Onze man in Brussel

Skizzle

Op 18 juni 2013 vertrekt Skizzle’s eigen Jeffrey Arenz naar Brussel om namens Nederland te spreken op de European Meeting of People Experiencing Poverty. Op deze conferentie, met ongeveer 260 deelnemers uit alle lidstaten van de Europese Unie, wordt gesproken over en door mensen die leven in armoede en/of buitengesloten worden door de samenleving. Als slachtoffer van pesten weet Jeffrey als geen ander hoe het is om door de groep verstoten te worden en jezelf terug te trekken in je eigen wereld.

  Gelukkig is hij niet bij de pakken neer gaan zitten, maar heeft – onder andere door de oprichting van de Stichting Skizzle Nederland en zijn optreden in de media – de politiek weten te mobiliseren het probleem van pesten nu eindelijk eens serieus aan te pakken. Deelname aan deze conferentie tegen (geestelijke) armoede is een mooi resultaat van jarenlang hard knokken.

  Jeffrey zal gedurende drie dagen in gesprekken met regeringsvertegenwoordigers, ambtenaren en leden van het Europees Parlement duidelijk maken dat volwassenen die als kind gepest zijn daar blijvend onder lijden, in de hoop dat politici en beleidsmakers stappen zullen zetten om armoede en uitsluiting aan te pakken.

  Jeffrey, namens Skizzle en iedereen die weet hoe het voelt om gepest te worden, veel succes in Brussel. Wij rekenen op je!

Pay It Forward

payitforward

Haley Joel Osment in Pay It Forward

(Mompel)… bedankt en wat … nog gaan… (mompel) doen. Onder het voorbij lopen, waarbij hij me op zo min mogelijk plaatsen tracht te raken, duwt hij een klein papiertje in mijn hand, formaat visitekaartje. Rechts onder op het kaartje staan in een zwart kader drie woorden: Pay It Forward.

   Ik denk onmiddellijk aan de film die ik jaren geleden zag. Haley Joel Osment, die met zijn gekwelde blik en helder blauwe ogen zeker vijftig procent van de opbrengst van de film The Sixth Sense voor zijn rekening nam, was zwaar overcast voor deze productie, maar het principe van Pay It Forward werd er wereldwijd mee bekend:

  Bedank iemand niet achteraf voor wat hij voor zij voor je gedaan heeft, maar doe iets aardigs zonder er iets in ruil voor terug te vragen. Doe iets vooraf. Als iedereen dat doet komt er ooit een dag dat iemand hetzelfde voor jou doet.

   Een mooi principe zolang het niet commercieel uitgebuit wordt. In mijn geval twijfelachtig vanwege de commerciële organisatie die achter het kaartje zat, gelukkig niet vanwege de persoon die het mij gaf. Sterker nog, een groter compliment kon iemand die niet gewend was met complimenten te strooien iemand die niet gewend was ze in ontvangst te nemen bijna niet maken.

 PIF  ‘Je mag het niet weggooien hoor, je moet het doorgeven. Dat moet je me beloven,’ wierp de gulle gever me nog net toe voordat hij uit zicht verdween. En daar sta je dan met dat kaartje. Weggooien was precies wat ik in gedachte had, een verhaal zou ik er wel bij verzinnen. Wat kon zo’n kaartje nou helemaal doen? Als er al iets door gebeurde, moest het wel toeval zijn.

   En daar zat ‘m nou net de kneep. Ik heb de laatste jaren iets te veel toevalligheden gezien en beleefd om nog in toeval te geloven. Neem daarbij dat de gever me te dierbaar is om ook maar het kleinste risico te nemen een onsje van zijn geluk te verspillen door het kaartje weg te gooien en ik kon niet anders dan me overgeven aan het principe van Pay It Forward.

  Nu ken ik een hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen – net als ik een uit de personeelsbladen verdreven columnist – die geld inzamelt voor een organisatie die zich inzet voor onderzoek naar kanker. Kleinschalig, waardoor er gegarandeerd geen geld aan de strijkstok blijft hangen. Hij leek me een prima Pay It Forward-object en ik stak het kaartje bij mijn papieren om het in het geval ik hem ooit zou treffen, iets dat tot dan toe een zeldzaamheid was, hem te kunnen overhandigen. Dat kon wat mij betreft nog manden duren.

  Ik had het kaartje echter nog geen 24 uur in mijn bezit, toen deze conducteur op het eerste het beste station waar ik de volgende dag mijn trein moest keren, voor mijn neus stond.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Ik heb geen portofoon bij me want ik zou eigenlijk dienst hebben in Heerlen en helemaal niet op deze trein zitten.’

  Toeval bestaat inderdaad niet. Nu moest ik het ijzer smeden terwijl het heet was.

 Om mijn vingers niet direct te branden besloot ik dat smeden uit te stellen tot het keerpunt in Roermond. Ik had degene de het kaartje aan mij gegeven had ondertussen al diverse malen hartgrondig vervloekt omdat ik niet wist wat ik moest gaan zeggen. Maar één ding was zeker: ik ging het kaartje overhandigen.

   ‘Hallo, ik ben Geert.’

   Ik ging er blindelings vanuit dat hij me als mede-dissident binnen de spoororganisatie zou herkennen. En dat was ook zo. Na een paar zinnen heen en weer gekletst te hebben, overhandigde ik hem  het kaartje, waarbij ik liet blijken dat ik wist aan welk initiatief voor kankerbestrijding hij momenteel werkte. Enigszins verbaasd nam hij het kaartje van me aan terwijl ik me snel richting cabine bewoog.

  Nu is personeel dat zich door het management belaagd voelt over het algemeen niet zo heel erg actief op de trein, maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit. In hoeverre Pay It Forward ermee te maken heeft, kan ik niet beoordelen, maar bij nadering van station Sittard klonk helder en kwiek de stem van de conducteur over de omroep, een stem die ik op de heenweg gemist had en die duidelijk aan kracht had gewonnen sinds onze korte conversatie buiten.

  Kippenvel op mijn armen, een rilling over mijn rug en tranen in mijn ogen. Pay It Forward. Hoe bedenk je zoiets?

  Achteraf is die reactie natuurlijk niet zo vreemd. De nog maar net volwassen jongeman van wie ik het kaartje kreeg, is precies degene die ik als kind wilde zijn: iemand die er alles aan doet zijn droom op een carrière in het theater waar te maken. Een droom die ikzelf veel te vroeg opgegeven heb, maar die de laatste tijd steeds vaker terugkeert. En de zestiger aan wie ik het kaartje doorgaf, staat model voor de man met principes die tegen de verdrukking vasthoudt aan zijn normen en waarden, die ik ooit hoop te worden.

  Heb ik het kaartje dan van mezelf ontvangen en aan mezelf doorgegeven? Dat zou – ondanks het feit dat ik dan drie gedaantes had moeten aannemen – wel heel narcistisch zijn. Harry Jekkers verwoordt het in ‘Mijn Ikken’ veel mooier. Bovendien eindig ik daarmee weer in mijn geliefde Theater:

Je bent die jongen met die rood-oranje vlieger,
Die af en toe nog blij is als het sneeuwt.
Je bent die jongen met lang haar,
Van twintig jaar, met een gitaar,
Die af en toe nog weleens over onrecht schreeuwt.

En soms ben je die jongen weer van dertig,
Van: “Ik weet niet, misschien, bekijk het maar”.
Je bent een dromer, drammer, twijfelaar,
Een ik van veertig jaar,
die nog geen ikje is vergeten,
En nog vaak van ons wil weten,
Maak ik jullie af en toe nog wel eens waar.

 

Met heel veel dank aan beide heren voor en na mij. Ik had het niet willen missen.

 

Vangrail.

Vangrail, een levensredder voor automobilisten die uit de bocht vliegen. En een levensredder voor treinpersoneel dat het juiste spoor dreigt te verlaten.

Een conducteur die met een fietsketting wordt bewerkt en zwaar gewond raakt. Ook zijn collega die het zag gebeuren maar de slagen niet op tijd kon stoppen. Een rondzwaaiende fietsketting stop je niet met blote handen.

De machinist die iemand doodrijdt. Meestal blijft een slachtoffer naamloos. Dat valt nog te verwerken. Een meisje van vijftien dat zelf voor de dood gekozen heeft, heel wat moeilijker. Een meisje van vijftien dat door pesters de dood in is gejaagd, onverteerbaar. Haar levensverhaal, dat ze in de vorm van een gedicht achterlaat, brandt letter na letter diepe wonden in zijn ziel. Wonden die nooit meer zullen genezen. Alleen door het gedicht op zijn brandende huid te laten lezen, verzacht hij enigszins de pijn.

De machinist staat niet meer stevig op zijn benen. Hij slingert tussen de rails. Dreigt te ontsporen. Alle mogelijke professionele hulp staat klaar, maar die wijst hij af. Hoe zullen zij ooit zijn gevoelens begrijpen? Wie kan meevoelen met iets dat zo veel pijn doet en tegelijk zo onaanraakbaar is, dat je het niet eens kunt beschrijven? De Vangrail.

Stilte. Meestal ongemakkelijk, werkt nu bevrijdend. Er wordt geen woord gesproken. Er zijn niet eens woorden voor. Begrip heeft de plaats van taal ingenomen. De machinist zit bij iemand die iets soortgelijks heeft meegemaakt. Die dezelfde pijn heeft gevoeld. Die de pijn heeft weten te stoppen. Of ten minste onder controle heeft.

Uit de stilte ontstaat ruimte. Als een tweede harde schijf neemt de Vangrail een deel van de besturing over. De machinist hoeft zich even niet bezig te houden met de besturing van armen of benen. Trillen of rillen is toegestaan. Wordt hier niet vreemd gevonden.

Heel langzaam keert de taal terug. Een nieuw begin. Geen ‘papa’ of ‘mama’ dit keer, maar ‘wat als’, ‘hoe kan’, ‘waarom’, ‘heb ik’, ‘toch’. Steeds gemakkelijker braakt de machinist ze uit. ‘Laat ze maar gaan,’ gebaart de Vangrail. ‘Raak ze maar kwijt. Geef ze maar over.’

Als laatste komt het gedicht naar boven. Even verstikt het de machinist. Dan valt het verlossende woord: ‘Schuldig.’ Een oer-reactie. Een machinist legt de schuld niet bij een ander. Nooit. Dat weet de Vangrail maar al te goed. Wij zijn gewend bij alles een dader en een slachtoffer aan te wijzen. Een dodelijke aanrijding met twee slachtoffers zonder dader, bestaat niet. De Vangrail zal nu het tegendeel moeten bewijzen.

Langzaam krabbelt de machinist overeind. Hij heeft de oorzaken van de zelfdoding onderzocht, heeft de plaats waar het slachtoffer rust bezocht en begrijpt het metrum van het gedicht. Is het er niet mee eens, maar kan het volgen. Op bescheiden wijze probeert hij zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen pesten. Hij hoopt op die manier in ieder geval één leven te redden. De balans recht te trekken.

De gesprekken met de Vangrail krijgen en ander karakter. Ze worden gemoedelijker, gaan niet langer over aanrijdingen, dood en verderf, maar over hobby’s, politiek en zelfs de trein. De machinist begint zich te vervelen in zijn achtertuin.

‘Weet je nog…’ Zo begint hij elk verhaal over de tijd die ze samen hebben meegemaakt maar die de jongere generatie zich niet voor kan stellen. Goederen-treinen met vijftig bakken, urenlang kaarten in een onbewoonbaar hok terwijl de trein werd geladen.

‘Ik heb mijn teammanager gebeld. Ik houd het thuis niet langer uit, ik snak naar een ander uitzicht, de cadans van de wielen.’ De machinist lacht breeduit. De Vangrail is opgelucht. Ook voor hem was het een hel. Hij kan slechts hulp bieden vanuit zijn eigen verleden. Het verwerken van een niet zelfverkozen dood van een piepjonge vrouw die nog volop in ontwikkeling was, daarin schiet zijn ervaring – goddank – tekort.

De teammanager van de Vangrail feliciteert hem uitbundig. Een haast onmogelijke klus geklaard. ‘Denk je dat hij er echt aan toe is?’

De Vangrail knikt met zijn hoofd, maar het woord ‘absoluut’ blijft als een aardappel steken in zijn keel. ‘Hij heeft er echt weer zin in. We hebben dagenlang gepraat over de mooie kanten van het vak, de schitterende ritten en de tijden dat we nog als vogels zo vrij over het spoor denderden. Hij mist het enorm.’ De Vangrail kan niet verklaren waar de scheurtjes in zijn metalen stem vandaan komen.

‘Het liefste was hij vandaag naar Zandvoort gereden om een uurtje over het strand te wandelen. Hij vindt het jammer dat die rechtstreekse lijn verdwenen is. Ik vroeg hem wat hij op de terugweg wilde doen. Toen vertelde hij heel enthousiast over zijn toekomstplannen. Hij wil een netwerk opzetten als dat van Luisteris. Op scholen voorlichting geven over pesten en wat de gevolgen kunnen zijn. Hij heeft het helemaal uitgewerkt en het klinkt heel goed. Weet je hoeveel BN’ers hij al heeft weten te strikken om…’

De abrupte stilte echoot nog door de kamer als de telefoon gaat. De machinist is al bijna een uur te laat en telefonisch onbereikbaar…

Het hart van de Vangrail bonkt bijna uit zijn borstkas. Flarden van de gesprekken met de machinist spoken door zijn hoofd. Stukken verleden, helder als glas. Nostalgisch. Aangenaam. Onsamenhangende delen van de toekomst. Plannen. Te scherp. Te ver uitgewerkt. Euforisch. Waar is het heden? De Vangrail zoekt en speurt, maar vindt geen enkele verband tussen verleden en toekomst. Alsof de machinist zijn trein al lang geleden opgeheven heeft. Zich op dit moment in een niemandsland bevindt…

De volgende dag wordt de machinist op het strand van Zandvoort gevonden. Verdronken, al minstens vierentwintig uur dood. De Vangrail braakt tot hij geen adem meer kan halen.

 

*

 

Is de Vangrail schuldig? Had hij dit drama kunnen voorkomen? Kun je zelfdoding überhaupt aan zien komen? Het kijken door de ogen van iemand die besloten heeft zichzelf van het leven te beroven is ontzettend moeilijk, hoewel niet helemaal onmogelijk.

Tim en Fleur waren intens gelukkig op het moment dat ze stierven. Een stelling die ik later zal verdedigen. Een geluk dat van ze afstraalde tussen het moment dat ze hun beslissing namen en het werkelijke einde. Dat kan enkele uren zijn geweest, maar ik denk meer in dagen. In die ‘gestolen tijd’, de tijd tussen het besluit de pijn voorgoed weg te nemen en de daarvoor benodigde actie, hebben beide signalen afgegeven.

‘Maar ze had net een nieuwe baan.’

‘Het ging net zo goed met hem, hij lachte voor de eerste keer sinds zijn vriendin hem verliet.’

‘Hij kwam een koffer halen en een paar kleren, hij was zo blij dat hij voor zijn nieuwe baas meteen naar New York mocht.’

‘We hebben gisteren haar verjaardag nog gevierd, ze straalde, zei dat ze gelukkig was.’

Bovenstaande regels verzin ik hier ter plekke, maar ouders van kinderen of jongeren die hun eigen einde kozen zullen ze herkennen. Nu wel. Ze vragen zich nog altijd af waarom toen niet.

Als ouders het niet zien. Als professionele hulpverleners het niet zien. Als vrienden het niet zien. Als collega’s het niet zien. Als ervoor getrainde collega’s het niet zien. Kun je dan de Vangrail verwijten dat hij schuldig is aan de dood van de machinist? Is het redelijk te stellen dat hij door zijn onkunde, zelfoverschatting, de dood van de machinist op zijn geweten heeft?

 .

 

Hoe haal je het dan in je hoofd om op blogs, op publieke fora, zelfs in landelijke dagbladen iemand ervan te beschuldigen kinderen de dood te hebben ingejaagd. Zelf nog bijna een kind. Een gepest kind. Een kind dat andere gepeste kinderen wilde helpen. Een kind dat niet zag wat de volwassenen in zijn omgeving ook niet zagen, hoe visionair die zichzelf achteraf ook noemden. Een jongen die een droom had. Een jongeman die goddank nog steeds een droom heeft. Een droom die ik uit wil zien komen….

 .

 Laat hem met rust!

.

.

Jullie haat, gefundeerd of niet, heeft de gedachte aan Tim en Fleur volledig weggevaagd. Aandacht waar de ouders van Tim om gesmeekt hebben. Want daar ging het allemaal om: pesten. Hij heeft het geprobeerd, jullie niet. Als hij schuldig is, ben ik het ook. Laat de beesten zich dan maar tot mij richten.

.

.

 

 

Jeffrey. In blinde bewondering. Voor eeuwig. Eeuwig = t/m 23 maart 2013.

jeffrey volkskrant

Is het nou echt nodig hem zo in de verdediging te drukken? De absolute waarheid hoort in een proces verbaal, niet in een verhaal, hoe waar ook. Een verhaal moet de tand des tijds kunnen doorstaan, een verhaal moet een eeuwigheidswaarde hebben, moet blijven hangen in iemands gedachte, moet stekelig zijn zodat het aan je broek blijft haken tijdens een wandeling over de hei en moet tegelijk zo zacht zijn dat je het voor de rest van je leven wil koesteren. Beschermen.

Iedere verteller, iedere schrijver weet dat je nooit exact de waarheid moet beschrijven. Er is simpelweg niemand die de waarheid gelooft omdat die meestal zo onwaarschijnlijk is dat je zeker denkt te weten dat het wel verzonnen moet zijn. Maar de waarheid aanpassen betekent nog niet dat het gelogen is. Ik voeg zelf vaak twee gebeurtenissen tot één samen. Om mezelf te beschermen tegen beschuldigingen van laster of smaad, en om een gebeurtenis zo te vervormen dat de hoofdpersonen niet te herleiden zijn tot bestaande mensen.

Jeffrey ArenzJeffrey steekt niet onder stoelen of banken dat hij een acteur is, dat hij het theater in wil. Dat hij het theater in gaat. Tegelijk besteedt hij al zijn tijd aan Skizzle. Toen ik hem op een onmogelijke tijd een berichtje stuurde, diep in de nacht voordat hij bij P&W zat – iets waar ik overigens pas later achter kwam – kreeg ik tot mijn verbazing direct een antwoord terug. Hij had toch geen tijd om te slapen, moest al vroeg naar de Tweede Kamer. Alles geven voor een doel waar je werkelijk in gelooft. Ik had meteen het gevoel een soort zielsgenoot gevonden te hebben. Een idealist die gelooft in de kracht van fantasie en voor niets of niemands zijn principes zal verraden.

Maar zijn nadrukkelijke aanwezigheid in de media na zelfdodingen als gevolg van pesten, roept blijkbaar ook de nodige irritatie op. Nergens voor nodig. Je hoeft maar twee minuten op internet te surfen en je weet wie Jeffrey is en hoe groot de stichting Skizzle. De vraag of Jeffrey er voor Skizzle is of Skizzle voor Jeffrey, is volslagen onnozel. Jeffrey is Skizzle en Skizzle is Jeffrey. Iedere vrijwilliger weet dat of zou dat kunnen weten. Hij neemt alleen veel te veel hooi op zijn vork. Dat weet hij, maar zeg er niets van, want dan neemt hij er gewoon nog een lepel bij.

Jeffrey is koppig, eigenwijs, weet het altijd beter, drijft zijn zin door, neemt van niets of niemand raad aan en heeft altijd gelijk. Ik ken hem niet eens, maar dat durf ik hier met 99,9% zekerheid te stellen. Ik som gewoon even mijn eigen goede eigenschappen op. Eigenschappen die je als eenling moet hebben wil je iets bereiken. Hij heeft gelijk als hij zegt dat we nog steeds allemaal de andere kant opkijken als het om pesten gaat. Fleur heeft drie jaar geleden al duidelijke signalen afgegeven dat een volgende periode van gepest worden haar einde zou betekenen. Niemand heeft die signalen opgepikt, niemand heeft een vinger uitgestoken haar te helpen.

gedicht.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

Ik heb Jeffrey gevraagd ook eens naar het pestgedrag onder volwassenen te kijken. Intimidatie en bedreiging zijn in wezen immers niets anders dan pesten. En pestgedrag onder kinderen kun je niet bestrijden als je niet tegelijk het – even dodelijke – pestgedrag binnen bedrijven en grote organisaties aanpakt. Zelf dacht ik daarbij aan een klein logo’tje op elkaars website, maar Jeffrey trekt weer alles uit de kast en schuift doodleuk bij ‘onze’ Mr. Pieter van Vollenhoven aan tafel om tot een gezamenlijke uitspraak te komen bij Pauw & Witteman.

Mr. Pieter van Vollenhoven, oud-voorzitter van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Hoger kun je niet inzetten. Het heeft er toe geleid dat in verschillende columns en nieuwsfora pesten, zelfdoding en trauma’s bij treinpersoneel serieus onder één noemer worden geschaard. Ik mag er zelf niets over zeggen, dus ik ben Jeffrey eeuwig dankbaar. Dat wil zeggen: eeuwig dankbaar tot en met 23 maart 2012. Dan staat hij in het theater en mag het publiek uitmaken of zijn verhaal eeuwigheidswaarde heeft of niet. Waarheid bestaat in het theater helemaal niet, daarover hoeft niet gediscussieerd te worden.

Tot die tijd kan hij rekenen op mijn onvoorwaardelijke steun. En sponsoring die in ieder geval ver boven het ING-niveau ligt van een paar blikken spaarpotjes. (Nu maar hopen dat de bank zich dit niet zomaar laat zeggen en er bijvoorbeeld gevulde spaarpotten van maakt.) En zo zijn er vast nog wel een paar andere grote of kleine bedrijfjes die durven te investeren in het lef dat deze jongen toont, alvorens hem – zoals de meeste criticasters doen:  anoniem – tot leugenaar te bombarderen. Of die er bij willen zijn als hij tot held uitgeroepen wordt, want die kans bestaat natuurlijk ook.

jeffrey

Ik ga eerlijk gezegd uit van het laatste uit. Het tweedehands deel van mijn sponsoring heeft hij ondertussen binnen, van mij verwacht hij enkel nog een stapeltje papiertjes. (Dat wordt een tegenvaller Jeffrey, hoewel verlicht kun je er op rekenen dat het niet door de brievenbus past.) Maar ik doe er nog wat bij: Ik verloot twee toegangskaartjes voor zijn theaterprogramma onder mensen die vóór maandagmorgen 24 december 2012 0:00 uur op deze blog reageren. Twee maal twee als het er veel zijn. Spelregels: Niet anoniem en ongefundeerde scheldpartijen worden verwijderd.

Jeffrey, neem je tijd om jouw programma neer te zetten en geef het publiek iets mee naar huis om over na te denken. Probeer je niet te verdedigen tegen ongefundeerde kritiek. Je doet het goed, maar het vreet energie en het levert je niets op. Degenen die jaloers op je zijn blijven je tegenwerken en je medestanders blijven je toch wel trouw. Geloof me, ik weet waar ik het over heb. Uiteindelijk maken ze met hun beschuldigingen alleen zichzelf belachelijk, daarvoor hoef je slechts op de ingeslagen weg verder te gaan. Van achter elke boom of struik zal iemand, die zich tot dan toe niet durfde te laten zien, opkruipen om het voor je op te nemen. Ik heb eigenlijk nog maar één tip voor je:

Die hoef ik je niet te geven, want die neem je toch niet aan. Zeker weten, want dat heb ik ook nooit gedaan. En je kent me niet eens..!

.

Tegen pesten:

icm zw

in samenwerking met

Skizzle

.