Seinvrees, droom wordt moord

*

De nacht heeft zijn glans verloren.

**

De nacht die ik zo lief had.

Die nacht.

***

De nacht heeft zijn glas verloren. De nacht is zijn onschuld kwijt. Als een te nieuwsgierige kat is de schemer in een val gelopen.

Wat is er met de nacht gebeurd? Hoe kun je in hemelsnaam de nacht dodelijk treffen?

Is het mogelijk de nacht te vermoorden?

****

De nacht heeft zijn glans verloren.

*****

En uitgerekend nu heb ik nachtdienst.

***** *

In de hitte die om twee uur  ’s nachts nog van het balkon straalt, kijk ik naar de sterren boven me. Ik herken geen enkel sterrenbeeld. Dat verbaast me niets want Orion is een wintersterrenbeeld en het zicht op de Grote Beer wordt me door de flat, waarin ik zelf woon, ontnomen. Een week geleden waren er nog veel vallende sterren te zien. Nu zie ik er geen meer. Net nu ik zoveel te wensen heb. Wensen die ik niet onder woorden kan brengen, maar evenzogoed wel heb. Wensen waarin de goeden blijven leven en de slechten sterven. Niet andersom.

            ***** **

De nacht heeft zijn glans verloren. Nog maar kort geleden vereerde ik de nacht, ik aanbad de nacht. De nacht kon mij geen kwaad doen. Ik werd beschermd door het wezen van de nacht, door de nacht zelf. Het Rondje Nachtnet was voor mij de beste uitvinding van het eerste decennium van deze eeuw. Nu zit ik met trillende handen te bidden voor een veilig seintje als ik in het donker ergens vijf minuten stil sta. Wie heeft de sprookjes uit de nacht verjaagd?

Maandag zag ik iemand met een capuchon diep over zijn hoofd getrokken, op het rangeerterrein langs een trein lopen. Voordat ik met die trein naar Maastricht reed, heb ik de deuren van de cabine goed afgesloten, iets dat ik in tien jaar tijd nog nooit gedaan heb. Ik ben ook nu niet bang van deze figuur zoals hij daar loopt. Wel van wat hij in het holst van de nacht kan worden, van de gedaante die hij dan aan kan nemen. Is dit de moordenaar?

            ***** ***

Tijdens het rijden zie ik geen magische taferelen. De mol die altijd zo vriendelijk groet door zijn hoed af te nemen en te buigen, blijft ondergronds. Op de plaats waar de drie dames Fazant zaten te pim-pam-petten liggen slechts wat veren. Alles om me heen lijkt kaal, leeg, versleten, zinloos. Alleen de angst groeit. Van links naar rechts schieten talloze zwarte zakdoekachtige schaduwfiguren voor mijn trein door. Ben ik bang? Nou, niet echt. Angst komt altijd van binnenuit, is daardoor per definitie beheersbaar en valt logischerwijs onder…

Ja ik ben bang, verschrikkelijk bang. En ik word nog angstiger omdat ik niet precies weet waar ik bang voor ben. Het is een ongefundeerde angst maar ik kan hem niet wegdenken door mezelf moed in te praten. Die zwarte geesten kan ik nog wel verklaren. Ik heb een bril op met een stevig zwart montuur. Beweeg ik mijn hoofd van links naar rechts, dan trek ik op de grens van wat ik door het glas scherp zie en wat ik daarbuiten vaag waarneem, donkere schaduwen met mijn ogen mee. En omdat ik steeds meer van die inktzwarte figuurtjes uit het duister op zie doemen, moet ik mijn hoofd wel van links naar rechts blijven bewegen. Zo houd ik hen in stand. Zo houden wij elkaar in stand.

Waarom ik dan mijn hoofd dan niet stil houd? Dat kan ik wel, maar slechts heel even. Een paar tellen zijn de spookfiguren dan nergens meer te bekennen. Maar ik weet dat er zich een groot, verstikkend leger in de schaduw van de bomen verzamelt. Zo angstaanjagend bedreigend dat ik wel moet kijken. Daarmee geef ik ze weer een kans over te steken. Het is het verhaal van de kip en het ei. Het is niet de vraag wie er eerder was, de kip of het ei, maar het antwoord: de kip én het ei. Zonder het één kan het ander niet bestaan. Zonder ei geen kip, en zonder kip geen ei. Zonder montuur geen spoken, zonder spoken geen angst, zonder angst geen moord. Aangezien die moord wel degelijk gepleegd is kan ik angst en spoken niet ontkennen, waarmee bewezen is dat ze mijn montuur eigenlijk niet eens nodig heb om zich te manifesteren.

            ***** ****

Slaap heb ik wel nodig. Hard nodig. Maar het is een luxe die me deze week niet gegund is. De flat wordt binnenkort geschilderd en uitgerekend deze week worden de betonnen balkons geschuurd en voorbewerkt. Als ik om kwart voor zeven zowel geestelijk als lichamelijk uitgeput mijn bed in kruip, hoor ik de busjes van het aannemersbedrijf de parkeerplaats op rijden. Een kwartier later trilt het gebouw onder het lawaai van snel bewegend grof schuurpapier. Een geluid om gek van te worden. Na drie slapeloze dagen hen ik het gevoel dat ik dat ondertussen ook geworden ben. Mijn handen trillen en reageer alsof ik een krat Red Bull en twee liter koffie gedronken heb. Tegelijk kan ik niks onthouden en moet ik alle treinnummers en perrons waar ze naartoe gaan drie of vier keer door de knooppuntcontroller laten herhalen, om vervolgens alsnog op de gok te gaan rijden zodra het sein veilig toont. Gelukkig bestaan de laatste nachtdiensten uit rangeerwerk en vervoer ik geen reizigers.


            ***** *****

Het steekt dat ik niets van het management heb gehoord. Tenminste, niet thuis. Maandagavond moest ik een trein naar Maastricht rijden en pas tien minuten voor vertrek hoorde ik van een collega dat hij vermoord was. Vermoord op weg naar huis na een nachtdienst. De precieze toedracht was nog in onderzoek, maar dat hij een onnatuurlijke dood was gestorven stond nu wel vast. Om dan direct, helemaal alleen, een lege trein weg te brengen, voelt op z’n zachtst gezegd niet prettig. Ook de drie uur die ik in Maastricht in een broeierig hok mocht wachten, deed mijn gemoedstoestand weinig goeds. Maar ik kon ook niet naar huis. Mijn auto stond op hetzelfde parkeerterrein als waar hij zijn auto ook altijd parkeerde. Een nogal afgelegen stukje grond waar je alleen door een rij dealers en junks te passeren kunt komen. Of via een afgelegen tunneltje als het station gesloten is. De gedachte dringt zich aan me op dat hij zijn moordenaar vanaf deze parkeerplaats heeft meegenomen, al dan niet onder dwang.

Op dat terrein heeft hij ook zijn laatste woorden tegen mij geroepen: ‘Hé Geert, kun je er niet in?’ Hij riep het als een echte Brabantse boer: ‘Hé Geert, kundudurnieïn,’ gevolgd door een knallende schaterlach. De lach waarmee hij altijd elke zin eindigde. Ook als hij niets zei.

Mijn chipkaart liet me wel toe tot alle personeelsverblijven van NS, maar vond het parkeerterrein kennelijk een poort te ver. Ik kon alleen binnen als iemand anders de poort opende. Marc was met zijn vrouw en kinderen blijkbaar in de stad geweest en ging nu naar huis. De poort opende automatisch toen hij er met zijn auto voor stond, waarmee hij mij de gelegenheid gaf op te trekken en te parkeren. Terwijl ik hem voorbij reed klonk opnieuw die schaterlach. Ik had nooit kunnen vermoeden dat het de laatste keer was dat ik die zou horen.

            ***** ***** *

Na de laatste nachtdienst ben ik volkomen leeg op bed gevallen. Het schuren maakte me geregeld wakker, dus met uitrusten moest ik nog tot het weekend wachten, maar van tijd tot tijd sliep ik. Iets dat me de merkwaardigste nachtmerries opleverde waarvan ik er twee zelfs onthouden heb. Ik zal ze binnenkort eens opschrijven, maar de details zijn zo bizar, dat ik dat nu nog niet durf.

            ***** ***** **

Behalve de datum van zijn crematie komt er geen enkel bericht of mededeling vanuit het bedrijf. Ja, dat je met je teammanager mag praten als je ergens mee zit. Maar ik kan niet over gevoel praten en al helemaal niet met een manager die van buiten weet hoe laat je op welke pagina van teletekst moet kijken om te zien of je een stropdas moet dragen of niet. Op de vraag waarom er vanuit het hoofdkantoor niet gereageerd wordt zal ik toch geen antwoord krijgen, dus kan ik hem maar beter niet stellen. Dan voorkom ik in ieder geval weer een gesprek met de MSO. Het zal toch niet zo zijn dat deze moord op een machinist uit de publiciteit wordt gehouden vanwege de imagocampagne, want in dat geval hoor ik liever niets.

Op zaterdag, de dag van zijn crematie, word ik gewekt door de stilte. De schilders die er in het weekend niet zijn. Ik denk dat ik me redelijk fit voel, totdat ik mijn hoofd optil. Het zweet loopt direct over mijn voorhoofd en over mijn rug. Ik heb koorts maar met een buitentemperatuur van tegen de veertig graden valt dat nauwelijks op. Ik probeer nog een paar uur door te slapen, maar daar komt weinig van terecht. Misschien een schuldgevoel. In deze hitte ga ik een crematie in uniform niet redden. Ik voel me moreel verplicht te gaan, maar het lukt me niet. Toch is dat schuldgevoel niet echt nodig, want ik ga er wel voor zorgen dat een collega machinist die een iets te lange dienst heeft, wel kan gaan. Numeriek maakt het geen verschil. Dat dat dan weer stiekem moet, valt me tegen. Ook hier weer blijkt dat de menselijke norm het aflegt tegen strakke regels van rijden en rust.

            ***** ***** ***

Ik kijk nog eens omhoog op mijn balkon. Nee, in de hemel hoef ik geen hulp te zoeken. Beneden in het struikgewas dan? Nee, ook daar niet. Mijn afschuw van de nacht begint na tien dagen langzaam weer te verdwijnen. Maar het zal nog heel wat tijd vergen om er weer iets moois van te fantaseren.

Ik heb ze nog nooit gezien, maar achter de flat waar ik woon schijnen heuse moerassen te liggen. Onherbergzame moerassen waarin je gemakkelijk verdwaalt. Er is niet lang geleden zelfs een lijk gevonden, dat naar mijn beste weten nog steeds niet geïdentificeerd is. Misschien moet ik daar op een donkere nacht maar eens doorheen waden. Ik kan me niet voorstellen dat de Koningin der Dwaallichtjes me zal laten verdrinken. Niet tenzij de nacht zelf slechts fictie is en ik omringd word door niets anders dan duistere kilte. Ik besef heel goed dat de Dwaallichtjes die ik in de buurt van Hilversum zag, de lampen op de helmen van de baanwerkers waren. Werklui die in dichte mist hoog boven het spoor de bovenleiding repareerden. Zijn fantasie en realiteit vanaf nu zo strikt gescheiden? Ik hoop het niet, dat is toch geen leven? Dat is toch niet de treinreis die je wil maken?

            ***** ***** ****

Marc, stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Maar een lach is niet stoffelijk, een lach kan toch niet vergaan? We hoeven alleen maar even uit te vinden waar een lach naartoe gaat als hij eenmaal gelachen is. Al moeten we het personeelsverblijf in Eindhoven steen voor steen afbreken, jouw schaterend geluid moet ergens zijn blijven hangen. Vroeg of laat zal die verborgen lach tevoorschijn komen en zul je weer aanwezig zijn. Verzinsel of voorspelling, ik geloof er in. Maar…

Wacht alsjeblieft niet te lang.

Vogels

Vogels / The Birds from masjinist on Vimeo.

Veel vogels rond het spoor zijn echte lijkenpikkers. Wat slechts weinigen weten, is dat zij geregeld mensenvlees op het menu hebben staan. Is dit een horrorverhaal? Nee, integendeel. Ik vind het veel eerder een mooie gedachte… Een verhaal dat pas verteld kan worden, na de dood.

Klik hier voor meer verhalen over vogels rond het spoor.

Koppiger dan een Fries

Monument op de dijk bij Moddergat

Een week lang van dorpje naar terp, naar meer dan wel zee en terug naar het dorp rijden in Friesland. En dat nog vakantie noemen ook. Als Esonstad geen locatie van Landal was, zou je het gewoon niet geloven. Het Lauwersmeer is nog de moeite waard als Nationaal Park, maar een gebied met meer kerken dan inwoners, wat heb je daar als stadse jongen nou te zoeken? Zeker als je bedenkt dat de bevolking bekend staat om zijn spreekwoordelijke koppigheid.

 Nou, je hoeft er helemaal niets te zoeken, je vindt het ongevraagd, overal waar je kijkt. Ruimte, enorm veel ruimte, geluid van vogels, het ruisen van de zee en het waaien van de wind. Wind die vanwege de open ruimte vrij spel heeft. Windkracht vijf noemen ze hier windstil, leuk voor een potje badminton achter in de tuin. Of kaatsen of wat ze hier ook spelen. Bossen kennen ze in Friesland niet, maar de schijnbaar achteloos geplaatste heesters of korte rijen bomen die hier tuinen en bermen sieren zijn allemaal zo karakteristiek, dat ze nooit een bos zouden vormen, al plaatste je er honderd bij elkaar. Als er in Friesland iets koppig is, dan zijn het de bomen!

 De bevolking van oude vissersdorpen als Paesens, Moddergat, Nes, Wierum en ga zo maar door, is juist uiterst vriendelijk en gastvrij. Ongevraagd wijst men je de mooiste dorpsgezichten en vertellen oude visserszonen bijpassende anekdotes over de rampen die het gebied in voorbije eeuwen over zich heen heeft gehad. Elk dorp herdenkt ten minste één storm of watersnood met een monument op de dijk. Elke familie is hier getekend door vissers die ooit zijn uitgevaren maar nooit zijn teruggekeerd. Vaak vergingen drie of vier generaties van één familie met dezelfde boot. Jongens van twaalf jaar tot en met overgrootvaders van zeventig. De tijd van het vissen op leven of dood is nu voorbij. De volgende ramp wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de NAM, het gevolg van gasboringen op de Waddenzee.

Terpdorp Hegebeintum

 Waaraan zouden die fiere Friezen zo snel zien dat ik geïnteresseerd ben in hun verhalen? Dat ik een vreemdeling ben in deze streek. Natuurlijk, dorpsbewoners kennen elkaar en elkaars familie – vroeger was een gemeenschap vrijwel altijd familie – maar ik zou toch van een paar dorpen, zeg een kerk of acht, verderop kunnen komen? Dan zou mijn geschiedenis niet veel anders zijn dan de hunne en waren die verhalen mij bekend. Misschien komt het door dat wat op de lachspieren werkende mini-statief onder mijn camcorder en het om mijn rechterpols slingerende fototoestel. Maar ik ga toch echt niet de dijk op lopen zeulen met een reusachtige driepoot onder mijn arm alleen om te ontdekken dat die bij windkracht tien ook geen stabiele filmpjes met maximale vergroting – factor 40 – garandeert.

Bovenop de dijk

 Ik denk dat het aan die ietwat verdwaasde blik van de stadsbewoner ligt, die niet gewend is aan de ruime blik over de velden, de afstand tussen twee dorpen, waardoor de gemiddelde Fries ons er zo snel tussenuit pikt. De knikkende knieën van de nieuwbouwwijkverkenner die gewend is in acht windrichtingen mensen om zich heen te hebben en nu geen enkele houvast meer heeft. De kortzichtigheid van de betonbewonderaar die in een dijk het groene bankstel van zijn overburen herkent, maar er absoluut niet overheen durft te kijken. Want stel je voor dat het daar anders is. Dat natuurkundige wetten er niet gelden. Dat de zwaartekracht je voeten niet vanzelfsprekend op de aarde houdt en dat je zelf moet nadenken, eigen initiatief moet ontplooien om het hoofd boven water te houden.

 Een Fries moet het met medelijden aanschouwen en dan is een verhaal over oude tijden natuurlijk een welkome afleiding. De Fries vertelt de wolkenklimmer dat tegenwoordig alles gelukkig anders is, dat alles in regels en protocollen is vastgelegd, net als in de grote stad. Dat de zee is bedwongen en dat je nu gemakkelijk naar Ameland of Schiermonnikoog kunt  lopen of rijden, maar dat er vanuit toeristisch oogpunt nog veerboten varen. Dan wijst hij de hokjesgeest een mooi punt om de eeuwenoude kerk te fotograferen en raadt hij hem aan vooral Leeuwarden goed te bezichtigen. Prachtig hoe dat eruit ziet. Binnen de middeleeuwse stadsmuren.

Boorplatform bij Ameland

 Als de geveltoerist weer vertrokken is, klimt de Fries de dijk op. Hij staat een ogenblik stil bij het monument ter nagedachtenis aan een ramp met vele vergane schepen en verdronken vissers en kijkt dan uit over de Waddenzee. Ameland en Schiermonnikoog zinderen in het bewegende licht, voor hem zijn ze echter haarscherp te zien. Daar kan alleen een windkracht twaalf of hoger verandering in brengen. En dan nog alleen bij springvloed. Zijn oog blijft steken op het boorplatform dat het Wad tot een productiegebied van economisch belang zal ‘verheffen’. Hij vervloekt het ding nog een keer hardop en kijkt dan schuchter om zich heen om er zeker van te zijn dat zijn moeder het niet gehoord heeft. Zijn mond valt open van verbazing als hij een vreemdeling de dijk op ziet kruipen. Een rare snuiter met een fototoestel om zijn rechterpols en een filmcamera op een achterlijk klein statiefje in zijn linkerhand. Een asfaltplakker die vastbesloten is de wereld voorbij de dijken met eigen ogen te aanschouwen. Die wil weten of het gerucht, dat er eilanden bestaan die niet aan het land vastzitten maar er toch bij horen, waar is. Klaar om zelf te denken, eigen richting te kiezen en desnoods de zwaartekracht uit te dagen. Niet te stuiten. Koppiger dan een Fries.

Moddergat

De gelaagdheid van twijfel.

Layers;

Privé gebruik van Twijfel en Onthechting voor Dummies
Door Nico Muhly, Calefax Rietkwintet en Lenneke Ruiten

Raaf Hekkema

Ieder jaar is het een keer dertien april. Zo ook in 2012. Het is zelfs Vrijdag de Dertiende, een dag om in bed te blijven. Dat heb ik dan ook het grootste deel van de dag gedaan. Begrijpelijk als je weet dat ik ervoor vier nachtdiensten heb gedraaid. En om helemaal van enige verjaardags-perikelen af te zijn, ga ik vanavond naar een concert in Muziekgebouw Frits Philips. Eerst wilde ik de hele familie daarvoor uitnodigen, maar ik bedacht net op tijd dat ik Vriend van Calefax was, niet hun ergste vijand. Bovendien wil ik de wereldpremière van Nico Muhly’s Hymns for Private Use, de titel zegt het al, niet met anderen delen.

Tijdens de opkomst van het Kwintet, valt me iets op. Op tien januari, na een uitvoering van musikFabrik, noteerde ik het volgende:

Er is geen overgang tussen leven en dood, klank en stilte. Stilte is ook klank en daarmee is dood tegelijk leven. Althans in mijn wereld. En niemand heeft me verboden de vraag Welke klank maak je als eerste in een lege ruimte? eerst zelf te beantwoorden alvorens naar de muziek te luisteren. Dat is minimaal één muzikant met me eens. Zo niet, dan vertel ik iedereen bij Calefax dat hij is vreemdgegaan.

Alban Wesly N.S.

Met die ene muzikant doelde ik op fagottist Alban Wesly en wat schetst mijn verbazing? Het is uitgelekt – ik heb echt niks gezegd Alban, ik zweer het – en er zijn disciplinaire maatregelen getroffen. Raaf Hekkema kondigt het 990-ste optreden van Calefax op indringende wijze aan. Alban Wesly – die zichzelf de beste voetballer noemt van het Kwintet – is de komende zes wedstrijden geschorst en vervangen door Heidi Mockert. Hekkema zegt er nadrukkelijk bij dat Wesly het duizendste optreden niet hoeft te missen. Een duidelijke waarschuwing. Officieel speelt Alban Wesly niet mee omdat hij in verwachting is van zijn eerste kind. Maar ook zijn vervangster, Heidi Mockert, is in verwachting en zij speelt wel…!?

Het is natuurlijk niet aardig om te zeggen dat Alban niet gemist wordt, maar Heidi – in Engeland geboren en in Duitsland opgegroeid – is een waardig vervangster. Ze mag zelfs de leiding nemen in één van de Bach-intermezzo’s, die zowel een contrast vormen met de overige werken, als een soort tijdloos tussenspel: Bach is het begin, Bach is het einde. Bach is de Alfa en de Omega.

Het programma van vanavond draagt de titel Layers. Op zich is die titel goed te verdedigen, maar ik zou het toch liever de avond van de Twijfel noemen. Line and Length, is behalve een compositie van Matthew Shlomowitz, ook een cricketterm. Het is een worp die de slagman bewust aan het twijfelen moet brengen: meppen of niet meppen, dat is de vraag. Een deel van het werk doet me aan treinverkeer denken. Een mooi muziekstuk om onder een filmpje te gebruiken. Dat blijkt Shlomowitz zelf ook al bedacht te hebben, gezien zijn werk Train Travel.

Walden van Hans Abrahamsen is een schitterende compositie die het publiek meeneemt naar de eenzaamheid van het bestaan, letterlijk in een hutje op de hei. Gebaseerd op het werk van filosoof en schrijver Henri David Thoreau, verklankt het de twijfel van de kluizenaar. Is hij onderdeel van de organische natuur, of is hij er slechts te gast? Misschien wordt hij door dieren zelfs als een indringer gezien. Ben je als mens afhankelijk van de natuur of stijg je er bovenuit? De compleet verschillende zangpatronen van vogels die samengevoegd toch een eenheid lijken te vormen, tonen in elk geval aan dat je geen onderdeel uitmaakt van de gelukzaligen die het aardoppervlak overvleugelen. De twijfel leidt tot vertwijfeling. Thoreau heeft de natuur de rug toegekeerd, en is gestorven aan een loodvergiftiging.

Walden is een compositie vol momenten van twijfel en verstilling. De vijf musici presenteren zich als solist of als duo, nooit ontstaat er een duidelijke meerderheid. Alsof de natuur strijdt met zichzelf en de buitenstaander vreemde sprongen moet maken om niet één van de partijen een meerderheid te bezorgen en de ander te vernietigen. Er moet altijd een evenwicht gezocht worden. Soms zijn enkele staccato-nootjes voldoende om de balans te herstellen. Die nootjes weten de musici van Calefax, zonder dat ik ze met hun voeten zie tellen, steeds weer exact tegelijk te produceren. Ongelooflijk knap. Die onderlinge verbondenheid, dat moet een soort groepsgeest zijn die in de dierenwereld wel vaker wordt aangetroffen.

Trotse componist Nico Muhly voor het Calefax Rietkwintet

De hymnen uit Hymns for Private Use van Nico Muhly, zijn een mengelmoes van muziekstijlen op teksten die geschreven zijn tussen de vierde en de achttiende eeuw van onze jaartelling, aangevuld met nieuwe hymnen voor imaginaire schoolklassen in het koloniale Amerika. De muziek beweegt zich daardoor van de ene stijl naar de andere, kriskras door de tijd, zonder tot rust te komen. Het zijn hymnen in chaos. Een chaos waarin de jonge operazangeres Lenneke Ruiten orde probeert te scheppen, maar twijfelt of ze daartoe wel in staat is. De zachte wiegezang van Maria wordt ruw verstoord door trillende en bevende blazers, angstig en onzeker in hun aanbidding van het Kind. In de herfst laat de componist de blaadjes zachtjes ruisend van de bomen vallen, een moment van bezinning. Totdat Jelte en Heidi erdoorheen ploegen met hun gigantisch krachtige bladerenblowers.

Lenneke Ruiten en Heidi Mockert

Muhly legt in deze compositie een parallel naar de hedendaagse, menselijke wereld. Uitgezonderd diegenen die vinden dat zij recht hebben op alles en de hulpbehoevenden laten barsten, is het een wereld vol twijfel en angst. Hoe weet je nu of je iets goed doet? Welk pad moet je kiezen? Stilstaan blijkt geen optie en als je eenmaal op weg bent, het einde van het pad nadert, dan stort het noodlot zoveel puin over je weg, dat je noodgedwongen om moet keren. Heb je je hele leven trouw naar de regels van de kerk gehandeld, blijkt dat de pastoor de grootste misdadiger was die ooit het dorp bewoonde. Je blijft het Ave Maria zingen omdat je niet meer anders kunt, maar de betekenis, de richting van het lied, is in wierook opgegaan. Het is geen gemakkelijk muziekstuk, maar Muhly heeft een werk gecreëerd dat door iedereen op eigen wijze geïnterpreteerd mag worden. Daar kun je eindeloos over discussiëren, je kunt ook de componist gehoorzamen en de hymnes uitsluitend thuis gebruiken, geheel naar eigen inzicht twijfelend of je de goede uitvoering hebt gekozen. Precies zoals Muhly bedoeld heeft.

Altijd op weg naar de volgende compositie

Ook over het laatste werk, New York Counterpoint van Steve Reich, hebben de vijf musici van Calefax lang getwijfeld. Het arrangement van Raaf Hekkema is namelijk bestemd voor elf blazers. Niet erg handig als je in een Quintet speelt dat niet verder dan tot vijf kan tellen. Na lang aarzelen hebben de leden van Calefax de knoop doorgehakt en door middel van loting de vijf instrumenten aangewezen die live de muziek mogen vertolken. Gelukkig zit daar de klarinet bij, zodat Ivar Berix zijn Kunst niet aan een elektronisch appeltje hoeft af te staan. De zes afvallers zijn in een koffer gepropt en via luidsprekers te beluisteren. In de solostukken klinken vaak drie of vier klarinetten, terwijl er slechts één te zien is. Je zou kunnen zeggen dat Ivar Berix op zo’n moment met zichzelf speelt. Of is het Steve Reich die met hem speelt. Nu begin ik te twijfelen…

Heidi en Ivar

Het was in ieder geval een prettige verjaardag, doen we volgend jaar weer zo. Calefax en Heidi Mockert heel hartelijk bedankt, evenals operaster Lenneke Ruiten. En voor de aanstaande vader: alvast gefeliciteerd. Het is nu te laat om nog te twijfelen.

Zoutloos

Van het weblog Wakkers Gedichten:

Ik heb echt álles over, om mee te groeien!

Chinees verkoopt nier om telefoon te kunnen kopen

“Ik heb mijn hersenen verkocht
mijn computer had te weinig geheugen
om Angy Birds te kunnen downloaden!”

Angry Birds

Mijn reactie:

Hersenspoeling

Die ga ik rondtwitteren, angry of niet.
Ze vragen weleens: waar zou jij je rechterhand voor in het vuur durven steken? Een vreemde vraag, mijn rechterhand heeft het vuur net aangestoken en alleen mijn rechterhand kan het brandend houden.
Mijn linkerhand? Nee, ik wil mijn politieke kleur aan niemand opdringen.
Rechtervoet dan? Nee, daar zit al teveel littekenweefsel, dat geneest niet mooi.
Links? Dan heb ik geen poot meer om op te staan.
Hersenen? Nee, mijn intelectuele eigendommen zijn al geclaimd door overheid, bekende merken, mediagiganten en en andere schimmige organisaties.
Aan mijn ruggegraat heb je niets, die is al zo vaak gespalkt dat ik niet meer kan buigen.
Hart dan? Alleen te ruilen tegen een heel speciale ganzenveer uit het oude Egypte, maar dat is een lang verhaal.
Lever? Zeker niet, daar heb ik nog teveel op.
Milt? Heb ik niet, ik ben mild.
Alvleesklier? Heb ik opgegeten om als vegetariër, zonder een dier te doden, toch een keer de smaak van onderworpen vlees te kunnen proeven.
Longen? Zinloos, ik rook niet maar de lucht die ik inadem is allesbehalve zuiver. Velen weten van het gif, maar niemand durft het bij naam te noemen.
Een litertje bloed wil ik nog wel geven. Maar pas op, het kookt.

Blijven alleen mijn nieren over. Weet je wat, neem ze maar alletwee. Het is allemaal zo zoutloos vandaag de dag, dat ik ze niet meer nodig heb.

Orgaandiefstal door het Israëlisch leger.

Het spek en de Woerd (lijntje des doods)

Overpad in Obdam

Overdag kan de natuur er prachtig zijn. Sloten, velden, molens en weidevogels. ’s Avonds kan het erg angstaanjagend zijn. Agressie en vernielingen. Vanmorgen zag ik de rugleuning van een bank tegen een portaal staan. Maar het is ook een lijntje des doods. Bewust door zelfdoding, of onbewust door stoer gedrag bij de gevaarlijkste overweg van Nederland. Eigenlijk niet eens een overweg, maar een overpad. Mensen worden er geacht zelf op te letten. De machinist van een trein kan als waarschuwing hooguit een keer op de tyfoon gaan staan. De meeste reizigers schrikken daar genoeg van om een minuut doodstil te blijven staan, maar er zijn er ook die hun oordopjes op orkaankracht mp3 hebben staan en de trein pas in de gaten krijgen als ze op hun rug tussen de rails liggen en in het duister de eerste metalen wielen langs hun lichaam zien trekken. Als ze tenminste nog ooit iets in de gaten hebben.

Dode Woerd

 Vandaag maakte ik twee slachtoffers tegelijk. Niet bij het overpad te Obdam, maar enkele honderden meters verderop richting Hoorn. Vermoedelijk waren ze bij een overweg de spoordijk opgelopen en hadden ze daar een stil plekje gezocht. Het waren twee geliefden die niet konden tegenhouden wat Moeder Natuur van hen verlangde. Plotseling stonden ze op en vlogen, alleen oog voor elkaar, in de richting van het spoor, recht voor mijn trein. Als ze gewoon doorgevlogen waren, was er waarschijnlijk niets aan de hand geweest. Maar het meisje aarzelde een moment waarop de jongen een rondje om haar heen draaide. Een dubbele tik en het was Over and Out met deze prille liefde.

 Wat zouden ze achter laten, vroeg ik me af. Zouden ze al kinderen hebben? Het leek me niet waarschijnlijk, maar als ik het mis had waren die ten dode opgeschreven. Wie bouwt er dan ook een liefdesnestje zo dicht langs de rails? Terwijl ik verder reed, viel het me pas op hoeveel dode eenden er tussen de rails en op de ballast tussen het spoor en de sloot lagen. Opvallend veel egels ook. Hoewel de kraaien en kraaiachtigen hun werk snel en efficiënt deden, reed ik over een tapijt van dode dieren. Een uiterst triest gezicht dat, samen met het miezerige weer, mijn stemming er niet beter op maakte.

Dode .., nou ja: iets doods.

 Op de terugweg van Hoorn naar Alkmaar, keek ik nog eens goed naar de plaats des onheils. De woerd lag gebroken tussen de rails, maar zijn vrouw was nergens te bekennen. Tot ik aan de andere kant van de overweg een lichtbruine eend wat moeizaam met haar rechtervleugel zag klapperen. Ter verlichting van de pijn liet ze zich langzaam het water in glijden. Daar genoot ze zichtbaar van de aandacht van twee groen/wit blinkende mannetjes op versiertoer. Trouw duurt niet lang in de kop van Noord Holland, dat had ik nu wel in de gaten. Ik kreeg nog meer medelijden met de man die zo demonstratief sierlijk dood, als een balletdanser in het Zwanenmeer, zijn laatste rustplaats in mineur besnaterde tegenover de Grote Woerd in de hemel.

Rugleuning uit een trein. Ligt nu voor paal.

De machinist en de dood

De machinist

 De ware machinist is vierentwintig uur per dag bezig met zijn werk. Ook als hij beweert dat hij thuis een knop omdraait die werk en privé gescheiden houdt. Hij blijft altijd op zijn hoede bij overwegen. Oplettend naar links en naar rechts kijkend, ook al zijn de spoorbomen geopend en is er geen trein in de wijde omgeving te bekennen. Waar gewone mensen veel treinen bij elkaar zien, ziet hij met tranende ogen een kerkhof met verstoten materieel, vrienden van vroeger die ijlend vergaan. Verroeste rails blijven voor hem vlijmscherpe moordwapens.

Treinkerkhof

Eerste dode

 In Amsterdam is dat laatste maar goed ook. De trambanen alhier hebben noch overwegen, noch vrije baan. De machinist ziet het met klamme handen aan. Dit is toch levensgevaarlijk. Je moet knettergek zijn om in dit voertuig te willen rijden. Hoeveel mensen plakken er na afloop van je dienst nog geheel of gedeeltelijk aan de tram? De bestuurder haalt zijn schouders op. Wie geraakt wordt, had beter uit moeten kijken.
‘Hier is je rechterarm en sta niet zo te schelden. Ben blij dat je kop nog op je lijf zit en nou oprotten.’

Tweede dode

Taxi standplaats Stadsschouwburg

 Dat laatste lijkt meer een uitspraak van een taxichauffeur. Ruim tien jaar geleden zorgden de opeenvolgende ministers Jorritsma en Netelenbos voor de uitbraak van een taxioorlog. De taxiwereld veranderde van een gestructureerde, door misdadigers geleidde criminele organisatie, in een elkaar naar het leven staande, oncontroleerbare bendeoorlog. Die oorlog is – zeker in Amsterdam – nog lang niet ten einde.

 Vandaag, dinsdag – de vijfde dag alweer van mijn weekje Adam 2012 – loop ik, op weg naar het Tropenmuseum, per ongeluk over een taxistandplaats net voorbij het Leidseplein. Het voelt aan alsof ik mezelf zonder paspoort van Palestina naar Israël probeer te smokkelen. Mannen met een stevig postuur, die eerder op de motorkap van hun voertuigen rustten, komen dreigend mijn kant op. Ik stop zo onzichtbaar mogelijk mijn fototoestel in mijn tas en probeer kalm doch snel de overkant van de straat te bereiken. Die ziet er veilig blank uit, terwijl de taxirijders zonder uitzondering van Turkse afkomst zijn. Bovendien hebben deze kleerkasten allemaal een dubbele functie; taxichauffeur en uitsmijter, dat zie je alleen al aan hun manier van lopen.

Taxi bezet trambaan

 Uit de laatste taxi, die gedurende tien minuten links en rechts ruziënd op de trambaan heeft gestaan, stapt een kereltje dat niet groter is dan anderhalve meter. Hij begint met weidse gebaren te schreeuwen en te wijzen naar de tram. De andere bruine beren proberen soms te antwoorden of een tegenargument te geven, maar ze krijgen tot hun frustratie geen enkele kans. Dat leidt weer tot onderlinge duw- en trekpartijen. Voetgangers en fietsers bewegen met een grote boog om de taxistandplaats heen. Ik heb inmiddels mijn tramhalte bereikt en check mezelf de eerste de beste tram in. Geen mens komt ook maar enigszins bij een chauffeur in de buurt. Een taxi nemen in Amsterdam is alleen weggelegd voor gevorderden. En die lopen dan nóg het risico doodgeslagen te worden. Niets voor mij, ik heb nog drie nachten hotelservice voor de boeg. Met iedere avond een Zwitsers chocolaatje op mijn kussen…

 Een dag later heb ik, veilig vanaf de toiletten van de Stadsschouwburg, een paar foto’s kunnen maken van deze taxistandplaats. Ook nu moest één chauffeur met alle geweld de trambaan blokkeren. Maar dit keer bleven zijn collega’s behaaglijk in hun auto’s zitten. In Ankara zal het warmer zijn geweest.

Tropenmuseum

Derde dode

 Uiteindelijk bereik ik rond het middaguur het Tropenmuseum. Daar komt Magere Hein opnieuw om de hoek kijken, nu in de vorm van een tentoonstelling rondom dood, behandeling van de overledene en het hiernamaals. De Dagelijkse Dood bevindt zich achter zwarte gordijnen in een grote hal. Van het eerste kunstvoorwerp dat staat opgesteld, herken ik onmiddellijk de signatuur. De Belg Jan Fabre kan ik al ruim een jaar niet ontlopen. Ook nu weer weet hij te imponeren met dodelijke kunst, geïnspireerd op de mythe van Leda en de zwaan.

Dood onder een zwart doek

Jan Fabre: De Mythe van Leda

Nooduitgang voor doden

 Jan Fabre krijgt de ruimte, voor de rest is het maar een kleine tentoonstelling. Alles staat zo dicht op elkaar, dat ik met mijn negatieve brillenglazen soms de verkeerde inschatting van afstand en diepte maak. Ik kom enkele malen zo dicht bij de dood, dat ik zijn schaduw in mijn nek voel hijgen. Via De Dagelijkse Dood en Aankleden en Vervoeren, met simpele maar ontroerende fotoverhalen en ludieke kisten, bereik ik het hiernamaals. Hier kom ik tot de verbijsterende ontdekking dat de hemel een nooduitgang heeft! Maar als je via die route vlucht, waar kom je dan terecht?

Hienamaals met nooduitgang

Heel veel doden, ook dieren tellen mee

 Het meest onroerende en inspirerende deel van de tentoonstelling is naar mijn mening de herdenkingsmuur. Op deze wand kunnen bezoekers zelf teksten ophangen voor hun nabestaanden. Ik mis je, zijn daarbij vanzelfsprekend de drie meest gebruikte woorden.

Herdenkingswand

 Er zijn echter ook heel confronterende teksten. Lieve pap en mam, ik mis jullie. Ik ben nu wees. Het lijkt niet geschreven door een erg jong kind. Er spreekt wel een diep gewortelde beschuldiging uit: Ik ben wees omdat jullie me in de steek gelaten hebben. Geen prettig gevoel om de rest van je leven mee rond te lopen.

Wees

 Hoe zit het precies met Barbara, die in maart zes jaar is geworden. Of zes jaar geleden is overleden.

 Imi, of Inni, ik vind het jammer dat je naar de weg bent gegaan. Het duurde even voordat ik doorhad dat het om een kat ging.

Ongeloof

 Een onverwerkte gebeurtenis. Eerst worden er drie namen genoemd en vervolgens: Ik was bij jullie thuis en jullie waren er niet. De schrijver of schrijfster van dit bericht, kan het nog steeds niet geloven. Zo kort achter elkaar!

Dode haring

Dode haring

 Volwassenen schrijven in het algemeen over de gestorvene als geheel mens, kinderen kiezen vaker een detail dat hen altijd aan die persoon zal herinneren. Zo was opa Kees altijd heel grappig, mits hij in het gezelschap was van een zoute haring. Opa Kees herrijst een ogenblik uit de dood en zit weer lachend op zijn oude, vertrouwde stoel in de huiskamer. Dat gebeurt niet als er Opa Kees, ik mis je zo had gestaan. Dan was zijn stoel leeg gebleven en het gemis nog verstikkender.

Natuurlijke kringloop

 Een ander wil slechts laten weten dat hij of zij de natuurlijke loop van het leven respecteert: Mams, het is goed zo.

Verraad in cyberspace

Doodt hem!

 De nieuwe vriend van de weduwe van opa Rutger verdient weinig waardering in de ogen van de kleinkinderen. Verraad, vinden ze het van oma. Een kind van het cyberspacetijdperk beschrijft kort maar krachtig zijn vaders toestand: Mijn vader is dood, hij is er niet meer. Met een emailadres erbij, voor als zijn vader zich bedenkt.

Dood in het museum

Als de dood voor afscheid

 Zelf heb ik nooit afscheid kunnen nemen van mijn vader. Hij was ernstig ziek, dicht bij de dood, maar dat was hij al een paar jaar en telkens wist hij opnieuw een zware longontsteking te overleven. Praten over het naderende einde, stelde hij steeds uit. Tot er een slagader scheurde en zijn longen zich razendsnel vulden met bloed. Op dat moment was hij alleen. Een angstaanjagende dood, maar alleen zo kon hij voorkomen dat hij met zijn volle verstand voorgoed vaarwel moest zeggen. Voor hem een onmogelijke opgave.

Ik ben benieuwd wat het museum na afloop van de tentoonstelling met deze kaartjes doet. Voor sommigen klinkt het misschien bizar, maar ik zou ze graag eens allemaal lezen.

De dood leeft

Tussen leven en dood

Schildpad van hout

 Het Tropenmuseum bezit verder nog een grote collectie natuurgoden en andere inheemse kunst. Prachtig houtsnijwerk en metaalbewerking, maar het verstoort mijn filosofische mijmeringen over de dood en die handgeschreven kaartjes een beetje. Ik bevind mij zo aangenaam in een roes tussen leven en dood, dat ik het museum verlaat. Met een museumkaart kan ik er altijd zo weer binnenlopen. Ik lach nog wel even een schildpad toe. Zowel op de basisschool als de middelbare school heb ik allerlei schildpadden gecreëerd, van papier of klei tot een gefiguurzaagde met echt bewegende pootjes. Het was het enige dier dat ik kon tekenen.

Doodlopend

 Buiten gekomen, moeten mijn ogen even wennen aan het licht, Ik zie een parkeergarage met een onbereikbare ingang. Iemand zal de oprit wel gestolen hebben. Of verplaatst omdat het ding in de weg stond. Maar als je niet bekend bent in de stad, kan een slagboom op de derde verdieping toch tot flinke ongelukken leiden.

Oprit parkeergarage gestolen

God is dood

 Ook daar heeft Amsterdam echter iets op gevonden. Ik zie het pas goed vanaf mijn hotelkamer. Met behulp van het zonlicht worden gevaarlijke plekken in de stad gemarkeerd. Of hier goddelijke krachten aan het werk zijn, beschermengelen naar beneden liften of dat het gewoon gezichtsbedrog is, weet ik niet. Mooi is het wel, net als de surrealistische zonsondergang die volgt. Ik moet bekennen dat niet God, maar ikzelf hierbij een tikkeltje vals heeft gespeeld. Niet met de bedoeling het hemelse weer te beïnvloeden hoor, Heer. Ik ben het met Uw keuzes altijd eens. Ik ben het met de keuzes van een hogere macht altijd eens. Verplicht!

Aanwijzing Voorzichtig Rijden

Roken is dodelijk

 ’s Avonds heb ik een toevallige ontmoeting met een echte Amsterdammer. Ik sta tegenover het concertgebouw te fotograferen, als een vrij stevige figuur zijn fiets enkele meters van mij af tot stilstand brengt en iets uit zijn binnenzak haalt. Negeren, denk ik. Straks krijg je zo’n typisch Amsterdamse opmerking naar je hoofd geslingerd en weet je morgen pas wat je daarop had moeten antwoorden. Ik controleer broek- en jaszakken op de aanwezigheid van geldbuidel en waardepapieren, hoewel de man niet zulke lange armen heeft. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat hij een shagje draait. Ik maak nog een foto van het verlichte concertgebouw.

Tramhalte voor het Koninklijk Concertgebouw

 Als ik het toestel laat zakken, staat hij plotseling vlak voor me.
‘Heb je misschien een vuurtje voor mij?’ Hij steekt de sigaret in mijn richting.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik rook niet.’
‘Nou, dan zal ik maar zonder roken verder fietsen.’ Zijn stem klinkt warm en vriendelijk. Ik laat de woorden zakkenroller, tasjesdief, dealer, voetbalsupporter, wisseltruc, oplichter en bedelaar via mijn knieën het riool in stromen.
‘Een mooi moment om te stoppen,’ daag ik hem tot mijn eigen schrik uit.
‘Dan word ik knettergek,’ roept hij lachend over het Museumplein. (Bipolair?)
‘Nee, als ik elke dag zou kunnen lopen, dan was het wat anders.’ Hij tilt zijn linkervoet een stukje van het pedaal en wijst ernaar. ‘Die voet hè, ik kan er niet op staan, anders…’

Roken is dodelijk

 Hij stopt de sigaret in de binnenzak van zijn zwart katoenen jas en begint zijn gebruikelijke looproute te beschrijven. Tot Artis kan ik hem volgen, dan laat mijn inwendige Google Maps me in de steek. De fietsende, rokende – maar nu even niet – hardloper beschrijft de gebouwen, straten, cafés, nog meer cafés en uitstekende straatstenen die hij al rennend tegenkomt tot in detail. Niets daarvan komt mij bekend voor, maar terwijl ik naar de twee elkaar passerende trams kijk die ik precies in die positie had willen fotograferen, knik ik regelmatig ja en nee, met soms een zacht gesproken ‘o, ja’ er tussendoor. Enigszins wraakzuchtig door het gemiste plaatje, zie ik de Amsterdammer in de buurt van Delft het spoor op rennen. Hij praat en praat maar door richting Breda. In Dorst is hij plotseling thuis. Dat komt goed uit, want ik lust onderhand wel iets. Bipolair ligt uitgedroogd in de goot.

Rudi van Dantzig… Dood…

African Psycho

 Ik vertel de hardlopende fietser dat ik eigenlijk te dicht op het concertgebouw sta om het goed te kunnen fotograferen. Ik draai me om en loop een klein stukje over het gras. Hij steekt zijn hand op en rijdt weg. Waarschijnlijk op weg naar huis, vast niet naar Dorst. Ik houd hem in de gaten als ik naar de tram loop. Ik vergeet helemaal te fotograferen. Stom! Een echte Amsterdammer, die kom je niet elke dag tegen. Het heeft zo ook geen zin deze ontmoeting, deze close encounter, te melden op de website voor bedreigde diersoorten. Zonder bewijs zal niemand me geloven. Het kan me ook niet schelen. Een ontmoeting met een rasechte Amsterdammer, wie had dat gedacht. Zielsgelukkig, chocolaatje op mijn hoofdkussen, val ik op mijn hotelbed in slaap. Een zwaan neemt me mee in haar kist. Eigenlijk een zwanin dus. Ver weg, naar het Zwanenmeer. Rudi van Dantzig wenkt haar naar de oever. Ik de Prins? Dan moet ik toch eerst een kaartje schrijven in het Tropenmuseum. Waar is hier de nooduitgang..?

Zacht.

…Echt dons.

Soldaat…

… Verloren…

 Een zachte dood…

Dagsluiting in purper

Adam 2012, dag 7: Adams Anonieme Onderwereld

Het is steeds even slikken als ik te Amsterdam Centraal uit trein of tram stap. De nadrukkelijk aanwezige politiemacht is er natuurlijk om burgers en werknemers in het openbaar vervoer een veilig gevoel te geven. En dat werkt ook wel, maar het preventief fouilleren zit me niet lekker. Niet dat ik iets te verbergen heb, tenminste, niet in mijn kleding of bagage. Wapens of drugs zullen ze niet vinden. Daar ben ik dan ook niet bang voor. Maar ik heb iets veel gevaarlijkers bij me. Dat is me vorige week helaas verteld. Ik draag beroepsgeheimen met me mee, waarvan ik absoluut moet voorkomen dat ze in verkeerde handen vallen. Stil, niet te hard praten. Ook dit is geheim. Alles wat ik zeg is geheim.

Gecodeerd wildbreiwerk, politieboot op de achtergrond

Wat die beroepsgeheimen precies zijn, is me niet helemaal duidelijk. De gemiddelde spotter weet veel meer van treinen – waar ze rijden en waar ze horen te rijden – dan ik. Alle andere informatie die ik gebruik, komt van Wikipedia of de website van de NS. Je zou denken dat deze informatie, die publiekelijk toegankelijk wordt gemaakt door het bedrijf zelf, nooit geheim kan zijn. Maar dat zie ik verkeerd. Zodra ik iets weet, krijgt dat namelijk automatisch de status beroepsgeheim. En al die geheimen met je meedragen, er verantwoordelijk voor zijn, is echt geen pretje. Ik ben namelijk als de dood dat ik meteen doorsla als een agent begint te dreigen met geïntensiveerde verhoormethodes. Zeker zo pal langs het IJ. Ik houd wel van zwemmen, dat kon ik vroeger – bij P.S.V. – zelfs erg goed, maar met deze temperatuur watertrappelen in het IJ? Dan geef ik mijn geheim liever meteen bloot. (Niet tegenover elke agent hoor.)

Eerste tankdivisie Leopard II, vastgelopen rupsband (Kaptein)

Maar er is duidelijk meer aan de hand in Amsterdam. Gecodeerd wildbreien? Een terroristische aanslag? Wat doet ons Nationale leger anders in de hoofdstad? Zo kom ik de elite van de Nederlandse Tankbrigade tegen op het Waterlooplein. Ja, wel een beetje uitgedund. Leopard-tanks hebben ze in moeten leveren en de manschappen zijn allemaal naar huis gestuurd, maar de officieren verrichten onverstoord hun belangrijke taak. In dienst van het vaderland! In de huidige opzet lopen er twee majoors voorop, twee kapiteins – liefst met een zware basstem – erachter zorgen voor het Broem Broem, dan weer twee majoors voor de dekking in de rug en één luitenant – met krachtige bevelstem – zorgt midden achterop voor het kanongebulder. Op de schouders van de kapiteins zit de generaal op de uitkijk. De majoors dragen vanwege de veiligheidsregels een oranje waarschuwingsvest. Ondanks protesten dat dit in tijd van oorlog levensgevaarlijk is, weigert de Inspectie van Verkeer en Waterstaat voor deze doelgroep een uitzondering te maken. Waarschijnlijk de reden voor deze gepantserde divisie, zich linea recta Broem Broem Pang naar Artis te begeven.

Marineschip blokkeert rondvaartboot (met buitenboordmotor)

Handcrème van A.H.

Vanuit mijn hotelkamer zie ik dat zelfs de Nederlandse Marine aan de oefening deelneemt. De voormalige bemanning van de Hr. Ms. Zuiderkruis voert in hun nieuwe slagschip oorlog tegen een rondvaartboot met buitenboordmotor. Het is een ongelijke strijd en het zal me niet verbazen als ik vanavond vijf zeemansgraven op het IJ zie drijven. Maar ik vertik het toch ze te graven. Ik ben de oorlog even zat en ga mijn hotelkamer uit. Bij het monument dat herinnert aan de Februaristaking van 1941 ligt – hoe symbolisch – een half vertrapt vogelkooitje. Toekijken hoe onze buren worden afgevoerd vanwege hun geloof, dat nooit weer. Nooit meer fascisme, nooit meer rassenhaat, nooit meer eigen volk eerst. We beloven het plechtig. Zwijgen is toestemmen, dus we zullen nooit meer zwijgen. Om ons aan deze belofte te herinneren, is in het Amsterdams Museum Artikel 1 van de Grondwet steeds prominent aanwezig.

Februaristaking en gekooide vrijheid

Artikel 1 van de eerste Grondwet

Pal daaronder, de guillotine…

Guillotine

In de zeventiende eeuw kwamen ook veel filosofen en andere denkers naar Amsterdam. Officieel moest er van alles in Amsterdam en was evenveel verboden, maar zolang er geld verdiend werd hanteerde men een ruimhartig gedoogbeleid. De stad was er zelfs trots op: hier werden boeken gepubliceerd die overal ter wereld verboden zouden zijn. Intelligentie en zelfstandigheid waren deugden in de hoofdstad. En nog steeds wordt de Nederlandse filosoof Spinoza hier geëerd met een standbeeld. Het doel van de staat is de vrijheid, luidt de tekst op zijn sokkel. Tegelijk wordt om de hoek van de straat een nieuw leger samengesteld. Hoe ernstig wordt de vrijheid op dit moment bedreigd?

Leger, zeg maar leegst, in harnas.

In 1985 slingerde Secretaris-generaal van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, Michail Gorbatjsov, het woord Glasnost over de Berlijnse muur. Glasnost was nog diep bevroren en ongelooflijk hard, zodat de muur direct scheuren vertoonde. Achterstallig onderhoud zorgde er vervolgens voor dat de muur nog slechts geschikt was als podium en decor voor Pink Floyd. Deze band was al sinds begin jaren zeventig synoniem voor vrijheid van lichaam en geest. Een intelligente en beschouwende geest, als je naar de teksten van Roger Waters luistert. De Sovjetunie is daarna uit elkaar gevallen. De censuur verdween.

Filosoferen over filosofen

Ik ben eigenlijk op weg naar het Kattenkabinet, ik zie daar meer heil in dan in Rutte/Wilders, als ik op de Herengracht tot mijn stomme verbazing een kantoor van de Russische censuur tegenkom.

Russisch (censuur) bureau

Als je er even over nadenkt, niet zo heel vreemd natuurlijk. Amsterdam heeft nog steeds goede connecties met Sint Petersburg. Kijk maar naar de dependance van de Hermitage die in de hoofdstad gevestigd is. Best mogelijk dat die hele Peres-Trojka met Glasnost en al ligt opgeslagen in de depots van het museum. Op een stoffig kantoor aan de Herengracht zitten dus nog altijd communistische censoren, die nog nooit van Vrijheid van Meningsuiting hebben gehoord, braaf de werken van Dostojewski en Tolstoj te bekrassen. Boeken die in de boekwinkel om de hoek in zestig talen, compleet met aantekeningen van de auteur, verkocht worden.

Uitgeverijen

In Nederland wordt al decennia niet meer gecensureerd. Het is zelfs een schande als iemand probeert publicatie van een artikel of boek via de rechter te voorkomen. Artikel 7 van de Grondwet staat hoog in ons aanzien. Het Russische Partijkantoor wordt daarom geflankeerd door twee uitgeverijen. Verderop aan de Herengracht zitten er nog tientallen. Blijkbaar valt er aan censuur nog flink te verdienen.

Vermomde Postduif

Het kan ook zijn dat de Russen door Chinese postduiven misleid worden. Onlangs is bekend geworden dat door stropers gevangen, Nederlandse postduiven op weg naar huis, voor veel geld in China te koop worden aangeboden. Onder vermomming en flink gehersenspoeld komen de dieren terug naar Nederland. Wie weet met welke missie. Eigenlijk zou er een meldpunt moeten komen voor Chinees-Nederlandse postduiven in vermomming, maar dat ligt politiek gezien erg gevoelig.

Advocaten

Rusland, China, censuur en geld. Waarom verbaast het me niet dat aan de linkerzijde van de Russische kunstpolitie een groot advocatenkantoor gevestigd is? Je wordt gecensureerd, stapt boos naar een uitgever en neemt vervolgens een advocaat in de arm om je ontslag aan te vechten. Drie deuren naast elkaar in dezelfde straat, hoe gemakkelijk wil je het hebben.

Moszkowicz

Ja, de rijke partij neemt natuurlijk een bekende advocaat. Eentje die zelf de nodige contacten heeft met de onderwereld. Handig in het geval hij een zaak verliest.

Bijbels Museum

Op het bankje voor het gebouw links, zat op het moment dat ik daar langs liep, een dame op leeftijd een sigaret te roken. Dat wil zeggen, ik dacht in eerste instantie dat het een levend standbeeld was, zoals ik al een paar dagen op de Dam had zien staan. De vrouw zat onbeweeglijk stil en hield een rokende sigaret in haar hand. Ze keek niet op of om toen ik haar voorbij liep, op weg naar de andere kant van het bankje. Ik wilde alleen maar even mijn veters strikken om zonder ongelukken naar het Kattenkabinet te lopen. Toen ik de veters van mijn linkerschoen met twee handen vast had, ontplofte de vrouw van woede. Ze had zo een schelle stem, dat de hele gordel spontaan last van grachtenroos kreeg.

Herengracht

‘Wat sta jij hier nou klaar te maken, idioot,’ klonk het door gracht en gordel. Plat Amsterdams uit de oude doos.
‘Ik wilde, uhm, ik wilde alleen…’
‘Iedereen weet dat alleen hinkende Piet daar zit. Ik heb nog nooit iemand anders dan hinkende Piet daar zien zitten.’

Dat bleef ze nog een tijdje herhalen. Hinkende Piet is niet de naam die ze in werkelijkheid noemde. Om privacy-redenen heb ik die veranderd.
Ook omdat ik hem geen enkele keer goed verstaan heb.

Kattenkabinet

Eerste kabinet Rutcat, gedoogd door een Wilde Pers.

De laatste woorden van die vrouw heb ik niet meer gehoord. Toen zat ik al gezellig een visje te knabbelen met de staatssecretaris van muizenissen uit het eerste kabinet Rutcat, gedoogd door een Wilde Pers. Nog een beetje natrillend van de schrik, maar nog steeds een groot voorstander van Grondwet Artikel 7 en tegenstander van elke vorm van censuur.

Huisvuil gestort? Een zeldzame uitzondering.

Er zijn mensen die Amsterdam een vieze stad vinden, maar als Amsterdam nou één ding niet is, dan is het wel vies. De voor dit huis gestorte vuil, was binnen tien minuten opgeruimd. Ook sigarettenpeuken, waar je op Station Eindhoven bijvoorbeeld in kunt zwemmen, vind je hier nauwelijks op straat.

Gouden Bocht. Inderdaad, vrij complex.

Het Kattenkabinet bevindt zich naar eigen zeggen, in de Gouden Bocht. Veel kroegen kan ik echter in dit deel van de Herengracht niet vinden. Ik neem toch aan dat met gouden bocht, Heineken bedoeld wordt.

DNA IJburg

Op de terugweg naar mijn hotel, reis ik om via IJburg, dan zie ik dat ook eens een keer. Ik denk dat dit eiland samenwerkt met het Amsterdams Museum, ook hier heb je een DNA-card nodig om tekst en uitleg te krijgen. Jammer, maar die ligt nog in het hotel en het lijkt er niet op dat de card hier veel verkocht wordt.

Het is stil in Amsterdam, het is stil in IJburg.

Ik kijk wat verwonderd om me heen. Waar zijn alle geluiden gebleven? Klopt dit wel helemaal? Net buiten het centrum van Amsterdam, heerst een oorverdovende, bijna beangstigende  stilte.

Strand?

Het strand is verlaten,

Nieuw oud dorp

Geen beweging te bespeuren in het oude nieuwbouwdorpje aan de overkant van het water,

IJbrug IJburg of IJburgse IJbrug

Geen mens vertoont zich op straat,

De haven

Zelfs de meeuwen houden hun snavel.

Room with a view

Terug op mijn hotelkamer,

Wolkenspel (of iCloud)

Spelen zon en wolken een bijna post-apocalyptisch spel.

Post-apocalyptisch

De mistmachines bereiden de stad voor op de nacht.

Mistmachines

Nog één keer deze week, zal ik mij overgeven aan het duister, het zwart, de dreiging van een prachtig Verlichte onderwereld.

Nachtelijk uitzicht

Zonsondergang 1

Zonsondergang 2

Zonsondergang 3

 

The Birds

Illustratieve foto. Niet het aantal vogels van het verhaal.

Soms sta je compleet overdonderd, met open mond, naar de hemel te staren. Tegelijk bonkt het in je hoofd: waar is mijn fototoestel? Nu, meteen! FOTOTOESTEL. Natuurlijk ligt dat ding dan thuis. Samen met je mobiele telefoon, camcorder en andere apparatuur waarmee je tegenwoordig plaatjes kan schieten.

 Vanmiddag, zaterdag 21 januari, had ik weer zo’n moment. De avond was net gevallen. Het duister werd versterkt door onheilspellende onweerswolken. Ik kwam uit de supermarkt waar ik een paar ‘vergeten’ boodschappen had gekocht. Een spottende lach, kraaiend van plezier en zo te horen uit vele kelen, trok mijn blik omhoog. Vanaf de spoorzijde, het traject van Eindhoven naar Helmond, vloog een enorme kolonie roeken – of ander kraaiachtigen – over het parkeerterrein. Niet in een zwerm, maar in een colonne van een paar meter breed en honderden meters lang. Even voorbij het hek draaide de hele troep een cirkel omhoog, om vervolgens verder zuidwaarts te vliegen. Daarbij bleef de lintvorm intact, schijnbaar stilhangend als een slinger boven de feesttafel van een jarig kind. Minutenlang hield deze luidruchtige zwarte band  stand. Het moeten vele honderden vogels geweest zijn.

 Ik dacht onmiddellijk aan de beroemde film van Alfred Hitchcock. Zouden deze vogels zich groeperen om op een later tijdstip dood en verderf te zaaien onder de menselijke bevolking? Maakten ze zich nu al vrolijk over de onverwachte “coup d’oiseaux” die ze gingen plegen? Eindelijk, verheugde ik me, hier kwam de horrorwinter waar ik al zo lang op zat te wachten. Ik had toevallig enkele dagen eerder nog iets over het waarheidsgehalte in The Birds gelezen. Het vreemde gedrag van de vogels zou het gevolg zijn van een schaaldiervergiftiging, die de hersenen van dieren zodanig aantast dat ze alle gevoel voor machtsverhoudingen verliezen. Muizen vallen plotseling katten aan, kikkers roven ooievaarsnesten leeg, sprinkhanen gaan op bezoek bij hun buren: de familie schorpioen en vogels vallen mensen aan.

 Ik keek om me heen of er al sprake was van een lichte paniek onder het winkelende publiek. Niet dus. Er viel nog geen half V’tje spanning van de gezichten te lezen. Iedereen haastte zich, met als enige zorg: zo droog mogelijk blijven, naar zijn of haar auto. Er keek zelfs niemand naar boven! Kraaien, zijn hier kraaien? Waar dan? Ik zie ze niet! Tja, als je niet in horrorverhalen gelooft en zelfs weigert je blik af en toe eens omhoog te richten, dan gebeurt er ook niets. Zal er ook nooit iets gebeuren. Zullen sprookjes en verhalen over terreur en verdediging, wanhoop en heldenmoed, goed en kwaad, nooit waarheid worden. Als zelfs de grote Hitchcock met zijn vogels blijft zitten, waar moet het dan heen met Eindhoven? Culturele hoofdstad zonder fantasie? Slimste regio ter wereld? Laat me niet kraaien.