Assistentie

Ik schrijf een mooie zomeravond aan het begin van augustus. Niemand die mij dat kan beletten. Van laster of smaad is immers geen sprake, het is een mooie zomeravond en het is de eerste week van augustus. Dus ik schrijf een mooie zomeravond begin augustus. Ik rijd de stoptrein, tegenwoordig aangeduid als sprinter terwijl het geen Sprinter is maar een mDDM – strikt genomen klopt ook dat niet want dan zou ik alleen met de motor onderweg zijn en de trein laten staan – van Hoofddorp naar Utrecht. Het eerste deel van de reis verloopt rustig, veel reizigers komen terug van vakantie en stappen te Schiphol in om via Duivendrecht in alle windrichtingen uit te zwermen. Gelukzalig zwevend op het laatste restje zonlicht en vluchtige vakantieherinneringen. De meeste van hen zullen spoedig weer kennis maken met de betonnen werkelijkheid.

 Op station Duivendrecht verandert het type reiziger dan ook radicaal. De plaats van nazomerende reizigers in T-shirts wordt ingenomen door koukleumen in sweatshirts met capuchon. Niet dat ik iets tegen sweatshirts met capuchon heb, ik heb er zelf een tiental – vaak met bandprints – die ik graag draag. Maar niet als het buiten twintig graden bóven nul is. En voordat ik de capuchon strak over mijn hoofd dichtknoop, moet het minimaal tien graden vriezen. Volgens de instappers doet het dat ook en die plotselinge temperatuurdaling is in de trein voelbaar.

 In Naarden-Bussum stappen twee medewerkers van Service & Veiligheid in. Ze zoeken contact met de hoofdconducteur, maar het portofoonverkeer wordt hopeloos verstoord. Vlak voor het bereiken van station Hilversum proberen ze mij te bereiken. Ik versta de woorden Hilversum en assistentie, verder valt er niets van te maken. Ik probeer zelf contact te zoeken, maar mijn oproep via de portofoon wordt niet beantwoord. Terwijl ik erlangs rijd, kijk ik goed wie er in Hilversum op het perron staan. Ik zie noch politie, noch assistentie van Service & Veiligheid zelf. Op het moment dat ik stil sta en met mijn linkerhand de deuren wil ontgrendelen, komt de stem van de veiligheidsman duidelijk door:
‘Meester, wilt u de deuren gesloten houden?’ Ik bevestig de oproep, maar dat komt blijkbaar niet door want even later krijg ik het verzoek nogmaals.

 Het vervelende is dat ik nu niet weet wat er precies aan de hand is. Het vertreksein staat al veilig en dat betekent dat een grote overweg tussen Hilversum en Hilversum Sportpark gesloten is. Ik bel de treindienstleider en vertel hem dat het even kan gaan duren en dat hij het sein kan herroepen. Even later kijk ik weer tegen een rood seintje aan en gaan de spoorbomen open. Dat vermindert in ieder geval het risico dat weggebruikers tussen de bomen door gaan slingeren. Ik vertel de treindienstleider dat we wachten op assistentie maar dat ik niet precies weet wat er aan de hand is. Ik beloof hem zo snel mogelijk terug te bellen.

 Ik stap uit de cabine om te kijken wat er aan de hand is. Op het perron bijna aan de achterkant van de trein zie ik de twee collega’s van Service & Veiligheid discussiëren met een lange, opvallend magere persoon die ze uit de trein hebben gehaald. Van een reiziger die uit de trein is gekomen, hoor ik dat de man behoorlijk wat mensen de stuipen op het lijf heeft gejaagd. De discussie ziet er inderdaad vrij ‘eenrichtingsverkeer’ uit. Ik probeer de NS’ers nog een keer op te roepen. Ik hoor in de verte een portofoon piepen, maar ik krijg geen antwoord. Meestal geen goed teken, het wil zeggen dat ze al hun aandacht nodig hebben voor de persoon die tegenover hen staat.

 Ik twijfel even wat ik zal doen. Ik kan mijn collega’s steunen door erbij te gaan staan. Anderzijds kan dat het vuur ook onnodig doen opladen. Bovendien zit de GSM-r, het apparaat waarmee ik in verbinding sta met de treindienstleider, in de cabine. Terwijl wij het als treinpersoneel moeten doen met communicatiemiddelen die dertig jaar geleden al verouderd waren, beschikt de tegenpartij kennelijk over de modernste technieken, met internet! Een wapen waarvan het gebruik door het NS-personeel streng verboden is en waar strikt op gecontroleerd wordt. Ik zie een man in een witte sweater met capuchon uit de trein stappen. Ik weet niet of hij de schreeuwende figuur op het perron kent, maar hij steekt zijn hand uit en met gesloten vuist raakt hij de knokkels van zijn makker. Uit de achterste bak, of wagon, stromen nu reizigers die gehaast het station verlaten. Waarschijnlijk kennen zij de situatie in Hilversum. Vanaf de achterzijde duikt nog een kameraad van de perronschreeuwer op. Vlak erachteraan een derde. Wie weet wie hij allemaal via zijn mobieltje gemobiliseerd heeft. Misschien heeft hij via Twitter een berichtje de wereld in gezonden, maar ook dat medium wordt het personeel op alle mogelijke manieren onthouden.

 De zaak dreigt nu in hoog tempo te escaleren. De politie is weliswaar onderweg, maar die heeft al laten weten dat het erg druk is en de bezetting niet groot. Ik bel opnieuw de treindienstleider en vraag hem of hij in contact staat met de politie. Officieel moet ik dat via allerlei omwegen doen, maar daar ontbreekt de tijd nu voor. Persoonlijke contacten werken – buiten protocol om – nog altijd het snelste. Ik vertel de treindienstleider dat er weliswaar assistentie is gearriveerd, maar voor de verkeerde partij en dat die assistentie bovendien met de minuut groeit. Hij wenst mij alvast sterkte en belooft de politie op de hielen te zitten. Nog geen minuut later klinken sirenes, worden de mensen van Service & Veiligheid ontzet en kan de trein vertrekken.

 Kort daarna worden ik en mijn hoofdconducteur afzonderlijk gebeld door de wachtdienst. Dat is iemand van de teammanagers die de eerste opvang verleent aan personeel dat iets vervelends heeft meegemaakt. We hebben er beide geen behoefte aan. Zoals eigenlijk altijd is het grootste struikelblok de communicatie. Dat de portofoons niet voldoen is al heel lang bekend en door de directie erkend. Een aantal jaar geleden zouden deze al vervangen zijn. Helaas bleek op het allerlaatste moment de aanbesteding mislukt te zijn en moest het hele proces opnieuw opgestart worden. Dat kan nog jaren en jaren gaan duren. Op mijn voorstel gebruik te maken van twee koffiebekertjes en een stuk touw, is nog niet gereageerd. Ik denk dat de mogelijkheid serieus wordt onderzocht. De eenvoudigste middelen werken vaak het beste.

 En snelle communicatie via internet? Jawel, die heeft NS wel; voor kantoorpersoneel dat absoluut flexibel moet kunnen werken is vrijwel alle hightech beschikbaar. Tot aan mobiele werkplekken met vergaderlocaties op grotere stations toe. Het enige dat het rijdend personeel van internet merkt, is dat de NS heel secuur het privégebruik – in eigen tijd, want ook op de standplaatsen is voor hen geen PC met internet te vinden – in de gaten houdt, controleert en corrigeert. Dat het daardoor op de stations soms uit de hand loopt, dat is helaas een ingecalculeerd risico.

Over internet gesproken. Op 8 augustus 2012 bestond NS 175 jaar. Via intranet was de videoboodschap van Bert Meerstadt door de werkvloer te bekijken. Nou ja, bekijken… Je kreeg het volgende te zien. Aan mij is de hele feestdag dus compleet voorbij gegaan.

Geweigerd door de internet-politie

Ik niet…

Bovenstaande gedicht uit 2005 werd onlangs opnieuw op een webforum geplaatst. Het heeft nog niets aan actualiteit ingeboet. Ik reageerde op dit gedicht met een stukje spontane poëzie. Nog geen twaalf uur later was het weer verdwenen. Dat komt de laatste tijd steeds vaker voor. Mocht ik een jaar geleden nog vrijuit op de website van het Eindhovens Dagblad reageren, sinds ik een verband legde tussen bezuinigingen binnen de geestelijke gezondheidszorg en het aantal zelfdodingen van onbehandelde patiënten, wordt geen enkele reactie van mij meer geplaatst. Waarschijnlijk via het ip-adres, want ik heb verschillende mail-adressen gebruikt.

Gelukkig heb ik het – overigens niet briljante, het was slechts een reactie – gedicht wel opgeslagen voordat ik op verzenden tikte. Hierbij dus alsnog:


Ik niet…

Dat het aan de leiding ligt, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat er op het spoor chaos heerst, mag jij zeggen.
Ik niet.

Wat er aan de hand is, moet ik vertellen.
Jij niet.

Maar jij kunt het mobiel op internet zoeken.
Ik niet.

Dat jij de smoezen niet gelooft, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat je eerlijk geinformeerd wil worden, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat er meer ongelukken gebeuren dan nodig, mag jij zeggen.
Ik niet.

Dat seinen beter beveiligd moeten worden, mag jij zeggen.
Ik niet.

Jij mag een mening hebben over zelfdoding.
Ik niet.

Wat een conducteur daarna voelt, mag jij zeggen.
Ik niet.

Wat er met vierkante wielen gebeurt, weet ik wel.
Jij niet.

Maar jij mag er over schrijven.
Ik niet.

Jij wordt om je gedicht niet bedreigd.

Ik om deze reactie wel.

Jij mag discussie uitlokken.`
Ik niet.

Jij mag naar de radio luisteren.
Ik niet.

Jij mag NS vragen stellen.
Ik niet.

Jij krijgt geen eerlijk antwoord.
Ik ook niet.

Jij mag je schrijver noemen.
Ik niet.

Jij mag je dichter noemen.
Ik niet.

Jij mag je journalist noemen.
Ik niet.

Jij mag misstanden onderzoeken.
Ik niet.

Jij mag een column schrijven.
Ik niet.

Jij mag je mening verdedigen.
Ik niet.

Maar jij werkt niet bij NS.

Ik ben er machinist.