Het Theater aan de Kalverstraat

Clown en toneelmeester

Het Theater aan de Kalverstraat

Een sprookje Géén sprookje!

 De Kalverstraat, schrik van het monopoly-spel. Waag het eens erheen te gaan wanneer er een hotel staat. Je wordt uitgekleed, daar is de huidige financiële crisis niets bij. En wat doet de Eindhovense clown Arno Huibers? Die bouwt, midden op de Kalverstraat, doodleuk een Theater. Zijn eigen Theater! Maar geen voorbijganger die er failliet gaat. Voor een grijpstuiver of twee, desnoods gegraaid uit de monopoly-bank, neemt de clown je mee in een wereld van fantasie. Een wereld met vele verdiepingen. Van diep onder de grond, tot hoog in de hemel. En toch allemaal tegelijk op hetzelfde toneel te bewonderen. Eén laag voor de allerkleinsten, één voor de wat oudere kinderen, één laag voor volwassenen, al blijft die laatste groep vrij vaak in de klei steken. Fantasie-angst.

 Toch is de clown heel gewoon gebleven. Hij staat niet de hele dag voor zijn Theater te pronken, maar trekt ook door het land en zelfs over de grenzen. Hij komt in landen waar nog nooit iemand van gehoord heeft. Kaartlezen zal wel niet zijn sterkste kant zijn en een clown met een TomTom bestaat niet. Dat weet ik omdat ik alle afleveringen van Pipo heb gezien en weet wie er nu in zijn wagen rijdt. Zondag 22 januari speelde Arno Huibers gelukkig een thuiswedstrijd in het Parktheater in Eindhoven. Veel kans op neerslag, weinig op verdwalen.

 ‘Tja, dat is sneu voor André van Duin. Die speelt nu voor een halfvolle zaal.’ Het eerste punt was al gescoord terwijl de wedstrijd nog moest beginnen. Een wedstrijd van anderhalf uur, zonder pauze en zonder ook maar één moment van verslapping. Wat een conditie heeft die clown. Ik moet het een voetballer nog zien doen. Terwijl een voetballer er bovenmatig voor betaald wil worden en de clown juist gelukkiger wordt van geven dan van nemen!

 Terug naar het toneel. In een fantasiewereld heeft tijd natuurlijk geen enkele betekenis. Als je ’s morgens wakker wordt, weet je toch ook niet hoe lang je laatste droom geduurd heeft? Zeker niet als het een mooie droom was. En laat dromen maar over aan deze clown. De enige clown met een bed in het Theater aan de Kalverstraat, droomt met Droomkracht 10. Gelukkig maar, want wie zou de rol van toneelmeester in het echt willen spelen? Rob Welsing is wel goed, maar niet gek. Na drie dagen zou hij tot zijn nek in het gips zitten en nog zou de clown met hem gooien, op zijn rug springen, wurgen, met een stok slaan en onder zijn tenen kriebelen, wetend dat de arme toneelmeester zich daar niet kon krabben.

 Ik houd niet van accordeonmuziek. Ik houd ook niet van walsen. Maar de muziek bij de voorstelling, walsen gespeeld op een accordeon, werkte betoverend. Het paste perfect bij de oude vrouw die als rode draad door de voorstelling kuierde. Ik kende haar nog uit Droomkracht 10, waar ze haar leven als in een film voorbij zag trekken, vanaf de tijd dat ze nog een jong meisje was. Over kinderen gesproken: het was wonderlijk om te zien hoe de clown vijf- en zesjarigen wist te inspireren. Terwijl ouders alleen vanwege hun kinderen in de zaal zeiden te zitten, had hun kroost, als vrijwilliger door Arno op het podium getrokken, aan een enkele oogopslag genoeg om door te hebben wat de clown van hen verlangde. Een klein meisje werd uitgedost als opwindclown en door Arno met mime in beweging gebracht. Als een robot stapte ze achter hem aan, het toneel over. Als een volleerd actrice die wist welke belangrijke rol ze speelde. Hoe kon ze dat weten? Welk kind van nu heeft er nog speelgoed waarbij je met een sleuteltje een stalen veer moet opdraaien? De magie van de clown was hierin zelfs zo sterk, dat mijn moeder zich na afloop hardop afvroeg of al die kinderen die op het toneel hadden gestaan, familie van de clown waren. Een serieuze vraag van mijn moeder, voor de clown – en de kinderen natuurlijk – het best denkbare compliment.

Stradivarius-banaan

 De Stradivarius-banaan, die met de strijkstok van een viool doormidden werd gespeeld, vond iedereen geweldig. Over de bom, die aan het eind moest ontploffen, waren de meningen verdeeld. Kinderen tot en met een jaar of zes, hadden liever niet dat de clown de lont aanstak. ‘Nee oma, dat wil ik niet. Dat wil ik echt niet,’ piepte een klein meisje op de rij achter ons. De oudere kinderen, snotneuzen van zeven en acht, zagen een stukje vuurwerk wel zitten. Mijn neefje van acht – mijn alibi – stemde voor, maar hij kent Droomkracht 10 van buiten en wist dus wat er komen ging.

 Zo komisch als de middag begonnen was, zo melancholiek eindigde hij. Het spatte niet als een zeepbel uit elkaar, zoals Droomkracht 10, maar sloot wel af met dezelfde oude vrouw. Het vorige programma deed ze dat als geriatrisch patiënt, opgesloten en dement. Dat scenario moet Arno dwars hebben gezeten. Veel te veel naar de werkelijkheid. Fantasie is het toverwoord, fantastisch moet het zijn. Hoewel de oude vrouw in De glimlach en de bom aanvankelijk hetzelfde lot lijkt te ondergaan, bevrijdt ze zich dapper van haar kwelgeesten als haar (overleden?) man op het toneel verschijnt. Even wil ze hem alles uitleggen, maar ze begrijpt dat woorden overbodig zijn. Ze zoekt in de vuilnisbak naar haar handtasje, dat de toneelmeester eerder bij het afval heeft gegooid. Ze doet er een appel in (zo is ze ook opgekomen,) pakt haar wandelstok, en loopt aan haar mans arm het toneel af. Oh nee, toch niet. Ze komen terug, zwaaien nog één keer naar het publiek en openen dan geruisloos het hekje dat de oude vrouw zojuist nog heeft geolied. Zorgvuldig wordt de poort weer gesloten. Dan verlaten ze definitief het toneel.

 Een lach en een traan. Op komische wijze een droevig verhaal vertellen. Oog voor details. Alles heeft een betekenis. Of meerdere betekenissen, zodat je nooit helemaal precies weet wat de clown bedoelt. Toeval bestaat niet, maar je hoeft ook niet in je lot te berusten. Alles geven, weinig krijgen. En die eeuwige twijfel: hebben ze wel gehoord wat ik eigenlijk wilde zeggen? Het is de tragiek van de clown. In het spotlicht ziet iedereen je staan, zelf ben je blind. Het tegenovergestelde van het lot van de machinist: vanuit de donkere cabine zie ik alles, maar niemand die mij ziet zitten. In feite dezelfde tragiek. Dus ook dezelfde oplossing: het creëren van een fantasiewereld. Hoe de wereld van Arno Huibers er nu uitziet – ik weet alleen dat die na mijn laatste bezoek verbouwd is – zal ik snel ontdekken. Wanneer ik de gevangenis passeer, platzak omdat mijn salaris één (glazen) oog te ver is, Rotterdam heelhuids achter me laat en het Theater aan de Kalverstraat bereik.

Radio