machinist blijken enorm. Financieel nadert hij zijn faillissement.

De haan kraait de eerste keer

Harmelen 2012. Op 8 januari 2012 – precies 50 jaar na dato – onthult Pieter van Vollenhoven een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de grootste treinramp in Nederland tot nu toe. Hij maakt er tegelijk een gedenkplaats van voor alle hulpverleners en betrokken burgers die destijds niet goed opgevangen zijn en de ramp soms nog steeds niet verwerkt hebben.

Monument Harmelen

De haan kraait de tweede keer

Amsterdam 2012. Grootste treinongeval in vele jaren. Oorzaak: machinist reed, verblind door laagstaande zon, door een rood sein. Had voorkomen kunnen (lees: moeten) worden door ATB-Vv. Dit veiligheidssysteem was echter niet bij het sein geïnstalleerd omdat de doelstellingen van de Stuurgroep STS (50% reductie rood-seinpassages, 75% vermindering van de risico’s) – volgens prognoses en verrekend naar aantal STS-passages per miljoen treinkilometers – al gehaald waren. De kosten van méér seinen voorzien van ATB-Vv zouden niet opwegen tegen de baten. Vooral omdat niet te voorspellen bleek waar de volgende klap zou komen. Er vielen 42 zwaargewonden, één vrouw overleed aan de gevolgen van haar verwondingen.

De haan kraait de derde keer

De klap komt

 

Wat gebeurt er na deze laatste ramp? Waarschijnlijk niets. Het kan nog tientallen jaren duren voordat het nieuwe Europese veiligheidssysteem overal geïnstalleerd is. Tot die tijd rijden we op het Nederlandse spoor met een gecalculeerd risico. Die berekeningen zijn niet geheim en gemakkelijk op internet te vinden. In feite wordt daarmee de prijs van een mensenleven berekend. Daaraan afgemeten is het Nederlandse spoornet nog altijd één van de veiligste. Het aantal dodelijke slachtoffers valt ruim binnen de marges en hoeft niet per se nog verder teruggedrongen te worden. En mocht de massa bloed willen zien, dan is er altijd nog het Wetboek van Strafrecht. Daarin staat immers dat door rood rijden strafbaar is. Als de rust daarmee voor een tijdje terugkeert, blijkt het opofferen van een machinist de meeste treinmaatschappijen niet zo heel zwaar te vallen…

Harmelen 2037…

Harmelen 2062…

Welke kleur toont mijn sein?

O, rood! Net op tijd, dank je wel.

“Ik moet gewoon eerlijk zeggen… als de veiligheid ze ter harte gaat, is dit onbegrijpelijk, onbegrijpelijk.”

Welk sein is nu voor mij bestemd?

‘De machinist van de trein die vorig jaar door een watersportwinkel in Stavoren reed wordt vervolgd. Dat meldt het Openbaar Ministerie maandag. De 59-jarige man uit Goor wordt er van verdacht door nalatigheid het ongeluk te hebben veroorzaakt.’

Ehm, zou je niet eens gaan remmen?

‘De machinist van de trein die in juli 2010 een ravage aanrichtte in het Friese Stavoren, wordt niet vervolgd. Het ongeluk valt de 59-jarige man strafrechtelijk niet aan te rekenen, omdat er toen van alles mis was op en rond het spoor. Dat meldde het Openbaar Ministerie in Leeuwarden donderdag.’

Hallo treindienstleider? Ik ben zojuist kleurenblind geworden.

Heb je het warm?

Officier van justitie P. van de Rivière heeft gisteren voor de rechtbank in Haarlem een boete van 2500 gulden geëist tegen de 42-jarige machinist J. K.. Deze veroorzaakte op 25 juli van het vorig jaar bij Hoofddorp een botsing tussen de trein die hij zelf bestuurde en de intercity Den Haag-Amsterdam.

Heb je het koud? O, bedrijfsgevoelige informatie!

Multiple Choice?

Zou deze ook Whisky vervoeren?

 “Dan ga ik wat anders doen, ministers moeten een onderzoek maar verbieden of stop zetten, dan liggen de zaken helder.”

Requiem in het graf van een lege kist

Als een zuchtje wind een paar tellen een gat in de mist slaat, zie ik eindelijk de poort die toegang biedt tot het kerkhof. Ik moet hier zeker al vijf of zes keer voorbij gereden zijn, maar nergens langs de weg staat een aanduiding of bord dat op de entree van de begraafplaats wijst. En om met dit weer op de gok door de drassige grond naar een zandpad te rijden, lijkt me geen goed idee. Zeker niet als je zo handig bent als ik.
Dat ik nu op het terrein ben, betekent niet direct dat ik weet waar ik moet zijn. In het licht van de koplampen zie ik slechts een wolk verlichte waterdruppeltjes, twijfelend of ze nog even gezellig bij hun familie zullen blijven plakken, of toch maar de wetten van de zwaartekracht zullen gehoorzamen. Deze begraafplaats moet een enorm oppervlak beslaan. Het duurde steeds een kwartier om er omheen te rijden, al kan ik ook een dwarsstraat gemist kan hebben.

 Wat doe je als je de weg niet kent, niet eens ziet, en je absoluut niet weet welke kant je op moet? Juist, dan ga je maar gewoon rechtdoor. Dat wil zeggen dat je de weg blijft volgen natuurlijk. Totdat je opeens de eerste boom van een bos ontmoet. Daarachter een woud dat zich als een dodelijke schaduw uit de damp aan je opdringt. Eigenlijk is dit het perfecte weer voor een begrafenis. Mist, bomen, onheilspellende schaduwen en af en toe een zuchtje wind. Die ene zucht biedt je dan één of twee seconden een wat wijder zicht om je te oriënteren totdat de mist zich weer hermetisch sluit. Een metafysisch fenomeen waar ik me helemaal aan over kan geven. Dat bos ga ik echter voor geen goud in.

*_*_*

 ‘Dat werkt altijd. Haha,’ lacht een man van ongeveer mijn leeftijd, terwijl hij plaatsneemt op de stoel naast mij. Na de harde klap op het dak van de auto keer ik langzaam terug naar de bewoonde wereld. Mijn hart neemt langzaam zijn gewone ritme weer aan.
‘Sorry,’ de vreemdeling trekt een bedenkelijk gezicht, ‘je bent wel erg geschrokken zo te zien. Gaat het wel?’
‘Ik houd gewoon niet zo van begrafenissen,’ lieg ik. ‘En dan deze atmosfeer…’ De man volgt mijn blik langs de boomtoppen en knikt.
‘Je zult het niet geloven, maar zo is het hier alleen tijdens uitvaarten. Daarom staan er ook geen wegwijzers op en om het terrein. Het is zo open dat je direct ziet waar je moet zijn. En om nou voor die twee of drie keer per jaar zoveel werk te verzetten en die borden te onderhouden, dat zie ik niet zitten.’

 ‘Twee of drie keer per jaar? Maar waarom is deze begraafplaats dan zo enorm groot?’
‘Al sla je me dood,’ antwoordt de man alsof hij er zelf nog nooit over heeft nagedacht. ‘Misschien is er een extra buffer nodig tussen de doden die hier rusten en de buitenwereld. Ze komen altijd zelf hier naartoe, ze worden nooit door familie gebracht. Je ziet hier ook geen namen op grafzerken of kruizen staan. Ik begraaf de kisten gewoon zonder erbij stil te staan wie er eigenlijk in ligt. Mag ik eens vragen voor welke begrafenis jij hier komt?’

 Nu is het mijn tijd om overbluft te worden.
‘Natuurlijk, ik kom voor P…. Hoe heet hij ook alweer, hij was laatst nog te zien… Nee hij stond in de krant, of was het…’ Hoe ik mijn mentale kaartsysteem ook doorzoek, ik kan geen enkele reden vinden om op dit moment op deze plek te zijn.  ‘Wie zijn er onlangs overleden eigenlijk?’
‘Ja, dat weet ik niet hoor. De krant wordt hier niet bezorgd. Ik weet wel dat jij hem misloopt als we niet vlug naar de kerk rijden.’
‘Ik wist niet eens dat hier een kerk stond. Die staat in ieder geval niet op de plattegrond. Welke kant moet ik op?’
‘Hier naar links. De kerk is grotendeels ondergronds aangelegd, daarom ziet iedereen hem over het hoofd. Dat laat ik liever ook zo. Er liggen nogal wat bijzondere voorwerpen en als dat eenmaal bekend wordt, staan ze zo binnen om het te stelen en op een rommelmarkt te verkopen. En er zijn voorwerpen bij… Ik snap werkelijk niet waarvoor ze die tweehonderd jaar geleden in de kerk nodig hadden.’

 In gedachte zie ik zware metalen martelvoorwerpen voor me, maar door zijn veel betekend lachje weet ik dat ik het meer in de erotische hoek moet zoeken.
‘Als jij niet weet wie er begraven wordt en wie er eventueel op af komt, waarom stond je me dan op te wachten? Je gaat toch niet beweren dat je elke dag op dezelfde tijd op die plek staat?’
‘Natuurlijk niet!’ Hij klinkt licht verontwaardigd. ‘Ik heb je toch al gezegd dat deze mist er alleen hangt als er iemand ter aarde besteld wordt. Meestal zijn er geen gasten en laat ik zonder veel ceremonieel de kist in het gat zakken. Maar het is een paar keer voorgekomen dat ik de volgende dag een auto om een boom gevouwen in het bos vond. Eén of twee begrafenissen extra vind ik niet zo erg, maar het gedoe dat je krijgt met de politie en gemeenteambtenaren. Daarom sta ik als er plotseling mist opkomt, altijd aan de bosrand. Als de klok gaat luiden en er is nog niemand gearriveerd, dan loop ik weer terug en begin ik de dienst.’
‘Wordt die niet gedaan door een… uhm, priester of iets dergelijks?’
‘Haha, ik kan wel horen dat jij net zo katholiek bent als ik. Welnee, ik heb een boekje gevonden met Latijnse teksten en als je die langzaam en plechtig op een lage toon uitspreekt, gaat de wind vanzelf meedoen. Let maar op straks. Het is een heel spookachtig geluid. Dat past toch goed bij de ambiance hier?’

 Latijnse teksten die geesten wakker maken die door de mist dwalen op een enorme begraafplaats waar zelfs de kerk onder de zoden ligt. Een hele geruststelling. Ik heb in ieder geval niet met een compleet gestoorde gek te maken.
‘Met hoeveel mensen werken jullie hier dan?’
‘O, ik ben maar alleen meneer. De geestelijke die hier was heb ik jaren geleden… is al jaren geleden overleden. Niet dat ik ooit iets aan hem gehad heb. Hij kwam ’s middags pas zijn bed uit en klokslag twee uur nam hij zijn eerste borrel. Zodra hij de mist het bos uit zag kruipen, dronk hij de fles in één teug leeg. Tegen de tijd dat het bezoek afscheid had genomen van de kist en de kerk betrad, lag meneer zo lam als een deurbel over het altaar. Veel verder dan “Neem mijn lichaam en eet” of iets dergelijks, is hij nooit gekomen. Ik heb hem op een dag maar begraven en zijn werk overgenomen. Ik heb wel een week moeten zoeken naar een boekje in het Latijn. Dat had hij goed verstopt in de kelder. Ik weet nog dat ik dat zo vreemd vond, want hij was doodsbang voor die ruimte.’ Hij lijkt even moeite te doen zich bepaalde beelden weer voor ogen te halen. Zijn wenkbrauwen dalen en trekken diepe kloven in zijn voorhoofd. Hij word direct twintig jaar ouder en zijn handen beven. Alsof er niets gebeurd is, heft hij even later zijn hoofd weer op. ‘Hier rechts om de hoek ligt de kerk.’ Hij wijst op een zandhoop waarin aan één kant een muurtje is aangebracht met een voor een kerk nogal smalle deur. Nee, deze geheiligde plaats zou ik zelf nooit gevonden hebben. Zelfs niet bij helder weer.

 Het ruikt een beetje muf binnen, maar tegen mijn verwachting in, is het er niet overdreven vochtig.
‘Wie luidt er eigenlijk de klok als jij maar alleen bent?’ De man van alles wuift de vraag weg.
‘O, dat gaat al jaren vanzelf. Zal wel iets met de mist en de wind te maken hebben. En vandaag zijn er muzikanten bij, wie weet heeft een van hen zich onder de klok opgeknoopt, haha.
Met de mededeling dat hij zich even gaat omkleden, verdwijnt hij in een naburige ruimte. Hij wijst mij, nog net voordat hij uit beeld verdwijnt, op een deur rechts van mij, waar ik de kist kan vinden. Musici zie ik nergens. Ik hoop dat ze niet allemaal tegelijk de doodsklok aan het luiden zijn.

 Ik heb hem op een dag maar begraven en zijn werk overgenomen. Die zin weerkaatst een paar keer door mijn hoofd. De nonchalance waarmee hij hem uitsprak. Ach, ik had er toch niets aan, dus ik heb een kuil gegraven en hem erin gegooid. Hij stribbelde niet eens tegen. Zo lam als een toeter natuurlijk, dat begrijp je wel. Zat die bedoeling erachter of zit er iets in die mist dat mijn geest vertroebelt.
Ik knijp een keer hard in mijn arm, die mij onmiddellijk voor het gerecht dreigt te slepen. Zo ken ik mijn arm, ik loop dus niet te slaapwandelen. Ik open de deur van de aangewezen kamer en zie nog net hoe de laatste centimeters van de kist achter een gordijn verdwijnen. De kamer is verder kaal. Geen briefje met de naam van de overledene of iets wat mijn aanwezigheid hier een betekenis kan geven. Ik draai me om en loop de kerk in.

 Die blijkt enorm hoog te zijn. En dat geeft me een angstig voorgevoel. Ik ben namelijk door een lage deur binnen gekomen, maar ik heb nauwelijks een afstapje gezien, laat staan een wenteltrap naar beneden. Deze ruimte moet tientallen meters boven de grond steken. Een herkenningsbaken van jewelste, op dagen dat het niet mistig is.
De enige vaste bewoner van het pand is zoveel wierook aan het stoken, dat het altaar in een minstens zo ondoorzichtige laag damp verdwijnt als het bos buiten. Ik hoor zacht vioolgekras, af en toe het klagende geluid van een ontstemde gitaar en daaronder, als bourdon, de gespleten stem van de merkwaardige autodidact priester. Religie onbekend. De teksten die als zwavel uit zijn mond walmen, zijn voor mij onverstaanbaar, maar één ding weet ik zeker: het is geen Latijns.

 Ik hoef niet te gaan zitten, gelukkig. Voordat ik bij het altaar ben, trekt de uitvaartstoet in dwarsrichting aan mij voorbij. Een half verkleedde monnikachtige figuur die wat gestoorde spreuken met de wierook meeblaast, een gitarist wiens instrument op de één of andere manier draadloos versterkt wordt en vier strijkers die de kist op hun schouder dragen. Ik weet het, dat klinkt absurd en er zal ongetwijfeld een soort constructie om de kist zitten die stevig op hun schouders drukt, maar op het eerste gezicht en met een blik vervormd door wierook en mist, lijkt de kist boven de schouder van de musici te zweven. De dragers rechts spelen met de strijkstok in hun rechterhand, de dragers links spelen in spiegelbeeld. We verlaten via de punt van het kruis de kerk, niet de deur waardoor we zijn binnengekomen. Hoewel de mist nog steeds zwaar en verstikkend dik is, zie ik buiten iets beter dan in de kerk. Moet je die gek voorop zien in zijn groen uitgeslagen gewaad vol gaten. Hij draagt – Godbetert – een zilveren kruis ondersteboven voor zich uit. De musici spelen een vreemd soort requiem. Om de beurt zakt één van hen door zijn knieën, daarbij een neerwaartse glissando op de viool makend. Of hij dat geluid maakt omdat hij door zijn benen zakt of dat hij door zijn benen zakt omdat hij dat vallende geluid maakt, kan ik niet zien. Klagelijk jankt de gitaar tussen de verglijdende akkoorden door. Ik heb geen idee hoe dat instrument hier buiten versterkt wordt. Ik zie in ieder geval geen verlengsnoer of klank opwaarderende elektronica. Het ziet er hier eerder uit alsof het terrein honderd jaar geleden verlaten is en er sindsdien geen mens meer naar omgekeken heeft.

 Ik loop bijna tegen de kist op als de stoet plotseling halt houdt. Ik doe een paar stappen opzij en loop een stukje naar voren. Mijn vriend staat op een verhoging achter het graf en bromt alleen nog maar. Heel knap tweetonig, maar het interval is beslist geen kwint, laat staan een zuivere. De gitarist geeft een solo aan de zijkant van het graf. Zijn lichaam hangt gevaarlijk ver over de rand. Ik zie de aarde onder zijn voeten verbrokkelen en wil hem wegtrekken. Precies op dat moment herken ik hem en weigert mijn rechterarm mijn bevelen uit te voeren.
‘Bryce…’
Hij stort de kuil in. Even later hoor ik aan een gebroken akkoord dat hij de bodem bereikt heeft. Ik kijk vragend naar de hogepriester. Die knikt slechts.

 Wat moet ik doen? Me afkeren van deze waanzin en vertrekken of Bryce uit het graf plukken. Het gevolg van de twijfel is dat ik stokstijf blijf staan. De mist in mijn eigen brein houdt me gevangen. Ik ben willoos. Zielloos. Leeg.
De muziek van de violisten dringt nu pas echt tot me door. De snaren snijden door mijn ziel en elk glissando probeert mijn hart de diepte in te sleuren. Dat vallen… Dat vallen is het vallen van een vriend. Maar wie en waarom? Ik weet het niet. Ik zie de contouren van zijn gezicht in de muren van de kerk, in het struikgewas achter het graf en in de mist. Dat is alles, geen puntje van herkenning. Het verbaast me niet eens dat de dragers zich weer in beweging zetten. Het duurt niet lang of de eerste twee muzikanten verdwijnen net als Bryce onder de rand van het graf. Aan het eind van hun glissando sterft de vioolklank weg.

 De kist hangt nu met een kant op het gras voor het graf. De dragers halen het achterste deel van hun schouders en zetten de kist voorzichtig neer. Dan zetten ze hun instrumenten opnieuw aan hun schouders en spelen tot hun dood de laatste maten van de Chorale. Het Requiem is ten einde. Ik loop naar de kist en til hem aan één handvat op. Zo licht als een veertje; de kist is leeg. Op deze begraafplaats rusten geen doden, hier wordt iets veel groters ter ziele gedragen. De mist breekt even open en ik zie lange rijen graven, zo ver ik kan kijken. Ik loop naar de rand van het graf en staar in de diepte. De zaal in het Muziekgebouw is volledig uitverkocht. Het is er warm binnen, heel warm. Ik kijk nog één keer op naar de goede vriend die ik in 2006 verloor. Hij glimlacht. Ik lach ook. De mist trekt zich terug tussen de bomen van het bos. De zon kan elk moment de loodzware lucht doorboren met haar licht. Rest alleen het slotakkoord. Ik spring over de rand en val precies op de goede snaren van de gitaar. Ik ga op in de trillingen van het geluid en verbuig de reine kwint tot het gevraagde interval.

 In memoriam

Bryce Dessner

Chorale

Uit Quintets 

*_*_*
|    |
/ Muziekgebouw Frits Philips Eindhoven \
| Zaterdag 7 april 2012 |

Saluut Protocollair

In de nacht van vrijdag op zaterdag werden drie meisjes door verschillende wagens geschept en doodgereden op een Franse snelweg. Negentien, dertien en twaalf jaar oud. Van huis vertrokken om naar een internetcafé te gaan, zijn ze – letterlijk – op het verkeerde spoor beland.

 Omdat ze zonder geldig vervoersbewijs reisden, zijn ze de trein uitgezet. Dat gebeurt niet alleen in Frankrijk; dat gaat in Nederland, België of Duitsland precies zo. Regels zijn nu eenmaal regels. Je koopt een kaartje, je betaalt een boete of je reis eindigt op het eerstvolgende station. Voor de drie meisjes werd dit Pierrelatte, een Zuid-Franse gemeente met zo’n 13 duizend inwoners waarover Wikipedia niets interessanter te vermelden heeft dan dat het een station bezit.

 Van het station zijn de zusjes vervolgens naar de snelweg gelopen, waar ze een wegenwachter om een lift hebben gevraagd. De man kreeg echter geen toestemming het drietal mee te nemen. Waarschijnlijk om verzekeringstechnische redenen, grijs kenteken en meer van dat soort bureaucratie. Ook dat werkt in Nederland precies zo. Als machinist mag ik bijvoorbeeld geen personen vervoeren in een lege trein die niet expliciet is aangewezen voor reizigersvervoer. Topdrukte of niet.

 De wegenwachter probeerde nog wel de hulptroepen in te seinen. Waarschijnlijk waren de meisjes voor iets of iemand op de vlucht, want bij het horen van het woord ‘politie’ kozen ze het hazenpad en – al dan niet vrijwillig – de snelweg van de dood.

 Treinpersoneel, wegenwachter, wegenwachtcentralist, automobilisten die de meisjes langs de snelweg hebben zien lopen, politiecentralist, politiebeambten op de weg, ambulancepersoneel, lijkwagenchauffeur, begrafenisondernemer; allemaal hebben ze volgens de regels van de wet gehandeld. De ‘door ons allemaal samen opgestelde’ Protocollen zijn tot op de letter nageleefd. Protocollen die – dat valt me de laatste tijd steeds vaker op – niet langer door een fysiek tastbare, aanspreekbare persoon worden getekend. De huidige Protocollen worden liever ondertekend door vage, naamloze entiteiten, die niet hoofdelijk aansprakelijk zijn maar wel de juiste rechtspositie bekleden om de regels op te stellen.

 In dit tragische geval zullen er dus slechts twee mensen verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van de drie meisjes: de conducteur en de wegenwachter. Twee mensen die represailles en disciplinaire maatregelen hadden geriskeerd als ze de meisjes, tegen alle regels in, toch mee hadden genomen.

 Conducteur en wegenwachter, twee mensen die door hun eigen geweten nu al veroordeeld zijn tot levenslang. Twee mensen die de rest van hun leven door drie geesten achtervolgd zullen worden. Twee mensen die de rest van hun leven zouden willen dat ze het Protocol genegeerd hadden. En daarmee onbewust een heldendaad zouden hebben verricht. Met de kennis van nu, …uiteraard.

 Antwoorden heb ik niet, ik kan aan het gehele drama slechts een vraag toevoegen:

 Is er iemand geweest die de drie meisjes tijdens hun laatste reis, naar hun verhaal heeft gevraagd?

Glazen Sneeuw

***

Noot van de schrijver vooraf: Dit verhaal is volledig verzonnen, elke gelijkenis met de werkelijheid berust op puur toeval. Verder is het geenszins de bedoeling van de auteur de in het verhaal genoemde – fictieve – personen te beledigen, kwetsen of belachelijk te maken. Deze personen zijn overigens samengesteld uit namen die willekeurig uit het telefoonboek geplukt zijn. Elke overeenkomst met bijvoorbeeld de President-directeur van de Nederlandse Spoorwegen of de directievoorzitter van NS Reizigers, berust dan ook op louter toeval. De Mol, die zich hier wil verrijken met sms-diensten, is geen ‘familie van…’
Alleen de koffiejuffrouw bestaat echt, maar zij vond het wel een eer om in dit verhaal te figureren, mits ze onherkenbaar in beeld zou komen. Om die reden heb ik haar zwaar Rotterdamse accent onvermeld gelaten. De schoonmaker is – zoals gebruikelijk – niets gevraagd.

***

Donderdagavond, begin februari. De laatste uren van de dag tikken rustig weg. Ik heb een rangeerdienst en loop over het perron van spoor vijf en zes in Eindhoven. Als ik in noordoostelijke richting de hemel in kijk, zie ik een vallende ster. Ik wil altijd van alles en voor iedereen tegelijk, maar nu het erop aankomt kan ik geen enkele wens bedenken. Ik hef mijn schouders een keer op als verontschuldiging voor het de gebrekkige communicatie, als de meteoor plots van richting verandert. Het zal toch geen UFO zijn? Draai dan maar weer om. Vroeger was ik een echte sciencefiction-fanaat, maar als je tien jaar over het Nederlandse spoor boemelt heb je alle science wel als fiction voorbij zien komen. Ik kijk nog eens goed naar het onbekende vliegende object dat steeds dichterbij komt. Het heeft akelige tentakels die naar alle kanten uitsteken en waarmee het alles verslindt wat te dicht in de buurt komt. Nee, dit kan toch niet? Droom ik soms? Ik kijk nog eens goed, ik volg het terwijl het de laatste meters daalt. Geen vergissing mogelijk, dit is een SNEEUWVLOK!

Geschrokken doe ik een stap van voor naar achter, van links naar rechts – het lijflied van het CDA – en bedenk wat ik het beste kan doen. Kalm blijven, het radicale midden houden, dat lijkt me nu het belangrijkste. Op het hoofdkantoor zal eerst een vlokkentest moeten uitwijzen of het werkelijk om in kristalvorm bevroren water draait, zo ja, waar dat water dan van afkomstig is en wie er voor de schade gaat opdraaien. Het kan nog dagen duren voordat de uitslag de werkvloer bereikt.

Niet de sneeuw vertraagt, maar snelheidsbeperkingen vanwege slecht onderhouden infra.

Die avond is het stil in het personeelsverblijf. Iedereen kijkt naar de finale van ‘De Stem van Nederland’. De gedoodverfde winnares laadt zich op voor de slotnoot. Haar houding is nu extra belangrijk. Deze ene uithaal zal haar wereldfaam en een extravagant leven gaan bezorgen. Ze opent, sensueel knipogend in de camera, haar mond. Dan klinkt er een ijzingwekkende schreeuw.

‘Code Róód! Code Róóhóód!’ Met wild ontregeld haar stormt Ingrid Thijssen van achter de coulissen het podium op. Ze ziet er een tikje ontredderd uit, maar er brandt een vuur in haar ogen dat boekdelen spreekt: ‘Code Rood, en daar gaan jullie helemaal niets van merken.’
Angela Groothuizen stort zich huilend in haar armen. ‘Meid, wat een emotie in die stem, wat een emotie, ik krijg er kippenvel van.’
Ook De Mol pinkt een traantje weg. Het sms’ en had nog moeten beginnen.

Op een geheime locatie komen ondertussen de rayonhoofden bijeen. Zij kennen de werkvloer. Zij hebben oplossingen. Weg met al die spooktreinen, treinen die wel rijden maar waarvan niemand de bestemming kent of juist opgeheven treinen die naar een zijspoor zijn afgerangeerd terwijl ze volgens de computerschermen vrolijk hun rondje draaien. Het belangrijkste is nu de juiste informatie in de aanwijzers boven het perron te krijgen. Dat moet allemaal met de hand ingetypt worden via een gehackt programma, vandaar deze geheimzinnigheid. Monnikenwerk, maar In tijd van nood, verdient de plp zijn brood, een tegeltjeswijsheid die al bij oma boven het aanrecht hing. Slechts één van de procesleiders perron bezwijkt onder de spanning. Hij loopt rondjes rond de tafel en schreeuwt voortdurend tegen zichzelf: ‘This is not a drill, this is not a drill.’
Zijn traumatische oorlogsverleden is echter bij alle andere plp’s bekend. In militaire dienst was hij het hulpje van een geestelijk verzorger die hem overal als Miss. Dienaar introduceerde.

Rond de stations loopt alles op rolletjes. Het treinpersoneel staat op scherp. Code Rood, daar maak je geen grappen over. Een erg punctuele machinist, die, weer of geen weer, zo energiezuinig mogelijk wil rijden, dreigt zonder conducteur te vertrekken als deze niet heel snel de aftocht blaast. Een strenge conductrice toont geen genade: ‘Meneer, zonder stempel is dit kaartje niet geldig. Dat is al jaren zo en vandaag is geen uitzondering. Wat zegt u? Waar u een stempeltje moet halen? Wat dacht u van Bartlehiem?’

De Groepsraad volgt alles vanuit de hoogte. Ook zij hebben zicht op een UFO en ook zij weten niet zo goed wat ze ermee aanmoeten. De koffiejuffrouw fluistert tegen zichzelf, zodat iedereen rond de tafel het hoort, dat zij het ongezond vindt dat Ingrid Thijssen al een uur buiten staat af te koelen. ‘Maar ja, wie luistert er naar de vrouw die enkel de koffie rondbrengt?’
‘Buiten staat af te koelen?’ Bert Meerstadt veert op. ‘Staat ze na al dat bloed, zweet en tranen buiten af te koelen? Bij een gevoelstemperatuur van bijna dertig graden onder nul?’ Hij sprint naar de lift. Daar houdt een schoonmaker hem tegen.
‘Nee, meneer Meerstadt. Code Rood weet u wel? Geen liftgebruik voor u bij Code Rood! Alleen wij en catering.’

Met flinke vertraging vindt hij Ingrid Thijssen uiteindelijk bij het monument in de speeltuin. De fiere houding waarin ze is bevroren, laat een daadkrachtige leider zien. ‘Blijf hier nog maar even staan. Als in de ochtend de zon door je glazen huid breekt, zal je oogverblindend stralen,’ fluistert Bert tegen de ijssculptuur. ‘Teken van een mooie overwinning op de winter, gefeliciteerd. Dat je geheel op eigen houtje, zonder een gedegen vergadering te beleggen, de eerste twaalf stappen van Code Rood hebt overgeslagen, zullen ze je misschien nog wel vergeven. Maar de jaloezie omdat je je ook nog ‘Stem van Nederland’ mag noemen..?!

Vluchten kan weer, maar waarom zou je?

Positieve reisgedachte

Het is eindelijk winter, hoewel de term ‘horrorwinter’ voor Nederland nog een tikje overdreven lijkt. Treinreizigers die desondanks stranden, op een vreemd station of midden in het weiland, en hun bestemming niet meer kunnen bereiken, moet het volgende citaat toch hoop bieden:


Misschien zelfs een reden om tijdens een sneeuwstorm juist voor de trein te kiezen?

The Birds

Illustratieve foto. Niet het aantal vogels van het verhaal.

Soms sta je compleet overdonderd, met open mond, naar de hemel te staren. Tegelijk bonkt het in je hoofd: waar is mijn fototoestel? Nu, meteen! FOTOTOESTEL. Natuurlijk ligt dat ding dan thuis. Samen met je mobiele telefoon, camcorder en andere apparatuur waarmee je tegenwoordig plaatjes kan schieten.

 Vanmiddag, zaterdag 21 januari, had ik weer zo’n moment. De avond was net gevallen. Het duister werd versterkt door onheilspellende onweerswolken. Ik kwam uit de supermarkt waar ik een paar ‘vergeten’ boodschappen had gekocht. Een spottende lach, kraaiend van plezier en zo te horen uit vele kelen, trok mijn blik omhoog. Vanaf de spoorzijde, het traject van Eindhoven naar Helmond, vloog een enorme kolonie roeken – of ander kraaiachtigen – over het parkeerterrein. Niet in een zwerm, maar in een colonne van een paar meter breed en honderden meters lang. Even voorbij het hek draaide de hele troep een cirkel omhoog, om vervolgens verder zuidwaarts te vliegen. Daarbij bleef de lintvorm intact, schijnbaar stilhangend als een slinger boven de feesttafel van een jarig kind. Minutenlang hield deze luidruchtige zwarte band  stand. Het moeten vele honderden vogels geweest zijn.

 Ik dacht onmiddellijk aan de beroemde film van Alfred Hitchcock. Zouden deze vogels zich groeperen om op een later tijdstip dood en verderf te zaaien onder de menselijke bevolking? Maakten ze zich nu al vrolijk over de onverwachte “coup d’oiseaux” die ze gingen plegen? Eindelijk, verheugde ik me, hier kwam de horrorwinter waar ik al zo lang op zat te wachten. Ik had toevallig enkele dagen eerder nog iets over het waarheidsgehalte in The Birds gelezen. Het vreemde gedrag van de vogels zou het gevolg zijn van een schaaldiervergiftiging, die de hersenen van dieren zodanig aantast dat ze alle gevoel voor machtsverhoudingen verliezen. Muizen vallen plotseling katten aan, kikkers roven ooievaarsnesten leeg, sprinkhanen gaan op bezoek bij hun buren: de familie schorpioen en vogels vallen mensen aan.

 Ik keek om me heen of er al sprake was van een lichte paniek onder het winkelende publiek. Niet dus. Er viel nog geen half V’tje spanning van de gezichten te lezen. Iedereen haastte zich, met als enige zorg: zo droog mogelijk blijven, naar zijn of haar auto. Er keek zelfs niemand naar boven! Kraaien, zijn hier kraaien? Waar dan? Ik zie ze niet! Tja, als je niet in horrorverhalen gelooft en zelfs weigert je blik af en toe eens omhoog te richten, dan gebeurt er ook niets. Zal er ook nooit iets gebeuren. Zullen sprookjes en verhalen over terreur en verdediging, wanhoop en heldenmoed, goed en kwaad, nooit waarheid worden. Als zelfs de grote Hitchcock met zijn vogels blijft zitten, waar moet het dan heen met Eindhoven? Culturele hoofdstad zonder fantasie? Slimste regio ter wereld? Laat me niet kraaien.