My own private Idaho

Even stemmen op het station. Even en station, die woorden passen niet in één zin. Wie plaatst het stembureau dan ook bij de loketten? De rij slingert zich van de ID-controlerende bladerman naar het 18 Septemberplein, maakt vlak voor de uitgang een scherpe bocht en slaat tien meter verder linksaf de hal in, richting spoor 5 en 6. Komt goed uit, want ik ga naar Amsterdam en die trein komt toch op spoor 5. Eerst stemmen. Ik sluit achteraan in de rij en kan schuin omhoog mijn trein zien vertrekken. Geeft niet, ik heb bijna een uur speling.

Toch wordt het rennen. Ik wurm me tussen VVD en PvdD door, die verliefd elkaars hand vasthouden. Ik ren de trap op en haal nog net de intercity naar Schiphol. Even overstappen in Utrecht, dan ben ik om 19:35 uur in Amsterdam. Zeeën van tijd, het concert in het Muziekgebouw begint pas om 20:15 uur.

Tot Utrecht verloopt de reis voorspoeding. Dan begint de trein plotseling stevig te remmen. Twee seinen voor het station komt hij tot stilstand. Boven mij dreigt een donkere lucht, links naast mij ligt een kerkhof. Duidelijk, ik heb weer op de ‘winnende’ partij gestemd. Al snel klinkt de stem van de conducteur over de omroep.
‘Dames en heren, vanwege domme mensen op het spoor, lopen wij enige vertraging op. Er lopen dus reizigers op het spoor die eerst opgeruimd moeten worden.’
Vooral vanwege het woordje reizigers, gaat er een zucht door de trein. Spontaan omroepen blijft, zeker als je weinig informatie hebt, ontzettend moeilijk. Als je bij mij de tweede helft van de eerste zin achter de tweede helft van de tweede zet en de eerste helft vooraan, heb je meestal wel door dat ik ook niet weet wat er precies aan de hand is.

We trekken een stukje op, maar het is een valse start. Pas na vijftien minuten rijden we echt verder. Op mijn iPad kan ik echter precies zien welke trein zich waar bevindt. De trein die ik had willen halen, die van Nijmegen naar Amsterdam Centraal, is al weg. Maar de volgende trein uit Eindhoven zit nog achter ons, evenals de trein van Nijmegen naar Schiphol. Op het moment dat we vrijwel tegelijk Utrecht binnenlopen, vallen de vlakjes op mijn iPad over elkaar en zie ik niet meer wie naar welk spoor gaat. Een lichte paniek overvalt me als ik in de informatieschermen boven spoor 5 Schiphol zie staan. Ik sta op spoor 7 en op 5 had ik de trein naar Amsterdam Centraal verwacht, maar om nu nog te gaan zoeken…?

Ik blijf zitten en gok erop dat ik ook vanaf Bijlmer-ArenA nog op tijd het Muziekgebouw kan bereiken. Helaas, volgens 9292 niet. Amsterdam Zuid dan. Een úúr met de tram. Ik zie op mijn beeldscherm dezelfde aansluitingen als in Eindhoven en in vrijwel elke grote stad; als de trein aankomt, vertrekt de bus en andersom. Driemaal een kwartier vertraging, dat ga ik, ondanks een uur speling, niet meer redden. Ook niet via Schiphol, tenzij ik zou vliegen. Mijn stem in de Tweede Kamer moet wel heel zwaar wegen, nu ik er een concert van musikFabrik voor ga missen.

Te Schiphol wacht ik op de trein naar Amsterdam. Vanaf het perron kijk ik naar de rails. Het zwarte beton ziet er schoner uit dan het halletje bij mij thuis. Er ligt een enkel peukje – één is al smerig genoeg – en een paar snoeppapiertjes. Ongeveer één stukje vuil per 25 meter. Stof ligt er niet, laat staan dat het opwaait. Zouden ze een railstofzuiger hebben in deze tunnel? Waar het stof vandaan komt dat machinisten voor rook aanzien, is me een raadsel.

De Fyra doet ook geen stof opwaaien. De trein wordt bevolkt door een handjevol mensen. In de laatste vier ruituigen, van de zes, bevindt zich één persoon. Het lijkt een spooktrein. Buitenlandse reizigers met koffers aarzelen, maar stappen niet in. Je zou verwachten dat hier met toeters en bellen en veel fanfare mensen de trein in worden gelokt. Welkom in Nederland, welkom in de Fyra. Als u dit eenmaal geproefd hebt, wilt u niets anders meer. Maar de trein vertrekt klagend, nog leger dan hij Schiphol bereikte. Ik vraag me af of hij de tunnel wel ooit uitkomt. Of rijdt deze trein à la The Matrix direct aan de andere kant de tunnel weer binnen, eeuwig speeding in het duister? Ook ik blijf wachten op het perron.

Een vrouw met een hoofddoek vraagt me of dit de trein naar Sloterdijk is. Ik moet het haar een paar keer laten herhalen voor ik het versta, maar knik dan bevestigend, hoewel ik vandaag in burger ben. Ik stap de trein binnen, keurig tweedeklas. Op het balkon staat een kast open. Terwijl de deuren sluiten, pak ik mijn sleutel en draai de kast dicht. Reizigers op het balkon houden me nauwlettend in de gaten. Ik loop snel door. Geen zin om me nu als machinist kenbaar te maken. Niet tussen al die Amsterdammers. Stel dat er een spitsreiziger tussen zit.

Ik wandel op mijn gemak wat over Amsterdam Centraal, kijk naar de werkzaamheden. Buiten het Grand Café zit iemand op de grond gehurkt. Hij maakt foto’s van een man die gekleed gaat in een chic pak, compleet met wandelstok en bolhoed. Op het moment dat de fotograaf knipt, houdt de man een masker voor zijn gezicht. Een wit, glanzend masker met enkele dunne rode strepen. Ik zie een paar mensen schrikken en snel weglopen. Mannen die in het donker hun gezicht verbergen, dat betekent ellende. Ik kijk het even aan en besluit dat het geen terroristen of overvallers zijn. Het pak, de wandelstok en de bolhoed komen recht uit Stanley Kubrick’s Clockwork Orange, maar het masker klopt totaal niet. Ken je klassiekers of kies een ander vak.

Veel te vroeg ben ik op spoor 2b, maar de trein naar Maastricht staat er al. De informatieborden boven dit spoor, zijn wat ongelukkig geplaats. Om het heel zacht uit te drukken. Pal naast de achterkant van de trein op 2b, hangt het aanduidingsbord van 2a. De de trein die daar staat, helemaal aan de andere kant van het perron, vertrekt over enkele minuten richting Dordrecht. Mensen die via de stationshal de trap oplopen, komen goed uit. Maar kom je uit de tram of metro, dat sta je verkeerd. Aan de andere kant is het precies andersom. Vlak voordat de trein naar Dordrecht vertrekt, valt er een horde reizigers naar buiten die mijn kant op rent.

Het wordt nog leuker. Opnieuw verschijnt er in het informatiescherm boven mij een trein naar Dordrecht. Vertrektijd 21:12 uur, terwijl de trein naar Utrecht en Maastricht op 2b al om 21:08 uur gaat rijden. Je kunt op je klompen – of veiligheidsschoenen – aanvoelen dat reizigers naar Dordrecht in de trein naar Maastricht stappen. Ik hang wat over de betonnen rand van de trap en kijk het rustig aan. Niemand ziet dat ik iets met het spoor te maken heb. Eigen initiatief wordt toch niet gewaardeerd en bezorgt me bovendien al werk genoeg. Veel meer dan ik aan kan. Waarom zou ik me met deze onbekende reizigers bemoeien?

Dan verschijnt er een wat oudere dame bij de deur met een strak ingepakt boodschappenwagentje, een alles op elkaar afgestemd pakje, haar op een knotje. Ze wordt gevolgd door een groep meisjes van een jaar of achttien, negentien, stuk voor stuk met een koffer op wieltjes. Met handgebaren probeert de vrouw de – waarschijnlijk – studentes iets duidelijk te maken. Ik kijk naar de mouwen van mijn jasje en zie dat het blauwe bloed dat door mijn aderen stroomt de witte kleur verdrongen heeft. Opeens heb je het, hoe je er weer van afkomt, vertellen ze er niet bij. Alsof ik ze in complete klederdracht nader, draait de vrouw zich naar mij toe, terwijl de studentes hun ogen op mij richten.
‘Ze willen naar Dordrecht maar ik kan dat niet zo goed in het Engels uitleggen.’

Geen minuut later sta ik de mensen van rechts naar links door te wijzen en niet andersom. Reizigers richting Dordrecht zetten stevig de pas erin en mensen die al in de trein zitten komen licht twijfelend vragen of deze wel naar Utrecht gaat. Ik kan nog net op tijd zelf naar binnen springen als de conducteur de deuren sluit. Zonder mij vertrekt hij niet, mijn motto, gaat dit keer niet op.

Hoewel ik nu toch weer volkomen anoniem achter in de trein zit, draait de man op de bank voor mij zich aarzelend om.
‘Gaat deze trein naar Utrecht? Ik had eigenlijk naar Rotterdam gemoeten.’
‘Deze trein gaat inderdaad naar Utrecht en Eindhoven, die naar Rotterdam stond aan de andere kant langs het perron.’
‘Ja, maar die borden…’
‘Ja, die hangen heel ongelukkig, dat is bekend.’
‘O, dat is bekend?’ Er valt een korte stilte.

‘Ik denk dat het tot na de verbouwing wel zo zal blijven.’ Ik realiseer me dat Tot na de verbouwing in Amsterdam net zoiets betekent als Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen in het zuiden. Ik kan me in vijfentwintig jaar niet herinneren het station in Amsterdam ooit een dag zonder werkzaamheden te hebben gezien. Een jongeman schuin tegenover me, heeft het gesprek gelukkig gevolgd en op zijn iPhone al een oplossing gevonden.
‘In Amstel even overstappen op spoor 4,’ lacht hij vriendelijk. En een heel klein beetje trots dat hij die informatie eerder heeft gevonden dan ik. Beide mannen stappen hier uit. Op die in de cabine na, zit ik op de laatste stoel van de trein. Maar ik voel me helemaal op mijn plaats.

Pas als ik in Eindhoven naar de auto loop, voel ik lood door mijn tenen omhoog kruipen. Ik ben moe, doodmoe. Gelukkig is het maar een klein stukje naar huis. Een goederentrein, bestaande uit slechts de locomotief, passeert de laatste overweg op mijn route. Schurend langs de rails, lijkt het alsof hij hardop lacht. Uit de radio klinkt de stem van Liesbeth List:
‘Amsterdam, vijfentwintig december negentien drieënnegentig. Lieve Mia. Terwijl de mensen hier feestvieren, denk ik aan jou.’

 Een afscheid was er niet, je bent eigenlijk nooit weggegaan. Kom, praat met mij. Kom, lach naar mij…

Mijn ogen worden een ogenblik vochtig; ik wil dit lied helemaal afluisteren. In de verte zie ik de laatste bocht in de weg voordat ik thuis ben. Ik wil niet dichterbij komen. In de spiegel wordt de rechte weg achter me steeds langer. Ik open mijn rechterhand in de vorm van een schaar en houd hem voor mijn ogen.
‘Like someone’s face.’
‘Ja,’ zeg ik zonder om te kijken tegen de jongen naast me. ‘Like a fucked-up face.’

Versnelde Spoorkennisbank

Speciaal voor machinisten en andere geïnteresseerden in het Nederlandse spoor:

De Versnelde Spoorkennisbank

.

Wegleren, maar dan 25 keer zo snel en net zo gedetailleerd. Als je de filmpjes beeldje na beeldje bekijkt. De bank is nog volop in opbouw, maar er zullen zowel dag- en nachtritten in komen als treinreizen onder speciale weersomstandigheden. Mits er dan treinen rijden natuurlijk.

Hier komt alvast een voorproefje. Het traject Roermond – Maastricht, met korte, felle buien maar ook flarden van een zonsopkomst:

.

Seinvrees, droom wordt moord

*

De nacht heeft zijn glans verloren.

**

De nacht die ik zo lief had.

Die nacht.

***

De nacht heeft zijn glas verloren. De nacht is zijn onschuld kwijt. Als een te nieuwsgierige kat is de schemer in een val gelopen.

Wat is er met de nacht gebeurd? Hoe kun je in hemelsnaam de nacht dodelijk treffen?

Is het mogelijk de nacht te vermoorden?

****

De nacht heeft zijn glans verloren.

*****

En uitgerekend nu heb ik nachtdienst.

***** *

In de hitte die om twee uur  ’s nachts nog van het balkon straalt, kijk ik naar de sterren boven me. Ik herken geen enkel sterrenbeeld. Dat verbaast me niets want Orion is een wintersterrenbeeld en het zicht op de Grote Beer wordt me door de flat, waarin ik zelf woon, ontnomen. Een week geleden waren er nog veel vallende sterren te zien. Nu zie ik er geen meer. Net nu ik zoveel te wensen heb. Wensen die ik niet onder woorden kan brengen, maar evenzogoed wel heb. Wensen waarin de goeden blijven leven en de slechten sterven. Niet andersom.

            ***** **

De nacht heeft zijn glans verloren. Nog maar kort geleden vereerde ik de nacht, ik aanbad de nacht. De nacht kon mij geen kwaad doen. Ik werd beschermd door het wezen van de nacht, door de nacht zelf. Het Rondje Nachtnet was voor mij de beste uitvinding van het eerste decennium van deze eeuw. Nu zit ik met trillende handen te bidden voor een veilig seintje als ik in het donker ergens vijf minuten stil sta. Wie heeft de sprookjes uit de nacht verjaagd?

Maandag zag ik iemand met een capuchon diep over zijn hoofd getrokken, op het rangeerterrein langs een trein lopen. Voordat ik met die trein naar Maastricht reed, heb ik de deuren van de cabine goed afgesloten, iets dat ik in tien jaar tijd nog nooit gedaan heb. Ik ben ook nu niet bang van deze figuur zoals hij daar loopt. Wel van wat hij in het holst van de nacht kan worden, van de gedaante die hij dan aan kan nemen. Is dit de moordenaar?

            ***** ***

Tijdens het rijden zie ik geen magische taferelen. De mol die altijd zo vriendelijk groet door zijn hoed af te nemen en te buigen, blijft ondergronds. Op de plaats waar de drie dames Fazant zaten te pim-pam-petten liggen slechts wat veren. Alles om me heen lijkt kaal, leeg, versleten, zinloos. Alleen de angst groeit. Van links naar rechts schieten talloze zwarte zakdoekachtige schaduwfiguren voor mijn trein door. Ben ik bang? Nou, niet echt. Angst komt altijd van binnenuit, is daardoor per definitie beheersbaar en valt logischerwijs onder…

Ja ik ben bang, verschrikkelijk bang. En ik word nog angstiger omdat ik niet precies weet waar ik bang voor ben. Het is een ongefundeerde angst maar ik kan hem niet wegdenken door mezelf moed in te praten. Die zwarte geesten kan ik nog wel verklaren. Ik heb een bril op met een stevig zwart montuur. Beweeg ik mijn hoofd van links naar rechts, dan trek ik op de grens van wat ik door het glas scherp zie en wat ik daarbuiten vaag waarneem, donkere schaduwen met mijn ogen mee. En omdat ik steeds meer van die inktzwarte figuurtjes uit het duister op zie doemen, moet ik mijn hoofd wel van links naar rechts blijven bewegen. Zo houd ik hen in stand. Zo houden wij elkaar in stand.

Waarom ik dan mijn hoofd dan niet stil houd? Dat kan ik wel, maar slechts heel even. Een paar tellen zijn de spookfiguren dan nergens meer te bekennen. Maar ik weet dat er zich een groot, verstikkend leger in de schaduw van de bomen verzamelt. Zo angstaanjagend bedreigend dat ik wel moet kijken. Daarmee geef ik ze weer een kans over te steken. Het is het verhaal van de kip en het ei. Het is niet de vraag wie er eerder was, de kip of het ei, maar het antwoord: de kip én het ei. Zonder het één kan het ander niet bestaan. Zonder ei geen kip, en zonder kip geen ei. Zonder montuur geen spoken, zonder spoken geen angst, zonder angst geen moord. Aangezien die moord wel degelijk gepleegd is kan ik angst en spoken niet ontkennen, waarmee bewezen is dat ze mijn montuur eigenlijk niet eens nodig heb om zich te manifesteren.

            ***** ****

Slaap heb ik wel nodig. Hard nodig. Maar het is een luxe die me deze week niet gegund is. De flat wordt binnenkort geschilderd en uitgerekend deze week worden de betonnen balkons geschuurd en voorbewerkt. Als ik om kwart voor zeven zowel geestelijk als lichamelijk uitgeput mijn bed in kruip, hoor ik de busjes van het aannemersbedrijf de parkeerplaats op rijden. Een kwartier later trilt het gebouw onder het lawaai van snel bewegend grof schuurpapier. Een geluid om gek van te worden. Na drie slapeloze dagen hen ik het gevoel dat ik dat ondertussen ook geworden ben. Mijn handen trillen en reageer alsof ik een krat Red Bull en twee liter koffie gedronken heb. Tegelijk kan ik niks onthouden en moet ik alle treinnummers en perrons waar ze naartoe gaan drie of vier keer door de knooppuntcontroller laten herhalen, om vervolgens alsnog op de gok te gaan rijden zodra het sein veilig toont. Gelukkig bestaan de laatste nachtdiensten uit rangeerwerk en vervoer ik geen reizigers.


            ***** *****

Het steekt dat ik niets van het management heb gehoord. Tenminste, niet thuis. Maandagavond moest ik een trein naar Maastricht rijden en pas tien minuten voor vertrek hoorde ik van een collega dat hij vermoord was. Vermoord op weg naar huis na een nachtdienst. De precieze toedracht was nog in onderzoek, maar dat hij een onnatuurlijke dood was gestorven stond nu wel vast. Om dan direct, helemaal alleen, een lege trein weg te brengen, voelt op z’n zachtst gezegd niet prettig. Ook de drie uur die ik in Maastricht in een broeierig hok mocht wachten, deed mijn gemoedstoestand weinig goeds. Maar ik kon ook niet naar huis. Mijn auto stond op hetzelfde parkeerterrein als waar hij zijn auto ook altijd parkeerde. Een nogal afgelegen stukje grond waar je alleen door een rij dealers en junks te passeren kunt komen. Of via een afgelegen tunneltje als het station gesloten is. De gedachte dringt zich aan me op dat hij zijn moordenaar vanaf deze parkeerplaats heeft meegenomen, al dan niet onder dwang.

Op dat terrein heeft hij ook zijn laatste woorden tegen mij geroepen: ‘Hé Geert, kun je er niet in?’ Hij riep het als een echte Brabantse boer: ‘Hé Geert, kundudurnieïn,’ gevolgd door een knallende schaterlach. De lach waarmee hij altijd elke zin eindigde. Ook als hij niets zei.

Mijn chipkaart liet me wel toe tot alle personeelsverblijven van NS, maar vond het parkeerterrein kennelijk een poort te ver. Ik kon alleen binnen als iemand anders de poort opende. Marc was met zijn vrouw en kinderen blijkbaar in de stad geweest en ging nu naar huis. De poort opende automatisch toen hij er met zijn auto voor stond, waarmee hij mij de gelegenheid gaf op te trekken en te parkeren. Terwijl ik hem voorbij reed klonk opnieuw die schaterlach. Ik had nooit kunnen vermoeden dat het de laatste keer was dat ik die zou horen.

            ***** ***** *

Na de laatste nachtdienst ben ik volkomen leeg op bed gevallen. Het schuren maakte me geregeld wakker, dus met uitrusten moest ik nog tot het weekend wachten, maar van tijd tot tijd sliep ik. Iets dat me de merkwaardigste nachtmerries opleverde waarvan ik er twee zelfs onthouden heb. Ik zal ze binnenkort eens opschrijven, maar de details zijn zo bizar, dat ik dat nu nog niet durf.

            ***** ***** **

Behalve de datum van zijn crematie komt er geen enkel bericht of mededeling vanuit het bedrijf. Ja, dat je met je teammanager mag praten als je ergens mee zit. Maar ik kan niet over gevoel praten en al helemaal niet met een manager die van buiten weet hoe laat je op welke pagina van teletekst moet kijken om te zien of je een stropdas moet dragen of niet. Op de vraag waarom er vanuit het hoofdkantoor niet gereageerd wordt zal ik toch geen antwoord krijgen, dus kan ik hem maar beter niet stellen. Dan voorkom ik in ieder geval weer een gesprek met de MSO. Het zal toch niet zo zijn dat deze moord op een machinist uit de publiciteit wordt gehouden vanwege de imagocampagne, want in dat geval hoor ik liever niets.

Op zaterdag, de dag van zijn crematie, word ik gewekt door de stilte. De schilders die er in het weekend niet zijn. Ik denk dat ik me redelijk fit voel, totdat ik mijn hoofd optil. Het zweet loopt direct over mijn voorhoofd en over mijn rug. Ik heb koorts maar met een buitentemperatuur van tegen de veertig graden valt dat nauwelijks op. Ik probeer nog een paar uur door te slapen, maar daar komt weinig van terecht. Misschien een schuldgevoel. In deze hitte ga ik een crematie in uniform niet redden. Ik voel me moreel verplicht te gaan, maar het lukt me niet. Toch is dat schuldgevoel niet echt nodig, want ik ga er wel voor zorgen dat een collega machinist die een iets te lange dienst heeft, wel kan gaan. Numeriek maakt het geen verschil. Dat dat dan weer stiekem moet, valt me tegen. Ook hier weer blijkt dat de menselijke norm het aflegt tegen strakke regels van rijden en rust.

            ***** ***** ***

Ik kijk nog eens omhoog op mijn balkon. Nee, in de hemel hoef ik geen hulp te zoeken. Beneden in het struikgewas dan? Nee, ook daar niet. Mijn afschuw van de nacht begint na tien dagen langzaam weer te verdwijnen. Maar het zal nog heel wat tijd vergen om er weer iets moois van te fantaseren.

Ik heb ze nog nooit gezien, maar achter de flat waar ik woon schijnen heuse moerassen te liggen. Onherbergzame moerassen waarin je gemakkelijk verdwaalt. Er is niet lang geleden zelfs een lijk gevonden, dat naar mijn beste weten nog steeds niet geïdentificeerd is. Misschien moet ik daar op een donkere nacht maar eens doorheen waden. Ik kan me niet voorstellen dat de Koningin der Dwaallichtjes me zal laten verdrinken. Niet tenzij de nacht zelf slechts fictie is en ik omringd word door niets anders dan duistere kilte. Ik besef heel goed dat de Dwaallichtjes die ik in de buurt van Hilversum zag, de lampen op de helmen van de baanwerkers waren. Werklui die in dichte mist hoog boven het spoor de bovenleiding repareerden. Zijn fantasie en realiteit vanaf nu zo strikt gescheiden? Ik hoop het niet, dat is toch geen leven? Dat is toch niet de treinreis die je wil maken?

            ***** ***** ****

Marc, stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Maar een lach is niet stoffelijk, een lach kan toch niet vergaan? We hoeven alleen maar even uit te vinden waar een lach naartoe gaat als hij eenmaal gelachen is. Al moeten we het personeelsverblijf in Eindhoven steen voor steen afbreken, jouw schaterend geluid moet ergens zijn blijven hangen. Vroeg of laat zal die verborgen lach tevoorschijn komen en zul je weer aanwezig zijn. Verzinsel of voorspelling, ik geloof er in. Maar…

Wacht alsjeblieft niet te lang.