GLOW begint met wat vertraging…

…maar het wachten was de moeite waard.

Dat laatste weet ik nog niet helemaal zeker, want ik heb deze bijzondere boom, die door problemen bij de Italiaanse leverancier enkele weken later aan GLOW deelneemt dan gepland, nog niet echt in actie gezien. Verlicht is hij gelukkig wel, want in deze duister tijden zijn alle levensvormen die over hersenen beschikken en ze durven te gebruiken meer dan welkom.

Een verslag volgt dus nog, hier alvast de eerste beelden:

GLOW 2012 vertraagd

Met een beetje vertraging
is onze ‘High On Speed‘ boom
– ondanks de SpeedPas
bekend van zijn ‘High Speed Lijntjes‘ –
uit Italië gearriveerd.

Eindhoven, GLOW 2012 kan beginnen!

Oude, verdwaalde man ontsteekt perenboom.

Een oude man,
die verder niets meer in de stad te zoeken heeft,
opent GLOW door de perenboom te ontsteken.
Een beetje troosteloos,
want wie weet nog hoe een peertje smaakt?
De enkeling die het zich herinnert,
kijkt zuur.

Tot het laatste peertje dooft.

GLOW 2012 is nog te bezoeken tot het laatste peertje dooft…

.

.

GLOW in the Lord

Binnenkort meer om van te gloeien…

.

.

oud: UIT nieuw: SLUITEN

Woensdag 17 oktober 2012,
trein 1727 van Rotterdam/Den Haag naar Enschede.

   Ik rijd het treindeel dat vertrekt vanaf Den Haag Centraal. Ongeveer vijf minuten te laat, omdat de trein hier gesplitst wordt en het achterste deel – bij binnenkomst zodat het bij vertrek dus vóór mijn trein staat – eerst zijn bielzen moet pakken om mij de noodzakelijk minimale bewegingsvrijheid te gunnen.

Kan een hele mooie ervaring worden…

    Ik ben het rangeerterrein nog niet voorbij, als de treindienstleider belt.
‘Met de machinist van de één zeuven twee zeuven, goedemorgen.’
‘Goedemorgen meester. Ik wil u even doorgeven dat u tot Gouda rustig aan kunt doen, de stoptrein zit namelijk voor u.’
‘Tot Gouda zit ik achter de stoptrein? Oké, ik ga er rekening mee houden. In ieder geval bedankt voor de informatie.’

   De ‘schade’ valt gelukkig mee. In Gouda staat het sein al veilig en als het zo doorgaat ben ik nog op tijd in Utrecht om op het treindeel uit Rotterdam te combineren. Terwijl de hoofdconducteur het vertrekbevel geeft en ik wacht op de groene lamp die meldt dat alle deuren gesloten zijn en ik veilig kan vertrekken, zie ik op links een goederentrein passeren. Het zal toch niet waar zijn?

   ‘Dames en heren, goedemorgen. Zoals u wellicht is opgevallen, zijn wij in Gouda de stoptrein die ons vertraagde, gepasseerd. Wij vervolgen onze weg nu achter een goederentrein.’

   Het is wel waar en hoewel de goederentrein ons in Woerden verlaat, lukt het me niet meer op tijd in Utrecht te arriveren. Als ik uiteindelijk de laatste bocht door rail, schrik ik van de kleur van de eerstkomende seinen. Veilig door terwijl ik moet combineren? Ik zal toch niets gemist hebben?
Gelukkig is mijn hc wel gebeld en zij weet me te vertellen dat onze trein niet gecombineerd wordt en zelfstandig doorrijdt naar Amersfoort.

   Omdat de trein nu korter is dan gepland, zet ik hem voor de reizigers zo gunstig mogelijk langs het perron. Als ik uitstap, zie ik aan de andere kant van de trein een machinist de cabine in klimmen. Prima geregeld. Zo lijkt het tenminste.

Deventer

   In de buurt van de trap valt mijn oog op de onderste regel in de perronaanwijzer, die verder omhoog in grote letters Deventer belooft: Deze trein rijdt vandaag niet. Ik kijk even naar de volle trein en de conducteurs die proberen de klanten zo goed mogelijk over de trein te verdelen. Het zal wel een fout zijn die je geregeld ziet. Als een trein te laat vertrekt gebeurt het vaak dat in de perronaanwijzers de tekst komt te staan van de volgende trein die vanaf dat perron moet vertrekken. Een fout die ze maar moeilijk uit het systeem kunnen krijgen en die steeds voor veel verwarring bij de reizigers zorgt.
Instappen? Of niet instappen? Zal ik wel? Toch maar niet.

   Ik geniet in het personeelsverblijf het restant van mijn pauze, als ik over de portofoon – die nog aanstaat in zak van mijn colbert – een oproep ontvang bestemd voor de machinist van de 1727.
‘Machinist één zeven twee zeven, spreekt u vrijuit.’
‘Hier met de hc van de zeventien zevenentwintig. Meester, weet u waarom we nog niet kunnen vertrekken, over.’
‘Nee, geen idee. Ik zal de treindienstleider even bellen. Een ogenblikje.’

 *-*-*

   Ik draai het volumeknopje op mijn portofoon terug. Ik hoef niets meer te horen. Ik heb het zelf vaak genoeg meegemaakt. Rijdt de ene helft van de trein op schema, dan is het statistisch gezien voordeliger de helft die te laat is op te heffen. Ook al gaat het slechts om vijf minuten. Ualiteit is een belangrijk punct.

    De reizigers?
Ach…

   ‘Meester van de zeventien zevenentwintig?’
‘Hier de machinist van de één zeven één zeven…
.…Sluiten.’

 

Paarden op Dijk

.

 

 

 

 

 

Vogels

Vogels / The Birds from masjinist on Vimeo.

Veel vogels rond het spoor zijn echte lijkenpikkers. Wat slechts weinigen weten, is dat zij geregeld mensenvlees op het menu hebben staan. Is dit een horrorverhaal? Nee, integendeel. Ik vind het veel eerder een mooie gedachte… Een verhaal dat pas verteld kan worden, na de dood.

Klik hier voor meer verhalen over vogels rond het spoor.

Toch nog dat carnavalsgevoel…

Naderen Amsterdam Amstel

Vrijdag 18 februari, de avond voor carnaval. Ik heb een late dienst, die ook nog eens begint met passagieren van Eindhoven naar Utrecht. Midden in de avondspits. Ik kijk even of het druk is in de trein. Als dat niet het geval blijkt, schiet ik, tussen de bananen, wildersen – de meeste meer lijkend op Dion G. – en verwarde zwarte pieten door, de eerste klas in. Ik heb er een hekel aan een plaats bestemd voor een betalende reiziger in te nemen, maar nu komt deze extra pauze wel van pas. Vandaag is de deadline voor het allereerste nummer van het NS-personeelsblad in de nieuwe vorm: geheel gemaakt door een vijfkoppige redactie van de werkvloer. Helaas heeft iemand, die niet in de colofon vermeld staat, direct al een veto uitgevaardigd en publicatie van enkele artikelen verboden. Om de hoofdredactrice – de hoogste functie binnen de redactie, volgens de colofon –  te helpen, heb ik de hele dag gezocht naar welgevallige artikelen met gepaste lengte uit de oude doos, maar je kunt niet steeds teruggrijpen naar het verleden.

Voor je het weet sta je de stoomtrein te introduceren als nieuwste materieelsoort.

Van Amsterdam naar Utrecht.

Anders dan in de rest van de trein, overheerst in de eerste klas nog geen carnavalsstemming. Gelukkig. Ik nestel me in een ruime stoel, open een flesje jus van aangelengd sap, bietenpulp en met zonder bubbels en haal een broodje uit de verpakking. Om duidelijk te maken dat ik bij het interieur hoor, een broodje kaas. Die dunne streep kaas tussen de broodhelften gaat verder waar de gele lijn over mijn jas ophoudt. (Wat poëtisch, die moet ik onthouden voor het volgende nummer.) Ik start mijn iPad en zoek naar de documenten die ik thuis aan de iCloud heb toevertrouwd. Steve Jobs moet één van mijn grootste fans zijn, want ik zie minder dan de helft van wat ik de hemel in zend ooit nog terug. Maar vandaag kan ik ermee vooruit. Net als ik de eerste hap van mijn broodje weg kauw, hoor ik de stem van de conducteur over de boordomroep:
‘Dames en heren, wij kunnen nog niet vertrekken omdat er nog geen machinist aanwezig is. Wij zijn aan het bellen, een ogenblikje geduld nog alstublieft.’
Terwijl er een zucht van onbegrip door de trein gaat, trek ik langzaam en zo geruisloos mogelijk mijn nek in. Zo komt mijn hoofd niet boven het maaiveld. Ik weet wat er komen gaat en stop mijn hele uitstalling alvast terug in mijn tas. Bijsturing belt en zo zachtjes mogelijk noem ik mijn naam. Het goedemiddag moet vrijwel niet te horen zijn geweest.

Voor de meeste personen is het horen van zacht gefluister aanleiding om zelf óók te gaan fluisteren. Er kan immers iets aan de hand zijn dat stilte vereist.

‘Dag Geert,’ buldert een stem aan de andere kant van de lijn. ‘De 3500 heeft geen machinist. Zou jij hem mee willen nemen naar Utrecht?’ Vanaf het balkon richten mensen hun blik nieuwsgierig naar beneden, regelrecht de eerste klas in.
‘Precies wat je zegt, ja. Inderdaad, het begint hier ook net. Komt voor de bakker.’ Ik kies bewust een ander beroep om te voorkomen dat ik direct aan mijn stem als machinist herkend word, maar ik ben bang dat mijn blauwe uniform mij verraadt. Op mijn knieën tussen twee banken, vis ik een krant van de vochtige – bier of nu al urine, ik wil het niet weten – vloer en scheur een halfrond gat in het midden. Ik vouw hem uit, trek het vod over mijn hoofd en doe alsof ik in lezenswaardige boerenkiel de trein verlaat. Het werkt niet echt. Ik voel ontelbare beschuldigende ogen in mijn rug branden. De reflectie die ik van mezelf zie in een ruit, maakt het nog erger. De krant lijkt in de verste verte niet op het traditionele carnavalsgewaad. Eerder op een slecht geknoopt slabbetje dat ik ook nog eens achterstevoren om mijn nek draag. Dat rottige tabloid-formaat van tegenwoordig. Met gebogen hoofd loop ik verder naar de cabine.

Hier valt geen eer meer aan te behalen.

Oeteldonk

Mijn sombere bui trekt echter sneller over dan ik had verwacht. De carnavalsvierders zijn allemaal in Oeteldonk uitgestapt en in Utrecht is niets meer van een uit de hand gelopen verkleedpartij te zien. Ik word door de reizigers weer gewoon genegeerd, zoals het hoort. Op die manier heeft niemand in de gaten dat ik aan de verkeerde zijde loop van de houten wand die tijdelijk het dak moet gaan dragen als de zijmuren vanwege de verbouwing onderuitgehaald worden. Zo raak ik steeds verder verwijderd van mijn volgende trein, maar ik vertik het opnieuw gezichtsverlies te lijden en loop stug door. Ik neem een willekeurige trap naar beneden, draai een halve cirkel om een bouwhekwerk, neem de roltrap omhoog om recht ertegenover de trap weer af te dalen en eindig vrijwel precies op de plek waar de voorkant van de intercity naar Amsterdam stopt.

Vakmanschap is meesterschap. Inderdaad, een oude spooruitdrukking en vandaar de aanspreektitel meester voor de machinist.

Rood sein voor Muiderpoort.

Tot en met Amsterdam Amstel verloopt de rit voorspoedig. Maar vlak na het station dat volgens mijn officiële dienstkaartje de eerste halte was waar ik moest stoppen, gaat het mis. Het automatische sein dat ik nader vertikt het van geel naar groen te verspringen, het volgende toont een onverbiddelijk rood. In afwachting van een toegeeflijker kleur, verminder ik vaart. Het helpt niet, ik zal moeten stoppen. Nog voordat de trein helemaal stil staat, belt de treindienstleider mij.
‘Goedenavond meester. U staat nu waarschijnlijk stil bij Muiderpoort. Dat komt omdat er een defecte goederentrein in de wissels staat, een klein stukje verderop. De machinist is op onderzoek uit en loopt nu langs zijn trein. Dat zal nog zeker tien minuten duren maar het kan ook een uur worden.’
‘Goed, ik ga het aan de reizigers doorgeven. Minimaal tien minuten, mogelijk veel langer. Ik hoor het wel wanneer er nieuwe informatie is.’

‘Hartstikke mooi, ik laat zo snel mogelijk iets weten.’

Ik pak de hoorn van de omroep en vertel wat er aan de hand is. Diverse treinen uit de richting Amsterdam Centraal passeren ons. Ook verderop, bij het andere perron, zie ik beweging maar ik besef dat ik opgesloten zit. Ik kan met geen mogelijkheid om Muiderpoort heen. Het enige dat ik kan bedenken is terugkeren naar Amsterdam Bijlmer Arena. Dat kan echter alleen als er geen enkele trein meer achter mij rijdt – of stilstaat – en die kans lijkt me vrij klein. Terwijl ik de mogelijkheden overdenk, wordt er op de cabinedeur geklopt. Een jongedame vraagt wat er aan de hand is en of het nog lang gaat duren.
‘Heb je de omroep dan niet gehoord?’ vraag ik haar verbaasd.
‘Nee, hier was niets te horen.’
Balend dat ik al die moeite voor niets heb gedaan, roep ik via de portofoon de conducteur op. Ik vraag hem het omroepen over te nemen omdat de installatie in mijn cabine niet werkt. Hij neemt die taak op zich, maar nu wordt het wel een kwestie van boodschappen aannemen en doorgeven. Een leuk spelletje op kinderfeestjes, dat tot hilarische uitspraken kan leiden.

Ik weet alleen niet zeker of we straks nog stilstaan achter een defecte goederentrein of dat we stilaan een goed effect achter de trein zijn.

Passeren SLT

Het is de treindienstleider zelf die een klein beetje verlichting in de zaak brengt. Hij weet niet precies hoever de goederentrein voor mij staat, maar als het lukt mag ik van hem het rode P-sein voor Muiderpoort passeren, zodat degene die dat wil daar over kan stappen op de tram, metro of een stoptrein richting Amsterdam Centraal. Het geeft mijn dienst weer een kick. Het legaal passeren van een rood sein heeft voor de machinist iets kwajongensachtig. Een soort belletje trekken voor volwassenen. Ja, ik weet dat het me mijn baan kan kosten, maar zie mij eens lef hebben. Het is als het schrijven van de perfecte column. Ik rijd extra langzaam om het moment nog even te rekken. Hoewel ik de conducteur duidelijk geïnstrueerd heb dat hij moet zeggen dat we, met alle mogelijke risico’s voor de machinist, dwars door een rood sein zijn gereden en enkel in het belang van de reizigers nu op Muiderpoort staan, roept hij slechts om dat de mogelijkheid tot overstappen bestaat en dat het onduidelijk is hoe lang we hier nog moeten wachten.

Dat blijkt minder lang te zijn dan verwacht.

Net als overstappende reizigers aan de andere kant van Muiderpoort met hun hoofd bovenaan de trap verschijnen, mag ik verder rijden.  Met een totale vertraging van iets minder dan een half uur, rijd ik Amsterdam Centraal binnen. Precies het tijdstip waarop ik met mijn volgende trein naar Amersfoort dien te vertrekken. Normaal activeert Bijsturing in voorkomend geval reservepersoneel om de trein op tijd te laten vertrekken. Maar omdat er meer personeel met vertraging binnenkomt, besluit Bijsturing tot een onorthodoxe, maar werkelijk geniale stap: Iedereen vervolgt zijn eigen dienst! Hoe briljant deze stap is, blijkt later. Aanvankelijk vertrekken er meer treinen te laat dan strikt noodzakelijk. Maar omdat er niets aan de samenstelling van het treinpersoneel veranderd hoeft te worden, blijven er geen treinen achter zonder conducteur of machinist. Met elke vertrekkende trein neemt de vertraging een paar minuten af, tot deze geheel uitgedoofd is. Mijn trein staat heel toevallig aan de overzijde van het perron, dus ik ben er snel bij. Ik moet echter nog een paar minuten wachten op de conducteur, die op een ander spoor arriveert. Als ik hem in het vizier krijg, pak ik snel de omroep:
‘Dames en heren, goedenavond. Wij moeten helaas nog even hier blijven staan, omdat de conducteur nog niet aanwezig is.’

WRAAK! Mijn dag is weer goed.

Het slagje Amersfoort loopt probleemloos, ondanks enkele zeer drukke overwegen. Ik raak allang niet meer onder de indruk van jongens die heel hard aan komen fietsen en dan op het allerlaatste moment pas remmen, zodat ze bijna onder de slagbomen verdwijnen. Iets dat tegenwoordig trouwens voor veel automobilisten een doodnormale rijstijl is. Ik probeer te genieten van de natuur tussen Weesp en Naarden-Bussum. Het water, de maan, vleermuizen en andere nachtdieren. Maar het is mistig, donker, de vleermuizen zijn in winterslaap en de andere nachtdieren hangen verveeld wat rond bij de wisselverwarming.

Voor ik het weet ben ik terug op Amsterdam Centraal.

Nu alleen nog terug naar Eindhoven. Jammer genoeg in drie etappes, waarvan de eerste, de intercity van Amsterdam Centraal naar Utrecht Centraal, pas over ruim twee uur vertrekt. Dus dan zit je daar, als jongetje uit de provincie, helemaal alleen in het personeelsverblijf van dat grote station. Nou ja, station? Dat moet het ooit nog worden. Het is dat er treinen door rijden, anders …

Twee keer schuift er een collega uit Eindhoven aan mijn tafel. Beide mogen met de eerstvolgende trein naar huis. Als middernacht nadert, verlaten ook de machinisten en conducteurs die de laatste stoptreinen rond de hoofdstad moeten rijden het pand. Tijd voor variété. De personeelskantine in Amsterdam is gelukkig vergeven van de muizen. Vanavond spelen zij de musical Als de kat van huis is. Die heb ik al drie keer gezien, maar hij blijft leuk. Een jonge goochelaar improviseert er wat nieuws bij. Een grappig gezicht, hoe hij die minireep Bros over de vloer sleept. Minder grappig dat hij daarvoor de onderkant van mijn rugzak heeft open geknaagd. Hij had de reep ook zo kunnen krijgen. Als dank voor het vermaak, laat ik een broodje kaas voor het gezelschap achter, dat in dank wordt aanvaard. Dan pak ik mijn spullen en ga ik in de richting van mijn volgende trein.
Muizen in de kantine? Ik hoor het sommige lezers denken. Wat onsmakelijk! Welnee, ze eten hetzelfde als het personeel. Volgens de NS zeer gezond dus. Je kunt in een kantine niet met gif gaan strooien en vallen zetten is ondenkbaar vanwege de tere zieltjes van de conductrices. Zit je net een kom tomatensoep te eten, slaat er zo’n val voor je neus dicht en zie je een muis met een verbrijzeld kopje doodbloeden. Met één stervend oog kijkt het diertje je vragend aan: ‘Waarom?’

Er is wel aan een kat gedacht. Ook leuk voor de nachtploeg. Maar een kat in de kantine, dat mag niet van de Voedsel en Warenautoriteit.

Naderen Utrecht Centraal station.

In Utrecht moet ik opnieuw even wachten. Niet lang, want de stoptrein naar Den Bosch staat helemaal aan het laatste perron, buiten de overkapping. In de spits is dat een klein half uurtje lopen vanaf Hoog Catharijne, na middernacht tien tot vijftien minuten. In nuchtere staat, maar dat is voor een machinist vanzelfsprekend. Stel dat er ergens een auto tussen de gesloten spoorbomen door slingert, dan moet ik blazen.

Naderen Utrecht Centraal station.

‘En daar hebben we geen zin in, wat jij?’ Ik probeer alvast vriendschap te sluiten met de zojuist binnengelopen SLT. Misschien is het dezelfde die ik vorig jaar in tegengestelde richting reed. Toen werd hij vrijwel volledig gesloopt. Maar de reizigers die van Utrecht naar Den Bosch willen, zien er allesbehalve carnavalesk uit. De meesten blijken zelfs helemaal niet naar Oeteldonk te willen.

In Houten ben ik al de helft kwijt, na Culemborg is het eigenlijk zelfs zinloos om verder te rijden. Het is dat ik naar huis wil.

Geldermalsen

Het laatste stukje naar Eindhoven mag ik opnieuw passagieren. Hier is wel iedereen verkleed. Ik zou dus niet op moeten vallen in mijn machinistenpakje, maar op de één of andere manier heeft iedereen door dat ik niet bij de feestvierders hoor. Gelukkig is het rustig in de trein en hoef ik me niet in de onbediende cabine op te sluiten. Niet dat ik dat zo erg had gevonden. Voor een machinist is het juist de ideale dagsluiting. Een moment van bezinning. Het is donker, stil en de reis is – althans voor vandaag – ten einde. Bestemming bereikt. Nee, nee, nu niets over de chipkaart. Gebruik vooral dat vreselijke woord uitchecken niet. Laat ons nog even genieten van het vrije station, een startplaats zonder grenzen. Een tussenhaven met oneindige mogelijkheden. Die poortjes zullen er snel genoeg een gevangenis van maken.

Maar ik zit vandaag dus niet in het donker en ik verlaat als een gewone reiziger de trein. Een jongeman die bij de deur naast me uitstapt, wankelt een paar stappen naar voren, leunt over de reling en braakt een paar liter bier, vermengd met een shoarmaschotel – extra knoflook, dubbele portie frites – over de roltrap. Mijn maag maakt zich onmiddellijk op om zich in de feestvreugde te mengen.

Eindig ik de dag toch nog met een carnavalsgevoel.

Amsterdam Amstel