Rotter damned

Zelf ontsnapte ik gelukkig nog op tijd aan pistoolkogels in Rotterdam, maar niet iedereen heeft dat geluk. Geregeld wordt personeel van de diverse Openbaar Vervoermaatschappijen het slachtoffer van geweld. Rond Rotterdam Centraal begint dat steeds meer op georganisseerd geweld te lijken. Maar ook in het Brabantse Geldrop kan het uit de hand lopen. Een conducteur werd daar zodanig door een zwartrijder mishandeld, dat de Directievoorzitter NS Reizigers er een open brief aan wijdde, waarin ze de reizigers oproept het personeel een helpende hand te bieden in gevallen van nood.

Een beetje jammer dat dezelfde directie tegelijk bezuinigt op servicepersoneel. De stations worden straks immers allemaal – o nee, dat station zijn we reeds gepasseerd – gedeeltelijk, of toch voor een klein deel, afgesloten met poortjes die zwartijders weerstaan en daarmee het overgrote deel van het geweld een halt toe zullen roepen. Haar open brief wijst erop dat het scenario toch iets gewijzigd is.

Een vakbondsbestuurder kaatste de bal keurig terug naar Ingrid Thijssen. Natuurlijk was hij het met haar eens dat er iets gedaan moest worden aan het geweld tegen het OV-personeel, tegelijk wees hij nog even op de vechtpartij in Rotterdam en de actie die de VVMC daartegen gevoerd heeft, een zaak die allang weer door de doofpot gedraaid is. Uiteindelijk zijn we het zo allemaal weer met elkaar eens.

Ondertussen haalt het ene na het andere geweldsincident tegen met name controleurs en conducteurs weer even het nieuws. Even, heel even maar. Tot het volgende incident de ruimte in de krant bezet.

Rotter damned.

Controleur voor metro geduwd

VVMC protesteert tegen geweld in Rotterdam

 

.

Amsterdam 2012. Eerste dag.

De Heenreis

Vrijdag 2 maart 2012. Eindelijk is het zover; een weekje cultuur snuiven in Amsterdam. Erg links natuurlijk, maar ik ben er wel aan toe. De voorbije week was namelijk uitgesproken rechts. Hoog tijd voor wat compensatie. Het inpakken van mijn koffer verloopt niet helemaal als gepland. Hoewel ik een aantal essentiële zaken als een kam, gel, sokken en oplaadkabel voor de camcorder vergeet, gaat mijn koffer nauwelijks dicht. Ik gebruik een beproefde methode, waardoor de rechter rits sluit. En dicht blijft. Zodra ik echter met de linker sluiting de bocht door scheur, opent de rits daarachter zich onmiddellijk, zodat de hele inhoud van mijn koffer zichtbaar wordt. Ik vloek inwendig. De rits is de enige sluiting van de peperdure Samsonite – broertje of zusje toch minstens – dus ik heb geen andere keus dan de uhm… ritser – hoe heet dat ding eigenlijk? – over de van elkaar staande ritshelften te wringen om zo naar het beginpunt terug te keren. Ik gooi nog wat spullen, die ik ongetwijfeld nodig ga hebben, uit mijn koffer en probeer het, zonder er bovenop te gaan zitten ditmaal, nog een keer. Wonder boven wonder blijft mijn koffer, met het grootste gedeelte van mijn bagage aan de goede kant van de ritssluiting, dicht. Net te laat voor de eerstvolgende bus. Geeft niet, ik moet toch nog een kleinigheidje in orde maken.

 Het uitprinten van de reserveringsbevestiging is een koud kunstje. Ik start de printer en de computer op, haal de bewuste email op uit mijn archief in de iWolken en druk op print. Nee wacht, ik druk op afdruk, mijn computer spreekt sinds kort Nederlands. Weliswaar in googlevertaling, maar meestal best te begrijpen.
Geen verbinding met de printer, bromt mijn laptop. Controleer of alle kabels verbonden zijn en of de printer is aangesloten op het lichtnet. De printer blijkt alle kabeltjes te bevatten, maar geen enkel stekkertje prikt ergens in de computer. Het probleem is dus snel opgelost.
Het papier is op, piepen beide zeer geavanceerde machines in koor. Ja, ook nu hebben ze gelijk. Ik heb gelukkig nog stapels in huis, dus volgt alras poging nummer drie.
Auw, auw, er zit een stuk papier vast tussen mijn ribben, auwauw, help me dan, huilt de printer.
Help haar dan, doe iets, ze heeft pijn, bijt de computer me toe.
Maar wat moet ik dan doen? Er zit helemaal geen papier vast. Ze trekt het zelf steeds scheef maar het loopt wel door. Er blijft niets steken.
Als die twee uitgehuild zijn, doe ik nog een laatste poging. Opnieuw licht het lampje papierstoring op en krijg ik de verwijten printermartelaar en inktjetsaboteur over me heen. Na drie of vier echt allerlaatste pogingen, krijg ik eindelijk mijn reserveringsnummer op papier. Een beetje verkreukt, maar leesbaar genoeg. De printer speelt plotseling stommetje, de computer zet zichzelf in de bidstand. Steve Jobs, die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd, uw rijk kome…

Uitzicht vanaf mijn kamer, de eerste ochtend.

 Een gebed zonder einde. Mijn bus heb ik ondertussen opnieuw gemist. Dan maar die van een half uur later. Het is vakantie en ik heb geen haast. Tegen vier uur – geplande vertrektijd: dertien uur dertig – heb ik een bord erwtensoep gegeten en ga ik nog een poging wagen het huis te verlaten. Ik doe een laatste check.
Reserveringsbevestiging?
Reserveringsbevestiging, op papier. Check!
Tandenborstel?
Tandenborstel, plastic, zacht. Check!
Schone sokken?
Schone sokken. Met gaten, dus niet genoeg matchende paren. Check!
Creditcard?
Creditcard. Die ligt op het dekbed bij mijn portemonnee, zodat ik hem niet vergeet.
Het dekbed?
Jazeker.
Weet je het heel zeker?
Heel zeker.
Je hebt je bed net afgehaald en de lakens in de wasmachine gestopt!
Checkcheckcheckvercheckdomme! Heb ik hem niet achteloos aan de kant geschoven, of op een plank gelegd?
Niets van dat alles, je hebt hem, zonder erbij na te denken, ergens in je bagage verwerkt.

Uitzicht vanaf mijn kamer, de eerste middag.

 Tegen half zes verlaat ik eindelijk het huis. Aanvankelijk niet voor lang. De kat zit eerder voor de lift dan ik en weigert zonder mij het huis weer binnen te tippelen. Ach gut ja, aandoenlijk. Zielig gewoon. In de steek gelaten, vindt ze zelf. Maar ze heeft alle kans gehad in mijn koffer te kruipen en die kans heeft ze niet benut. Uit wanhoop rammel ik met een blik Gourmet Gold. Ze kijkt me woedend aan, maar kan geen weerstand bieden aan dit lekkers. Zodra ze over de drempel is, doe ik de deur dicht. Ik moet nu wel even doorstappen. Als ik de halte bereik, zie ik de bus in de verte naderen. Precies op tijd. Maar heb ik hem gehaald?

De gemeente Eindhoven, slimste regio ter wereld, heeft in al haar wijsheid besloten, de straten in de wijk te versmallen om het autoverkeer te remmen. Daarbij zijn vluchtheuvels en voorsorteervakken verdwenen. Splitsingen zijn driesprongen geworden zodat het verkeer altijd één baan voorrang moet verlenen, terwijl het tegelijk voorrang moet krijgen van de andere richting. Met andere woorden: op deze punten geldt het recht van de sterkste. Fietsers en voetgangers worden daarom door de gemeente dringend geadviseerd in de spits niet de weg op te gaan. Levensgevaarlijk. Er is helaas geen geld om de oude situatie in ere te herstellen.
Terwijl ik de bus steeds dichterbij zie komen, ben ik dus afhankelijk van de liefdadigheid van ten minste twee automobilisten, of eigenlijk drie. Van links, van rechts en van achter, want als er links een aardige dame me door zou wuiven, slaat meneer achter mij beslist rechtsaf. Zonder mij mijn wettelijke voorrang te verlenen, waar de bestuurder van rechts al helemaal geen boodschap aan heeft. De buschauffeur ziet mij gelukkig en remt af om bij de halte te stoppen. Ik zwaai en hij zwaait vriendelijk terug. Automobilisten houden elk gat echter angstvallig gesloten. Als ik opkijk, zie ik wel de bus in de verte de bocht nemen, maar nog steeds geen mogelijkheid om levend de overkant te bereiken.

 Uiteindelijk brengt de NS redding. Dat mag ook wel een keer gezegd worden. De belletjes beginnen te rinkelen en even later sluiten de bomen van de overweg. Een paar minuten  geen verkeer van rechts, dus ook geen bus. Dat betekent nog niet dat ik direct over kan steken. Ik moet eerst lijdzaam toezien hoe automobilisten van links hun vehikels bumper aan bumper opstellen, zodat ik er met mijn, nogal brede, koffer op wieltjes onmogelijk tussendoor kan. Dan maar liever de lucht in, zegt Van Speijk. Ik slinger de koffer boven mijn hoofd, voel spiertjes en pezen knappen, en wurm me tussen de bumpers van twee sportieve auto’s door. Sportief wil zeggen dat beide bestuurders tachtig durven waar dertig is toegestaan. Net op tijd bereik ik het bushokje. De spoorbomen gaan omhoog en lang voordat de lichtjes gedoofd zijn, er kan immers nog een trein komen, piepen de eerste banden al rokend over de rails. De tot stilstand komende bus wordt uitgejouwd en -getoeterd. Welke idioot stopt er nou midden op de weg? Is die chauffeur soms blind dat hij niet ziet dat iedereen naar huis wil. Wij zijn moe omdat we gewerkt hebben. GEWERKT. Zouden er meer van jullie soort moeten doen, dan hoef je ook niet meer met de bus.

Mövenpick, rechts boven, daar is mijn kamer.

 De buschauffeur trekt zich niets van het gescheld aan. Hij heeft eenzelfde rijstijl en ik moet de grootste moeite doen mijn koffer bij me te houden. Deze past niet tussen twee piepkleine benen-in-je-nek-houdenbankjes en de wielen kunnen jammer genoeg niet geblokkeerd worden. Telkens als de bus optrekt, houd ik me met mijn rechterhand aan een beugel vast, terwijl ik met mijn linker uit alle macht probeer de koffer niet meer dan een meter van mij vandaan te laten rollen. Met mijn voeten tegen een glazen paneel, word ik, zonder hulp van een paard in het gangpad, gevierendeeld. Op deze manier ga ik echter wel mijn trein halen, een geluk bij een ongeluk. Dan mogen er natuurlijk geen werkzaamheden en omleidingen op de route liggen, waar we dus prompt in terecht komen. Na tien minuten rijden hebben we hemelsbreed honderd meter afgelegd. Op het stationsplein remt de chauffeur zo hard dat mijn koffer me ontglipt en een voorsprong neemt. Als de deuren geopend waren geweest, had mijn koffer de trein naar Amsterdam nog net kunnen halen. Gelukkig heeft hij zijn chipkaart bij mij in bewaring gegeven en reizen we, wel zo gezellig, samen richting Schiphol.

 Maar we willen niet naar Schiphol, ons hotel staat in het centrum van Amsterdam. Dus moeten we overstappen in Utrecht. Omdat spoor vijf in Utrecht wegens de verbouwing van het station niet gebruikt kan worden, is de overstap van bestemming Schiphol naar bestemming Amsterdam Centraal niet langer een officiële aansluiting. Reizigers denken daar, hoe vreemd, natuurlijk heel anders over. Meestal is die overstap ook wel te maken. Maar nu stonden we in Vught al enkele minuten stil en daarna nog twee of drie keer, dus we zijn aan de late kant. Het wordt kielekiele. Omdat ik wist waar ik in moest stappen, sta ik bijna als eerste op de roltrap omhoog. Hetzelfde geldt voor de roltrap naar beneden.

‘Hij staat er nog, snel!’ hoor ik achter me roepen. Klaar voor de sprinter? Start!
Ik red het tot de achterste cabinedeur.
‘Hoera, net op tijd,’ juicht een klein meisje naar haar moeder.
Net op tijd, ja.
Net op tijd om de trein te zien vertrekken. Ik controleer of ik niet per ongeluk toch iets NS-blauws heb aangetrokken, dan scheld ik met de rest van de overstappers mee. Dat lucht, tot mijn verrassing, enorm op. Met een kleine omweg loop ik terug naar de trap om naar het perron te gaan waar ik Utrecht ben binnengekomen. De trein die ik zonder enige haast in Eindhoven had kunnen nemen, brengt me verder naar Amsterdam Centraal.

Amsterdam Centrum.

 Daar krijg ik hetzelfde staaltje samenwerking tussen de verschillende vervoersmaatschappijen te zien als in Eindhoven. Mijn tram staat al te wachten. Ik steek mijn vinger uit om de deuren te openen en op dat moment vertrek de GVB. Gelukkig betekent dat in Amsterdam niet, zoals in Einhoven wel het geval is, dat ik nu een half uur moet wachten op de volgende tram. Sterker nog, die stond al te wachten tot zijn voorganger vertrokken was om op te trekken tot de halte. Ik check in en ik check bij de eerstvolgende halte weer uit. Ja, dat stukje had ik gemakkelijk kunnen lopen, maar mijn koffer was echt doodop en wilde geen meter meer rijden.

 Het inchecken in het hotel, helaas nog niet mogelijk met de OV-chipkaart, verloopt opvallend gladjes. Ik heb mijn reserveringsbevestiging niet eens nodig.
‘U hebt een Executive-room geboekt,’ zegt de man achter de receptie met een grote, ik zou bijna zeggen een wat spottende, glimlach op zijn gezicht. ‘Dan krijgt u ook een Executive-sleutel waarmee u de Executive-longe kunt bezoeken met tussen vijf en zeven ‘s-avonds gratis Executive-hapjes en Executive-drankjes.’ Hij noemt nog wat meer Executive-voordelen die ik maar half hoor. Ik kan ze, als ik eraan toe ben, in alle rust in de Exclusieve Executive-brief nalezen.

 Ik neem de lift naar de hoogste verdieping. Mijn kamer, sorry, mijn Executive-room ligt aan het einde van de gang. Ik heb een prachtig uitzicht over het IJ, alsmede een prima landingsplek op het dak van het Muziekgebouw. Voor als de lift een keer niet werkt. Maar het allerbelangrijkste: ik heb een week lang niemand boven me! Niemand die iets over me te zeggen heeft, denkt te hebben. Ik kan eindelijk zelf de baas spelen, hoewel ik helemaal niet van commanderen houd. Ik heb eigenlijk nooit begrepen wat iemand zo aantrekkelijk vindt in het baas spelen over anderen. Reden te meer om het vandaag eens te proberen.

 Bij wijze van proef, bel ik Roomservice.
‘Brengt u mij een Cola Light in de Rocks. Zo snel mogelijk graag want ik heb een enorme dorst.’
Luisteren naar de gast kunnen ze hier in ieder geval. Ik heb nauwelijks de hoorn weer op de haak gelegd, als er op de deur wordt geklopt.
‘Roomservice,’ klinkt er een vrij jonge stem.
‘Binnen!’ Dat is om te testen of deze jongeman het dienblad zonder morsen hoog kan houden terwijl hij tegelijk de deur open moet maken. Hij blijkt er geen enkele moeite mee te hebben.
‘Als u daar even wilt tekenen.’ Nadat hij het blad met een flesje cola en een glas ijsblokjes op het tafeltje heeft gezet, overhandigt hij mij een wit bonnetje. Onder het totaalbedrag wordt mijn signatuur gevraagd als bevestiging voor mijn bestelling.

‘VIJF EURO VIJFTIG?’
De jongeman kijkt me wat ongemakkelijk aan. ‘Is er iets niet in orde, meneer?’
‘Nee, laat maar,’ wuif ik hem weg, hij heeft immers geen invloed op de prijsstelling. Dan zie ik onderaan de bon nog het woord tip staan. Of ik een tip heb? Nou, reken maar dat ik een tip heb. Ik pak een balpen met een extra dikke punt en schrijf achter tip: Maak er meteen 25 Euro van, kan jou het schelen.
Ik geef het bonnetje terug. Het gezicht van de jongen verandert op slag in een stralende wittetandenlach.
‘Dank u wel meneer, dank u wel.’ Met drie welgemeende hoofdbuigingen maakt hij zich uit de voeten. Ik begrijp hem wel. Nu hij bewijs heeft dat de hotelgasten de Roomservice veel te duur vinden, kan hij misschien zijn baas ervan overtuigen de prijzen te verlagen. Dan schaamt hij zich ook niet zo tegenover zijn klanten. Ik voel een traantje opwellen. Eén dag in Amsterdam en nu al iemand gelukkig gemaakt.

Hotel in de regen.

 Ik mompel nog wat over de krankzinnig hoge drankprijzen, als ik de brief begin te lezen die ik bij het inchecken heb ontvangen.
Als Executive gast ontvangt u nog een paar extra voordelen. Zo hebt u de beschikking over supersnel draadloos internet op uw kamer en zijn alle producten uit de rijk gevulde minibar gratis. Bovendien worden deze elke dag opnieuw aangevuld.
GRATIS DRANK! Ik had die smerige cola light helemaal niet hoeven te bestellen. Ik had ondertussen al gratis dronken kunnen zijn. Geen tijd meer te verliezen.

 De rode Jan Wandelaar giet ik in de Rocks en het geheel mix ik met cola. Dat fietst er wel in. Vrijwel onmiddellijk ervaar ik de ontspannende loomheid van alcohol in mijn systeem. Omdat ik bang ben dat ik teveel cola heb gebruikt in verhouding tot de whisky, drink ik die ezel van een Jack Daniëls puur. Het brandt in mijn keel. Op de middelbare school had ik een leraar die Daniëls heet. Die wist altijd alles beter dan de leerling, ik dus. Nou, vergeet het maar Daniëls. Van surrealisme had je geen kaas gegeten. Je wist nie eens wat kaas was!

 Om wraak te nemen Bacardi ik er nog een Carte Blanche tegenaan. Op de compjoeter probeer ik een collazje van foto’s van deze eerste dag te maken. Wazige foto’s, Amsterdam in de mist. Maar er verkt iets nie goe. De afbeeldinges blijven nie op hun plaats staan nie. Me hun gewissel van link naar recht, brenge ze mu in de war. Zou Vodka taardegen helpen? Absoluut. Weten zeker. Zeker weten. Die mix ik me tomatusap. Die hep ik nie nie, maar zvunup ken ook bes. Die wor doch root wan ik heb in mu vinger gesneje.
Hé Gordon, wa doe jij nou hier? Ik moe je nie in mu slaapkamur hebbe snags. Fieserik. Zintonik da maar. Zonder zintonik. Hekoknie.
Martin, ouwe geitukeuken, lang nie gesien. Hoest me Rémy?

 Sjomme kompjoe tur. Bleife die lers, lers, lettrs ok niemur stan. Ksouseggu Vee-esopee en to morg gu. Of to… wa darnakum. Bars leeg. Roensurf?