Onveilig contact (Vijftig tinten geel/blauw)

Windmolen

Het is vandaag donderdag. Beweert men. Donderdag 18 oktober. Donderdagmorgen 18 oktober 2012. Donderdagmorgen 18 oktober zo vroeg in de ochtend dat het nog nacht lijkt. Ik begin aan de laatste van vier hele vroege diensten en ben nog niet echt wakker. Meestal ontwaak ik zo rond half tien. Prettig als dan al een halve dienst voorbij is. Nu schrik ik wakker van de telefoon. Bijsturing. Of ik al aanwezig ben.
‘De hoofdconducteur heeft nog geen machinist gezien.’
‘Ik ben er vlakbij. Maar het is toch nog lang geen tijd?’
‘Nee,’ zegt de bijstuurder slaperig, zonder op de klok te kijken. ‘Over twee minuten moet je rijden.’ Aan zijn stem hoor ik dat hij de klok heeft gevonden. Ik kijk op mijn horloge. Lukt niet. Ligt thuis. Ik kijk op mijn telefoon. Nu zie ik wat er aan de hand is. Men heeft alle stationsklokken vijf minuten vooruit gedraaid.

   Op tijd of niet op tijd? Dat is niet de vraag. De twee SGM Sprinters willen namelijk wel rollen, maar niet rijden. Zodra ik tractie geef – tractie is het elektrische antwoord op gas – grijpt de ATB in en staat de trein vol op de rem. Samen met de hoofdconducteur – ofwel hc – controleer ik alle remkranen en handremmen, maar daar mankeert niets aan. Dan het Materieelbureau maar gebeld.
‘Zet u op de achterwand de vier meest linkse stotzen maar een keer uit. Dan resetten we de zaak even.’ Ik draai me naar de achterwand. Natuurlijk, resetten. Dat is het meest effectieve middel om heden ten dage storingen te verhelpen. Hoe kon ik het vergeten. Werkt er iets niet? Dan gaan we resetten.
De airco in een VIRM uitgevallen? Even resetten.
Storingen in de laagspanning? Moet je een trein ook niet aandoen, laagspanning. Probeer te resetten.
De SLT doet helemaal niets meer? Dan zou ik maar gaan resetten.
De deuren sluiten niet? Houdt u er rekening mee dat tijdens het resetten eerst alle deuren zonder klembeveiliging dichtslaan?
De Railpocket werkt niet? Heb je wel een soft reset gedaan?
WC defect? Resetten tot het dik onder de deur doorstroomt.

   ‘Nou, ik zie wel stotzen, maar daar staan heel andere nummers bij.’
‘De eerste vier zouden het moeten zijn.’
‘Die hebben allemaal de letter R, R1 tot en met R4 en niet F9 tot en met F12. Wacht, hier zie ik wel iets met remmen. Weet je wat, ik zet ze allemaal wel even uit.’ Vier of veertig, wat is het verschil?
‘Dat is goed. En wilt u ze over een minuutje dan weer inschakelen?’

   We zijn bijna een half uur aan het experimenteren als de storingsmonteur arriveert. Ik ben de trein diverse keren doorgelopen om iets te controleren of een schakelaartje om te zetten, maar het resultaat blijft nul. Mijn conducteur zit al lang en breed aan de koffie als de storingsmonteur vraagt of de blauwe lamp in de achterste cabine gaat branden als ik in de voorste cabine tractie inschakel.
‘Nee, daar heb ik niet naar gekeken. Ik heb wel via de achterste cabine de trein opgebouwd, maar ook daar gaf hij met een gele lamp een storing in de pneumatische rem aan, waarna de rode lamp van de ATB begon te branden. Blauw heb ik niet gezien. Heb ik ook niet naar gekeken.’

    Door al deze gekleurde lampjes te noemen, gaat de storingsmonteur een lichtje op. Binnen no-time heeft hij het probleem gevonden. Er is niets mis met de remmen, slechts een contactpuntje in het systeem zit los en is nu zo onbetrouwbaar dat het tijdens elke remming de storingsmeldlamp ten onrechte kan doen ontbranden, waardoor de trein – die buiten de communicatie tussen storing en storingsmelding gehouden wordt – denkt dat er iets grondig met hem mis is en uit alle macht de rem erop gooit. Een onveilig contact dat hersteld moet worden voordat de trein, of liever het treinstel, ingezet kan worden in de reizigersdienst.

   Ondertussen heeft de knooppuntcontroller mij een keer of tien gebeld met de vraag hoe het ermee staat. De trein naar Deurne is inmiddels opgeheven, maar nu komt ook de trein van Eindhoven naar Nijmegen in gevaar. Dat is namelijk dezelfde trein. Uiteindelijk stel ik hem voor de trein te splitsen en alleen het voorste stel te laten rijden, want daar zit het probleem niet. Misschien kunnen ze in Den Bosch de trein dan weer op sterkte brengen.

   Een prima idee vindt de knooppuntcontroller, maar die heeft geen rekening gehouden met de perronopzichter.
‘Als jij met die trein kunt rijden, dan onmiddellijk naar spoor vier twee!’
‘Maar als ik hem hier splits kan hij nog als negen zes één acht naar Den Bosch.’
‘Hallo, met de perronopzichter.’ Hij heeft het niet meer tegen mij, maar tegen de treindienstleider. ‘Ja, graag met spoed afrangeren naar vier twee.’
‘Dan gaat deze dus niet als negen zes één acht rijden,’ stel ik meer als conclusie dan als vraag.
‘Jij gaat direct naar vier twee.’
‘Dus het wordt niet de negen zes één acht,’ probeer ik een laatste keer. ‘Dan wordt ook die trein opgeheven.’
‘Maar wanneer rijdt die zesennegentig tachtig dan?’ Het klinkt enigszins geïrriteerd.
‘De zesennegentig achttien.’
‘O ja, de negen zes één… Nou je hebt al veilig. Ga eerst maar naar vier twee, als je daar bent, dan zien we wel weer verder.’

   Onderweg naar vier twee, belt de knoop weer.
‘Ik heb een retmachinist naar drie één gestuurd, daar staat ook nog een SGM. Hij rijdt via de westkant naar spoor zes, als jij die van vier twee er dan tegenaan zet, wordt dat de nieuwe negen zes één acht.’
‘Ja, dat is goed. Maar nu zit ik in het verkeerde stel. De achterste deel moet achterblijven. Ik kan dus alleen het opstelterrein af door eerst de trein te splitsen, dan door te rijden naar vier zeven, wissels om te gooien en dan via vier één terug naar het station te rijden. Dat kost wel wat tijd.’
‘Het is niet anders.’

    Ik kijk op mijn arm, maar daarom zit nog steeds geen horloge. Mijn gevoel zegt me dat ik al minimaal twee uur aan het rennen ben. Daarvan zal beslist één uur waar zijn. Op spoor vier twee komt er nog meer zweet bij. Teruglopen naar halverwege de trein, deze splitsen en in het deel van de trein dat in Eindhoven achterblijft de sluitseinen ontsteken. In verband met de kostbare tijd zet ik hem in deze cabine in de schoonmaakstand. Jammer voor de volgende vliegende spoorwegpersoon, maar nood breekt wet. (Tenzij het om een stervende zwaan gaat natuurlijk, maar dat spreekt voor zich.)

   ‘Oproep voor de procesleider NedTrain, over.’

‘Oproep voor de procesleider NedTrain, over.’

‘Oproep voor de procesleider NedTrain, over.

‘Oproep voor de procesleider NedTrain, over.

‘Oproep voor de procesleider NedTrain, over.’

‘Oproep voor de procesleider NedTrain, over.’

       Zucht.

   ‘Oproep voor de treindienstleider minimaal bevoegd NedTrain, over.’
‘Hier met de treindienstleider NedTrain, spreekt u vrijuit.’
‘Mag ik met het aankomende achterste deel van de negen zes een acht voorbij het S-bord op vier twee naar vier zeven en dan van vier zeven via vier één naar zes?’
‘Jij hebt toestemming om op spoor vier twee alfa het S-bord te passeren naar vier twee bravo, door naar vier zeven en als je omgebouwd bent mag je optrekken richting het S-bord op spoor vier één, over.’
‘Tweeënveertig voorbij het S-bord toegestaan en dan via zevenenveertig naar eenenveertig S-bord is begrepen. Bedankt en uit, uhm, sluiten.’ Uitsluiten? Ja, dat gebeurt hier steeds vaker. En dat ’s-morgens om zes uur, en een beetje vanwege alle reeds verrichte werkzaamheden.

    Ik mag van de echte treindienstleider het stopbord op eenenveertig passeren. Tegelijk zie ik een rood sein doven, terwijl er geen vrolijker kleurtje voor in de plaats komt. Ach, als ik dan toch bezig ben, kan er dat ook nog wel bij. Ik meld het gedoofde sein bij de treindienstleider die me zonder veel officieel geneuzel door laat rijden naar spoor zes. Nog even combineren en ik kan plaatsnemen waar ik thuis hoor: de cabine van een reizigerstrein mét reizigers. Even geen GSM-r, portofoon, of telefoongeklets meer aan mijn hoofd.

   Jammer, maar te vroeg gejuicht. Keurig netjes toucheer ik het treinstel voor me. Ik begroet het als ware het een oude vriend. Kwijtgeraakt maar nooit verloren. Hé, hoe is het ermee? Dat is lang geleden. Vertel eens…
   Maar het treinstel tegenover me vertrekt geen spier. Geen vriendelijk begroetingswoord komt er uit zijn mond. Ik laat mijn koppeldoos zachtjes tegen de zijne stoten, maar hij laat me stoïcijns weer achteruit rollen.

    Een collega op de vaste wal ziet het gebeuren. Dapper springt hij het spoor in om handmatig de koppeldoos van mijn treinstel open te trekken en weer te sluiten. Ik doe hetzelfde bij mijn tegenligger. Feitelijk niets anders dan het resetten van de koppeling. Nogmaals steek ik mijn hand uit als vriendschappelijke toenadering. Ditmaal wordt hij aangenomen. Hoera, de trein kan rijden. Zodra die een machinist heeft, maar die is onderweg, want dat ben ik. Dus nu even geen logistieke problemen. Geen logistieke problemen, hoort iemand mij?

    Terwijl de perronopzichter al zenuwachtig op zijn horloge staat te tikken, komt er een rangeerder aangelopen.
‘Deze trein wordt opgeheven. Ik moet hem naar de tuin brengen.’
‘Opgeheven? Terwijl ik er zoveel moeite voor heb gedaan?’
‘Ik kan er ook niets aan doen, ik moet hem alleen wegbrengen.’
‘En we hebben net zo fijn samengewerkt…’
‘Ja, dat zie ik.’ Het klinkt cynisch, een beetje dan.

   Wat troosteloos zie ik mijn trein in de verkeerde richting vertrekken. Maar echt tijd om te treuren krijg ik niet. Bijsturing aan de lijn.
‘Passagier maar naar Nijmegen, dan kun je daar je eigen dienst weer oppikken.’
‘Goed, dan ga ik naar Nijmegen passagieren.’

   Ik kruip zo onzichtbaar mogelijk in de achterste cabine van de trein richting Schiphol. Een trein die keurig op tijd vertrekt, waar een vriendelijk conductrice direct na vertrek de reizigers een prettige reis wenst en alvast waarschuwt voor werkzaamheden rond Arnhem, over twee weken.

Zo moet het. Ja. Zo moet het.

Maakt Eindhoven zich op voor een natuurramp?

Niet lang geleden schreef (en filmde) ik al over de vreemde natuurverschijnselen die zich dit jaar massaal manifesteren. En hoe de gemeente Eindhoven voortvarend reageerde op de Flash Flood die Zuid-Limburg trof. Maar ik vrees dat het te laat is. De Dommel geeft, en de Dommel neemt. Zoals volgende foto’s duidelijk aantonen.

Weggeslagen oever door snelstromend water

Nog vóór men in staat is geweest de wanden met metalen platen te verstevigen, heeft de snelstromende rivier al een fors deel van de oever met zich mee gezogen.

Acceleratie…

En die snelheid blijft maar toenemen. Door het water van oever na oever waden is nu levensgevaarlijk en wordt sterk afgeraden.

Reptielen die jarenlang een verborgen leven hebben geleid…

Als de waterstand in de rivier kunstmatig naar beneden wordt gebracht, valt een ondergronds gangenstelsel bloot waarin tientallen reptielen blijken te leven. Niemand weet hoe ver die gangen de stad ondergraven en er wordt serieus rekening gehouden met – plaatselijk diepe – verzakkingen. De schildpad rechts op de foto kan zonder hulp geen kant op. Maar niemand van NedTrain durft het dier te redden.

Ernstige verzakking bij de spoorbrug.

Ook de fundamenten van de spoorbrug zijn aangetast. De gemeente wil het nog even geheim houden tot er een oplossing is bedacht. Maar over deze brug loopt een vijftiental sporen waarop, naast een groot aantal reizigerstreinen dat per uur passeert, ook zware goederentreinen rijden of tijdelijk geparkeerd worden. Bij echt zware regenval kan het al snel mis gaan.

Wat voorspelt deze lucht?

Het begrip Zeevlam is ons ondertussen bekend, maar wat voorspelt deze lucht? Bovenstaande foto is gemaakt vanaf het NS-parkeerterrein aan de Dommel. Je kunt er het water tegen de tunnelwanden horen slaan en soms hoor je de plons van een zandwal die in de rivier stort. Kondigt deze lucht een naderende ramp aan?

dommel foot ferry

De oorsprong van de Dommel bevindt zich op het Kempens Plateau in België. Een volledig geërodeerd gebied dat slechts door de kunstmatige aanplant van naaldbomen als los zand bij elkaar wordt gehouden. Wat zal er in Eindhoven gebeuren als het in Peer eens een paar dagen lang regent? Of in het geval van een nucleaire ramp in één van de slecht onderhouden kerncentrales in België? Oost en West-Brabant zullen door de verwoestende rivier wreed in tweeën gedeeld worden, gelijk Vlaanderen en Wallonië. Er zal een taalstrijd plaatsvinden gaan op dood en leven. Amai.

Awel zulle, we zullen het gaan zien. Diejen Ollanders en hunne strijd tegen het water, die gaan ze verliezen. Zeker en vast.

Leguaan en andere reptielen verlaten hun ondergrondse woonplaats nu de Dommel hun ruimte opeist.

De machinist en de dood

De machinist

 De ware machinist is vierentwintig uur per dag bezig met zijn werk. Ook als hij beweert dat hij thuis een knop omdraait die werk en privé gescheiden houdt. Hij blijft altijd op zijn hoede bij overwegen. Oplettend naar links en naar rechts kijkend, ook al zijn de spoorbomen geopend en is er geen trein in de wijde omgeving te bekennen. Waar gewone mensen veel treinen bij elkaar zien, ziet hij met tranende ogen een kerkhof met verstoten materieel, vrienden van vroeger die ijlend vergaan. Verroeste rails blijven voor hem vlijmscherpe moordwapens.

Treinkerkhof

Eerste dode

 In Amsterdam is dat laatste maar goed ook. De trambanen alhier hebben noch overwegen, noch vrije baan. De machinist ziet het met klamme handen aan. Dit is toch levensgevaarlijk. Je moet knettergek zijn om in dit voertuig te willen rijden. Hoeveel mensen plakken er na afloop van je dienst nog geheel of gedeeltelijk aan de tram? De bestuurder haalt zijn schouders op. Wie geraakt wordt, had beter uit moeten kijken.
‘Hier is je rechterarm en sta niet zo te schelden. Ben blij dat je kop nog op je lijf zit en nou oprotten.’

Tweede dode

Taxi standplaats Stadsschouwburg

 Dat laatste lijkt meer een uitspraak van een taxichauffeur. Ruim tien jaar geleden zorgden de opeenvolgende ministers Jorritsma en Netelenbos voor de uitbraak van een taxioorlog. De taxiwereld veranderde van een gestructureerde, door misdadigers geleidde criminele organisatie, in een elkaar naar het leven staande, oncontroleerbare bendeoorlog. Die oorlog is – zeker in Amsterdam – nog lang niet ten einde.

 Vandaag, dinsdag – de vijfde dag alweer van mijn weekje Adam 2012 – loop ik, op weg naar het Tropenmuseum, per ongeluk over een taxistandplaats net voorbij het Leidseplein. Het voelt aan alsof ik mezelf zonder paspoort van Palestina naar Israël probeer te smokkelen. Mannen met een stevig postuur, die eerder op de motorkap van hun voertuigen rustten, komen dreigend mijn kant op. Ik stop zo onzichtbaar mogelijk mijn fototoestel in mijn tas en probeer kalm doch snel de overkant van de straat te bereiken. Die ziet er veilig blank uit, terwijl de taxirijders zonder uitzondering van Turkse afkomst zijn. Bovendien hebben deze kleerkasten allemaal een dubbele functie; taxichauffeur en uitsmijter, dat zie je alleen al aan hun manier van lopen.

Taxi bezet trambaan

 Uit de laatste taxi, die gedurende tien minuten links en rechts ruziënd op de trambaan heeft gestaan, stapt een kereltje dat niet groter is dan anderhalve meter. Hij begint met weidse gebaren te schreeuwen en te wijzen naar de tram. De andere bruine beren proberen soms te antwoorden of een tegenargument te geven, maar ze krijgen tot hun frustratie geen enkele kans. Dat leidt weer tot onderlinge duw- en trekpartijen. Voetgangers en fietsers bewegen met een grote boog om de taxistandplaats heen. Ik heb inmiddels mijn tramhalte bereikt en check mezelf de eerste de beste tram in. Geen mens komt ook maar enigszins bij een chauffeur in de buurt. Een taxi nemen in Amsterdam is alleen weggelegd voor gevorderden. En die lopen dan nóg het risico doodgeslagen te worden. Niets voor mij, ik heb nog drie nachten hotelservice voor de boeg. Met iedere avond een Zwitsers chocolaatje op mijn kussen…

 Een dag later heb ik, veilig vanaf de toiletten van de Stadsschouwburg, een paar foto’s kunnen maken van deze taxistandplaats. Ook nu moest één chauffeur met alle geweld de trambaan blokkeren. Maar dit keer bleven zijn collega’s behaaglijk in hun auto’s zitten. In Ankara zal het warmer zijn geweest.

Tropenmuseum

Derde dode

 Uiteindelijk bereik ik rond het middaguur het Tropenmuseum. Daar komt Magere Hein opnieuw om de hoek kijken, nu in de vorm van een tentoonstelling rondom dood, behandeling van de overledene en het hiernamaals. De Dagelijkse Dood bevindt zich achter zwarte gordijnen in een grote hal. Van het eerste kunstvoorwerp dat staat opgesteld, herken ik onmiddellijk de signatuur. De Belg Jan Fabre kan ik al ruim een jaar niet ontlopen. Ook nu weer weet hij te imponeren met dodelijke kunst, geïnspireerd op de mythe van Leda en de zwaan.

Dood onder een zwart doek

Jan Fabre: De Mythe van Leda

Nooduitgang voor doden

 Jan Fabre krijgt de ruimte, voor de rest is het maar een kleine tentoonstelling. Alles staat zo dicht op elkaar, dat ik met mijn negatieve brillenglazen soms de verkeerde inschatting van afstand en diepte maak. Ik kom enkele malen zo dicht bij de dood, dat ik zijn schaduw in mijn nek voel hijgen. Via De Dagelijkse Dood en Aankleden en Vervoeren, met simpele maar ontroerende fotoverhalen en ludieke kisten, bereik ik het hiernamaals. Hier kom ik tot de verbijsterende ontdekking dat de hemel een nooduitgang heeft! Maar als je via die route vlucht, waar kom je dan terecht?

Hienamaals met nooduitgang

Heel veel doden, ook dieren tellen mee

 Het meest onroerende en inspirerende deel van de tentoonstelling is naar mijn mening de herdenkingsmuur. Op deze wand kunnen bezoekers zelf teksten ophangen voor hun nabestaanden. Ik mis je, zijn daarbij vanzelfsprekend de drie meest gebruikte woorden.

Herdenkingswand

 Er zijn echter ook heel confronterende teksten. Lieve pap en mam, ik mis jullie. Ik ben nu wees. Het lijkt niet geschreven door een erg jong kind. Er spreekt wel een diep gewortelde beschuldiging uit: Ik ben wees omdat jullie me in de steek gelaten hebben. Geen prettig gevoel om de rest van je leven mee rond te lopen.

Wees

 Hoe zit het precies met Barbara, die in maart zes jaar is geworden. Of zes jaar geleden is overleden.

 Imi, of Inni, ik vind het jammer dat je naar de weg bent gegaan. Het duurde even voordat ik doorhad dat het om een kat ging.

Ongeloof

 Een onverwerkte gebeurtenis. Eerst worden er drie namen genoemd en vervolgens: Ik was bij jullie thuis en jullie waren er niet. De schrijver of schrijfster van dit bericht, kan het nog steeds niet geloven. Zo kort achter elkaar!

Dode haring

Dode haring

 Volwassenen schrijven in het algemeen over de gestorvene als geheel mens, kinderen kiezen vaker een detail dat hen altijd aan die persoon zal herinneren. Zo was opa Kees altijd heel grappig, mits hij in het gezelschap was van een zoute haring. Opa Kees herrijst een ogenblik uit de dood en zit weer lachend op zijn oude, vertrouwde stoel in de huiskamer. Dat gebeurt niet als er Opa Kees, ik mis je zo had gestaan. Dan was zijn stoel leeg gebleven en het gemis nog verstikkender.

Natuurlijke kringloop

 Een ander wil slechts laten weten dat hij of zij de natuurlijke loop van het leven respecteert: Mams, het is goed zo.

Verraad in cyberspace

Doodt hem!

 De nieuwe vriend van de weduwe van opa Rutger verdient weinig waardering in de ogen van de kleinkinderen. Verraad, vinden ze het van oma. Een kind van het cyberspacetijdperk beschrijft kort maar krachtig zijn vaders toestand: Mijn vader is dood, hij is er niet meer. Met een emailadres erbij, voor als zijn vader zich bedenkt.

Dood in het museum

Als de dood voor afscheid

 Zelf heb ik nooit afscheid kunnen nemen van mijn vader. Hij was ernstig ziek, dicht bij de dood, maar dat was hij al een paar jaar en telkens wist hij opnieuw een zware longontsteking te overleven. Praten over het naderende einde, stelde hij steeds uit. Tot er een slagader scheurde en zijn longen zich razendsnel vulden met bloed. Op dat moment was hij alleen. Een angstaanjagende dood, maar alleen zo kon hij voorkomen dat hij met zijn volle verstand voorgoed vaarwel moest zeggen. Voor hem een onmogelijke opgave.

Ik ben benieuwd wat het museum na afloop van de tentoonstelling met deze kaartjes doet. Voor sommigen klinkt het misschien bizar, maar ik zou ze graag eens allemaal lezen.

De dood leeft

Tussen leven en dood

Schildpad van hout

 Het Tropenmuseum bezit verder nog een grote collectie natuurgoden en andere inheemse kunst. Prachtig houtsnijwerk en metaalbewerking, maar het verstoort mijn filosofische mijmeringen over de dood en die handgeschreven kaartjes een beetje. Ik bevind mij zo aangenaam in een roes tussen leven en dood, dat ik het museum verlaat. Met een museumkaart kan ik er altijd zo weer binnenlopen. Ik lach nog wel even een schildpad toe. Zowel op de basisschool als de middelbare school heb ik allerlei schildpadden gecreëerd, van papier of klei tot een gefiguurzaagde met echt bewegende pootjes. Het was het enige dier dat ik kon tekenen.

Doodlopend

 Buiten gekomen, moeten mijn ogen even wennen aan het licht, Ik zie een parkeergarage met een onbereikbare ingang. Iemand zal de oprit wel gestolen hebben. Of verplaatst omdat het ding in de weg stond. Maar als je niet bekend bent in de stad, kan een slagboom op de derde verdieping toch tot flinke ongelukken leiden.

Oprit parkeergarage gestolen

God is dood

 Ook daar heeft Amsterdam echter iets op gevonden. Ik zie het pas goed vanaf mijn hotelkamer. Met behulp van het zonlicht worden gevaarlijke plekken in de stad gemarkeerd. Of hier goddelijke krachten aan het werk zijn, beschermengelen naar beneden liften of dat het gewoon gezichtsbedrog is, weet ik niet. Mooi is het wel, net als de surrealistische zonsondergang die volgt. Ik moet bekennen dat niet God, maar ikzelf hierbij een tikkeltje vals heeft gespeeld. Niet met de bedoeling het hemelse weer te beïnvloeden hoor, Heer. Ik ben het met Uw keuzes altijd eens. Ik ben het met de keuzes van een hogere macht altijd eens. Verplicht!

Aanwijzing Voorzichtig Rijden

Roken is dodelijk

 ’s Avonds heb ik een toevallige ontmoeting met een echte Amsterdammer. Ik sta tegenover het concertgebouw te fotograferen, als een vrij stevige figuur zijn fiets enkele meters van mij af tot stilstand brengt en iets uit zijn binnenzak haalt. Negeren, denk ik. Straks krijg je zo’n typisch Amsterdamse opmerking naar je hoofd geslingerd en weet je morgen pas wat je daarop had moeten antwoorden. Ik controleer broek- en jaszakken op de aanwezigheid van geldbuidel en waardepapieren, hoewel de man niet zulke lange armen heeft. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat hij een shagje draait. Ik maak nog een foto van het verlichte concertgebouw.

Tramhalte voor het Koninklijk Concertgebouw

 Als ik het toestel laat zakken, staat hij plotseling vlak voor me.
‘Heb je misschien een vuurtje voor mij?’ Hij steekt de sigaret in mijn richting.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik rook niet.’
‘Nou, dan zal ik maar zonder roken verder fietsen.’ Zijn stem klinkt warm en vriendelijk. Ik laat de woorden zakkenroller, tasjesdief, dealer, voetbalsupporter, wisseltruc, oplichter en bedelaar via mijn knieën het riool in stromen.
‘Een mooi moment om te stoppen,’ daag ik hem tot mijn eigen schrik uit.
‘Dan word ik knettergek,’ roept hij lachend over het Museumplein. (Bipolair?)
‘Nee, als ik elke dag zou kunnen lopen, dan was het wat anders.’ Hij tilt zijn linkervoet een stukje van het pedaal en wijst ernaar. ‘Die voet hè, ik kan er niet op staan, anders…’

Roken is dodelijk

 Hij stopt de sigaret in de binnenzak van zijn zwart katoenen jas en begint zijn gebruikelijke looproute te beschrijven. Tot Artis kan ik hem volgen, dan laat mijn inwendige Google Maps me in de steek. De fietsende, rokende – maar nu even niet – hardloper beschrijft de gebouwen, straten, cafés, nog meer cafés en uitstekende straatstenen die hij al rennend tegenkomt tot in detail. Niets daarvan komt mij bekend voor, maar terwijl ik naar de twee elkaar passerende trams kijk die ik precies in die positie had willen fotograferen, knik ik regelmatig ja en nee, met soms een zacht gesproken ‘o, ja’ er tussendoor. Enigszins wraakzuchtig door het gemiste plaatje, zie ik de Amsterdammer in de buurt van Delft het spoor op rennen. Hij praat en praat maar door richting Breda. In Dorst is hij plotseling thuis. Dat komt goed uit, want ik lust onderhand wel iets. Bipolair ligt uitgedroogd in de goot.

Rudi van Dantzig… Dood…

African Psycho

 Ik vertel de hardlopende fietser dat ik eigenlijk te dicht op het concertgebouw sta om het goed te kunnen fotograferen. Ik draai me om en loop een klein stukje over het gras. Hij steekt zijn hand op en rijdt weg. Waarschijnlijk op weg naar huis, vast niet naar Dorst. Ik houd hem in de gaten als ik naar de tram loop. Ik vergeet helemaal te fotograferen. Stom! Een echte Amsterdammer, die kom je niet elke dag tegen. Het heeft zo ook geen zin deze ontmoeting, deze close encounter, te melden op de website voor bedreigde diersoorten. Zonder bewijs zal niemand me geloven. Het kan me ook niet schelen. Een ontmoeting met een rasechte Amsterdammer, wie had dat gedacht. Zielsgelukkig, chocolaatje op mijn hoofdkussen, val ik op mijn hotelbed in slaap. Een zwaan neemt me mee in haar kist. Eigenlijk een zwanin dus. Ver weg, naar het Zwanenmeer. Rudi van Dantzig wenkt haar naar de oever. Ik de Prins? Dan moet ik toch eerst een kaartje schrijven in het Tropenmuseum. Waar is hier de nooduitgang..?

Zacht.

…Echt dons.

Soldaat…

… Verloren…

 Een zachte dood…

Dagsluiting in purper